Hectisch maar prachtig

Uiteraard is er de zon, het bloedhete zand tussen uw tenen en de baobabs, de vissersdorpjes en de mooie vogels. Maar Senegal is ook – en vooral – een charmant stukje Afrikaanse drukte op enkele uren vliegen van bij ons.

Op de plaats van het moderne Dakar lagen een goede honderd jaar geleden vier vissersdorpjes. Vandaag hebben ze plaats geruimd voor een metropool met bijna 3 miljoen inwoners. Het centrum van de Senegalese hoofdstad krioelt van het leven. Het lijkt één grote markt, met duizenden winkeltjes waar vanalles en niets te vinden is. Op de aarden voetpaden zoekt een dichte mensenmassa zich een weg tussen de winkeltjes van ambachtslieden, de kraampjes met specerijen, de klompen karitéboter, de meubelen en de piramides van groenten, fruit en... defecte auto’s.

Wie wil ontsnappen aan al die drukte om de koelte en de zilte zeelucht op te snuiven, of wie gewoon een boeiend uitstapje wil maken, neemt de boot naar de eilanden voor de kust. In Gorée bent u binnen het halfuur. Het is het bekendste, het mooiste en rustigste eiland. Het doet sterk aan de Côte d’Azur denken: huizen in oker en roze begroeid met bougainville, rode pannendaken, stille straatjes op een heuvel. Maar het heeft ook de pijnlijkste geschiedenis: vroeger was het de hellepoort die naar Amerika leidde, de havenstad van waaruit miljoenen slaven vertrokken, op een reis zonder terugkeer.

Zoutmeren en stranden

Terug op het vasteland, in Soumbédioune en Kayar steken de vissers van de Lebou tweemaal per dag de barrièreriffen over die langs de hele westkust van Afrika lopen. Telkens opnieuw een hachelijk avontuur, met hun primitieve prauwen in felle kleuren die uit de stam van een kapokboom zijn gehouwen en behangen met amuletten. Hoe gek het ook klinkt, de meeste van deze vissers kunnen niet zwemmen maar dankzij hen kan Senegal wél de gastronomische traditie van de tié-bou-dienne, de vis met rijst, in ere houden. Het is één van de lekkerste gerechten van de Afrikaanse keuken.

Het Roze Meer, veertig kilometer ten noorden van de hoofdstad, dankt zijn verbazende kleur, die van bleek-roze in de ochtend tot zachtpaars in de late middag varieert, aan micro-organismen die zich in het water hebben ontwikkeld. Hier gaan zwemmen is niet aanbevolen, al zult u er niet verdrinken want het water heeft een zoutgehalte van 360 tot 400 gram per liter, dus nog hoger dan dat van de Dode Zee! Heel de dag lang breken mannen met steenboren de dikke zoutplaten open die de bodem bedekken. Ze smeren zich in met karitéboter om hun huid tegen het zout te beschermen terwijl ze hun oogst in prauwen laden, die later aan de oever door de vrouwen worden gelost.

Voor traditioneel toeristisch plezier moet u ten zuiden van Dakar zijn. Daar ligt een kust met 120 kilometer fijne zandstranden, de Petite Côte. Hier zijn de meeste hotels geconcentreerd en met Fadiouth telt deze streek één van de mooiste dorpen van Senegal. Het ligt op een piepklein eiland, dat met een houten brug verbonden is met het vasteland. Er leven ongeveer duizend mensen en het hele eiland is bedekt met schelpen. De mannen van het dorp gaan op z’n Provençaals gekleed – een hemdje en een broek, sandalen, een alpinopet – en ze stellen hun pastis op prijs, ook al is hij niet goedkoop. Alleen het stokbrood onder hun arm ontbreekt om het stereotype beeld van de Franse visser compleet te maken!

Vogelparadijs

Zonder te kunnen concurreren met Kenia of Tanzania, heeft nu ook Senegal zijn safaripark. Bandia – op minder dan 50 kilometer van Dakar – is een prachtig reservaat dat in de jaren 90 door enthousiastelingen werd opgebouwd. In de vroege ochtend of bij zonsondergang is de kans dat u veel dieren ziet, het grootst: giraffen, koedoeantilopen, wrattenzwijnen, spiesbokken, impala’s, apen, buffels, krokodillen en witte neushoorns. Maar Senegal is op de eerste plaats een paradijs voor vogels. 150 kilometer ten zuiden van Dakar vinden zij, in de delta van de Sine en de Saloum, een natuurlijk reservaat van meer dan 70000 hectare: mangroven, galerijbossen, zandbanken. Op de bolongs, de eindeloze zeearmen overwoekerd door planten, kunt u vanin een prauw een uniek universum ontdekken. Op sommige plaatsen vormt de rijke plantengroei een gewelf dat nauwelijks zonlicht doorlaat en in het zuiden wordt de vegetatie nog dichter. Dit is Afrika op zijn mooist. Het voorportaal van de groene oases in Gambia en Casamance. n

Tekst: Eric Vancleynenbreugel – foto’s: Eric Vancleynenbreugel & Eric Valenne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content