Gelijk loon voor gelijk werk? Was ’t maar waar!

Vijftig jaar geleden legden de ruim 3.500 arbeidsters van de Fabrique Nationale (FN) het werk neer om de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen in het bedrijf aan te klagen. Waar staan we vandaag?

16 februari 1966. De arbeidsters – femmesmachines – van wapenfabrikant FN in Herstal beginnen een staking omdat vrouwen gespecialiseerd in het bedienen van bepaalde machines gemiddeld 25% minder verdienen dan de minst gekwalificeerde mannen. Het wordt één van de grootste stakingen uit de Belgische sociale geschiedenis. Na een strijd van twaalf weken en een protestbeweging die overslaat naar andere bedrijven, wordt een kleine stap gezet naar meer gelijkheid tussen werknemers en werkneemsters. De actie zet voor het eerst het principe van gelijk loon voor gelijk werk op de agenda en maakt vrouwen bewust van het belang van vakbondsdeelname. Toch is de strijd 50 jaar later nog niet helemaal gestreden.

9% minder loon per uur

Vandaag zouden vrouwen hetzelfde moeten verdienen voor hetzelfde werk. “Dat principe was trouwens al opgenomen in het Verdrag van Rome van 1957”, vertelt Sofie De Graeve van het Vrouwen Overleg Komitee (VOK). “Daarin staat letterlijk ‘dat iedere lidstaat er zorg voor draagt dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast‘. Maar de praktijk is natuurlijk anders, denken we inderdaad aan de staking bij FN 50 jaar geleden. Pas in de jaren ’70 wordt de eerste cao over gelijk loon voor gelijk werk onderhandeld. Sindsdien hebben we nog een paar wetswijzigingen gehad, zoals de antidiscriminatiewetgeving en die over de genderneutrale functieclassificatie. In sectoren zoals de overheid, waar barema’s gelden, wordt iedereen gelijk betaald. Maar in de sectoren waar er over het loon onderhandeld wordt, zien we nog altijd verschillen.”

“Ondanks de wetgeving is er vandaag nog altijd een loonkloof van 9% per uur en 22% op jaarbasis. Een belangrijke oorzaak van deze verschillen is deeltijds werk. Meer dan één op de vijf vrouwen vindt geen voltijdse baan. En twee op de drie vrouwen werken in laaggekwalificeerde banen. Mannen werken vaker in sectoren of bedrijven die beter betalen en/of meer extralegale voordelen (bedrijfswagen, gsm,...) bieden, zoals bijvoorbeeld de ICT-sector. Vrouwen werken dan weer vaker in sectoren met lagere lonen en weinig of geen extralegale voordelen. Dit alles resulteert in een niet te onderschatten loonkloof. Maar een deel van die loonkloof – die ook gevolgen heeft voor het pensioen – kan niet worden verklaard en heeft dus te maken met discriminatie.”

Glazen plafond is geen fabeltje

Als je over carrièrekansen praat, valt al vlug de term glazen plafond. Vrouwen stromen door tot bepaalde niveaus en dan stopt het plots. “Daar spelen verschillende elementen mee”, denkt Sofie De Graeve. “Het heeft zeker ook te maken met hoe mensen over mannen en vrouwen denken en de vertaling daarvan in de praktijk. Zo zijn er nog altijd werkgevers die ervan uitgaan dat vrouwen kinderen zullen krijgen en dus minder voor hun carrière zullen gaan. Er is ook de neiging van jury’s en commissies om voor gelijken te kiezen, waardoor die jury’s en commissies vaak nog altijd niet evenwichtig zijn samengesteld. Maar ook seksisme speelt mee: uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat uit gelijkaardige profielen vrouwennamen minder worden weerhouden dan mannennamen.”

Recent onderzoek van de Gentse universiteit toont aan dat mannen 50% vaker dan vrouwen worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek als het gaat om een job die kans biedt op promotie. Nog altijd overheerst de idee dat mannen vrijer zijn, meer aandacht kunnen besteden aan hun job omdat ze minder zorgtaken opnemen. Maar het ligt ook een beetje aan de vrouwen zelf. Ze aanvaarden minder snel hogere functies omdat ze meer het risico schuwen. Ook de gedachte dat degelijk leiderschap een voltijdse baan vraagt, overheerst nog steeds. En van mannen wordt sneller aangenomen dat ze voltijds zullen blijven (en moeten) werken.

Deeltijds werk, niet altijd een keuze

Vrouwen werken vaak deeltijds om gezin en werk beter te kunnen combineren. Maar in sommige sectoren – waar veel vrouwen werken – is deeltijds werk verplicht. Dat is vaak zo in de distributie-, schoonmaak- en verzorgingssector. Deeltijds werken zorgt voor een laag loon, maar ook voor een laag pensioen (zie verder). “Dat heeft niet alleen te maken met het lagere inkomen”, weet Sofie De Graeve, “maar ook met het feit dat deeltijds werk wordt omgerekend in voltijdse jaren en niet pro rato wordt berekend. Hierdoor kunnen deeltijds werkende vrouwen bijvoorbeeld nooit aan het vereiste aantal jaren komen voor een minimumpensioen.”

Veel vrouwen die in deze sectoren werken, zijn genoodzaakt om er een andere job bij te nemen, zeker als ze alleenstaand zijn. Als deeltijdser loop je bovendien ook bepaalde rechten mis. Wie minder dan 4/5 werkt, komt bijvoorbeeld niet in aanmerking voor betaald educatief verlof, waardoor je minder kans hebt om een bijkomend diploma te halen en een beter betaalde job te bemachtigen.

Wie onvrijwillig deeltijds werkt, kan in aanmerking komen voor een inkomensgarantie-uitkering. Maar in 2017 wordt deze uitkering gehalveerd. Een maatregel die vooral vrouwen zal treffen, want 79% van de onvrijwillig deeltijdse werknemers zijn vrouwen.

Vrouwen hebben pensioen gered

Een lager pensioen door een korte of onderbroken loopbaan

Het is cynisch, maar de maatregel die vrouwen gelijkschakelt met mannen op het vlak van de wettelijke pensioenleeftijd, speelt vrouwen behoorlijk parten. Tot 1996 kon een vrouw vroeger met pensioen dan een man: mannen hadden 45 loopbaanjaren nodig om recht te hebben op een volledig pensioen, vrouwen 40 loopbaanjaren én hun wettelijke pensioenleeftijd lag op 60 jaar. Dat werd als discriminatie van de man beschouwd en dus werd er een inhaalbeweging ingezet die 13 jaar duurde. Sinds 2009 ligt ook voor vrouwen de wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar en moeten ook zij 45 loopbaanjaren aantonen om recht te hebben op een volledig pensioen. En daar wringt het schoentje: het is voor vrouwen niet gemakkelijk om aan die 45 loopbaanjaren te komen omdat ze veel vaker een onvolledige loopbaan hebben (de tijd dat ze thuis zijn om voor de kinderen te zorgen, telt niet mee voor het pensioen).

Kom je niet aan 45 loopbaanjaren, dan heb je slechts recht op een pro rata van een volledig pensioen. “De gelijkschakeling van de loopbaanduur houdt te weinig rekening met de realiteit”, zei Magda De Meyer, voorzitter van de Vrouwenraad, op een studiedag hierover. “Vrouwen kregen geen compensatie voor deze zwaardere loopbaanvoorwaarden. Ze hebben bijgedragen tot de betaalbaarheid van de pensioenen, zonder er iets voor terug te krijgen.” “Meer nog”, bevestigt volksvertegenwoordiger Sonja Becq. “Vrouwen hebben op die manier de betaalbaarheid van de pensioenen verzekerd!”

Een lager pensioen door deeltijds werk

Het pensioen van vrouwen ligt ook vaak lager omdat ze korte of lange tijd deeltijds hebben gewerkt om voor de kinderen en/of ouders te zorgen Hun loopbaan vertoont daardoor gaten, die ze voor hun latere pensioen niet meer goed kunnen maken. Tenzij ze deeltijds hebben gewerkt in het kader van een loopbaanonderbreking of tijdskrediet dat gelijkgesteld is voor het pensioen.

Geen volwaardig statuut

En dan zijn er nog de vele vrouwen die als meewerkende echtgenote hebben gewerkt en die in dit statuut pas sinds 2005 eigen sociale rechten – waaronder een pensioen – hebben kunnen opbouwen.

Minder kans op vervroegd pensioen

Bereik je de wettelijke pensioenleeftijd – momenteel nog 65 jaar, maar 66 jaar vanaf 2025 en 67 jaar vanaf 2030 -, dan mag je sowieso stoppen met werken, ongeacht het aantal gewerkte jaren dat je op de teller hebt staan. Is dat minder dan 45 jaar, dan zal je uiteraard een lager pensioen hebben. Je kan ook vervroegd met pensioen, maar dan moet je zowel aan de leeftijds- als de loopbaanvoorwaarden voldoen. De regering Di Rupo was de eerste om aan die voorwaarden te sleutelen en ze geleidelijk op te schuiven. De regering Michel ging op dat elan verder en verhoogde de voorwaarden nog wat meer. In 2016 mag je op vervroegd pensioen als je 62 jaar bent en 40 loopbaanjaren kan aantonen. Tegen 2019 moet je 63 jaar zijn en 42 loopbaanjaren op de teller hebben. Ook hier zijn vrouwen de dupe, want veel vaker dan mannen voldoen ze niet aan de loopbaanvoorwaarden omdat ze een kortere loopbaan hebben. Drie op de vier vrouwen komen niet aan 42 loopbaanjaren, tegenover één op de vier mannen. In België bedraagt de gemiddelde loopbaan van een vrouw 35 jaar. Dit betekent dat er heel wat vrouwen in de toekomst tot hun 67ste zullen moeten werken.

Echtscheiding financieel nefast

Als vrouwen met een kortere of onderbroken loopbaan ook nog eens worden geconfronteerd met een echtscheiding, is hun situatie vaak allesbehalve benijdenswaardig. Zorgpartners hebben immers zelf geen of te weinig pensioen opgebouwd en dit wordt niet of onvoldoende opgevangen door de alimentatie. Hierdoor komen deze partners (meestal vrouwen) in een precaire financiële situatie terecht.

Alimentatie

“Voor alimentatie is het criterium na een echtscheiding niet langer een gelijkwaardige levensstandaard, maar wel de behoeftigheid (je krijgt dus minder), die wel wat genuanceerd wordt”, verduidelijkt advocaat Jan Roodhooft. “Men kan rekening houden met de economische terugval van de onderhoudsgerechtigde (meestal de vrouw), bijvoorbeeld als zij voor het huwelijk een job had met toekomstperspectieven, maar tijdens het huwelijk thuis bleef. De alimentatie is beperkt tot een derde van de inkomsten van de onderhoudsplichtige. Alimentatie is dus een onzeker iets. Gescheiden vrouwen met een onderbroken of korte loopbaan komen dan ook vaak in de problemen.”

“De vraag is natuurlijk of een huwelijk een garantie op een inkomen naar de toekomst moet geven? Daar kan je uren over discussiëren. Hoe dan ook is de partner die minder of niet gewerkt heeft het slechtst af bij een stelsel van scheiding van goederen. Stel dat een vrouw niet of amper gewerkt heeft en overspel pleegt, waardoor haar huwelijk op de klippen loopt. In dat geval heeft ze geen recht op een deel van de inkomsten die op naam van haar ex-echtgenoot staan en een alimentatie kan ze vergeten omwille van het overspel. Een vrouw die gehuwd is onder scheiding van goederen krijgt normaal ook geen deel van de levensverzekering of groepsverzekering van mijnheer. Het is belangrijk om daar voldoende aandacht aan te besteden op het moment van het huwelijk. Er zijn allerlei clausules mogelijk in het huwelijkscontract die dit milderen. Of je kan bijvoorbeeld jaarlijks verrekenen en een deel op jouw naam laten zetten.”

Pensioensplit?

Een voorstel van Sonja Becq, Nahima Lanjri en Stefaan Vercamer dat al tijdens de vorige legislatuur op tafel lag maar toen niet werd weerhouden, is de pensioensplit, waarbij de pensioenrechten worden gedeeld. Daarin wordt gepleit voor een verdeling van het wettelijk én het aanvullend pensioen, ongeacht of het koppel samenblijft of uit elkaar gaat, én ongeacht het huwelijksstelsel. Dit laatste is opmerkelijk, want bij een stelsel van scheiding van goederen heeft elke echtgenoot zijn eigen goederen en is er dus geen gemeenschappelijk vermogen. Dat het pensioen dan toch gedeeld zou kunnen worden, is een belangrijk punt.

Nog een opvallend punt in het voorstel is dat echtgenoten en samenwonenden die hun pensioenrechten delen, recht krijgen op een overlevingspensioen als één van de partners overlijdt. Gehuwden die in hun huwelijkscontract uitdrukkelijk afzien van de verdeling, maken geen aanspraak op het overlevingspensioen. Voor wettelijk samenwonenden geldt de omgekeerde redenering: zij zouden in het samenlevingscontract uitdrukkelijk kunnen kiezen om mee te stappen in het systeem van de pensioenverdeling.

Is deze pensioensplit voor morgen? “Niet meteen”, antwoordt Sonja Becq. “In het Regeerakkoord werd namelijk bepaald dat de pensioenkwestie voor gescheiden partners mee zal worden opgenomen in de discussie over het pensioen met punten. Maar we gaan ervan uit dat het er komt. En mocht dit niet het geval zijn, dan plaatsen we het opnieuw op de agenda.”

Pensioen als gescheiden echtgenote

Er bestaat wel zoiets als een pensioen voor gescheiden echtgenoten, maar dit geldt enkel voor ex-echtgenoten van loontrekkenden en zelfstandigen, niet voor ex-partners van ambtenaren. Bovendien heb je enkel recht op dit pensioen voor de jaren van het huwelijk waarin je zelf niet of onvoldoende hebt gewerkt om zelf een pensioen op te bouwen. En dit pensioen ligt niet erg hoog: 37,5% van het loon van de gewezen echtgenoot. Sonja Becq: “En dan is er nog dit: stel, je hebt als vrouw drie jaar niet gewerkt om zorgtaken op te nemen. Dan kan je voor die drie jaar een pensioen als gescheiden echtgenote krijgen, op basis van de tewerkstelling van je exechtgenoot. Maar deze drie jaar tellen niet mee voor je eigen loopbaan, waardoor veel vrouwen zelfs niet aan een minimumpensioen komen. Ook daarover heb ik een wetsvoorstel ingediend.”

ANNEMIE GODDEFROY

In België bedraagt de gemiddelde loopbaan van een vrouw 35 jaar.

58% van de vrouwen heeft een pensioen van minder dan €1.000, tegenover 32% van de mannen. Bron: ACV

Wereldwijd verdienen vrouwen nu ongeveer evenveel als mannen in 2006. Bron: Global Gender Gap rapport van het World Economic Forum

46% van de Belgische vrouwen werkt deeltijds, tegenover 10% van de mannen Bron: ACV

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content