‘Foodfotograaf’ Tony Le Duc:”Oesters en preien zijn mijn fotomodellen”

Bekijk eender welke foto van ‘foodfotograaf’ Tony Le Duc – een kreeft, een hamrolletje, een cake – en u moet watertanden. U ontsnapt er niet aan. “Maar kookboeken zijn dan ook veel meer dan handleidingen vol recepten. Ze zetten de lezers aan het dromen.”

Op het gebied van de culinaire fotografie is Tony Le Duc dé referentie in België. Zijn studio is uniek, met aan de ene zijde een volledig uitgeruste keuken en aan de andere kant een bureau en lichttafel bezaaid met diapositieven. Door een doorschijnende koepel valt een diffuus licht en zijdelings heeft hij een harde lichtbron geplaatst waarvan het licht door een gewelfd glas wordt gestuurd. “Het is het soort glas dat in de jaren 50 in wc-deuren werd gebruikt. Het breekt het licht op ideale wijze zodat het mooi verdeeld wordt over het voedsel dat ik wil fotograferen. Ik sleur die glasplaat overal met mij mee want vandaag is dit glas bijna onvindbaar. Op de luchthaven leidt dat soms tot lastige toestanden want ik wil ze in mijn handbagage meenemen. Als ik deze plaat zou verliezen, zit ik in de problemen!”

Plus Magazine: U werkt het liefst met natuurlijk licht?

Tony Le Duc: Jarenlang heb ik in een donkere studio gewerkt, met flitslicht. Sinds een jaar of zeven is de tendens omgekeerd en zijn de fotografen opnieuw met daglicht gaan werken, voor culinaire maar ook voor interieurfotografie. Thuis koken werd opnieuw trendy en daarom probeerde men die huiselijke sfeer ook met foto’s op te wekken. Zo zijn er al diverse stijlen de revue gepasseerd. Eind jaren tachtig was alles heel barok, met veel tierelantijntjes en heel warm licht. In de jaren negentig kwam een tegenreactie, met een minimalistische periode en veel zwart-witmotieven. Onder invloed van de Angelsaksische bladen ging men de laatste jaren veel werken met witte achtergronden, frisse tinten, onscherpe beelden en daglicht. Dat zijn golfbewegingen waarin je als fotograaf meegesleurd wordt, net zoals interieurarchitecten of modeontwerpers. Iedereen beïnvloedt elkaar, wat resulteert in een bepaalde tijdssfeer.

U hebt hier een keuken in uw studio. Hoe gaat u concreet te werk?

Ik werk met een kok en vanuit de keuken krijg ik elk ingrediënt apart aangereikt. Als ik met chefs van restaurants werk, leidt dat soms tot discussies. Zij maken een mooi gedresseerd bord op en willen dat op die manier op de foto. Voor een klant die het bord krijgt voorgeschoteld en die vanuit vogelperspectief naar het gerecht kijkt, is dat wel mooi maar ik gebruik een heel laag camerastandpunt om bepaalde ingrediënten beter te benadrukken. Eerst leg ik bijvoorbeeld de pasta voor de camera, zodat het licht er mooi invalt. Dan voeg ik er tomaatjes aan toe op zo’n manier dat het geheel een evenwichtige compositie vormt. Ik probeer zoveel mogelijk volume in het gerecht te brengen, dat maakt het smakelijker. Wat gefrituurd is smeer ik in met olie, wat gekookt is bewerk ik met water. Zo en niet anders. Want olie op een tomaat bijvoorbeeld, dat blinkt veel te hard en ziet er plastiekerig uit. Het zijn kleine dingetjes die je moet weten, noem het maar mijn trukendoos!

Eigenlijk heeft dat niets meer met koken te maken. Zijn die producten werkelijk eetbaar op dat moment?

We koken uiteraard in functie van de beelden. Bij mosselen of groenten bijvoorbeeld koken we erg kort, zodat de buitenkant even warmte heeft gevoeld. Dan laten we het voedsel schrikken in ijskoud water. Zo ziet het eruit alsof het gekookt is, maar vanbinnen is het nog hard. Dat is dus niet eetbaar, maar wel perfect voor de foto want dan blijft het geheel stevig. Het zakt niet in elkaar. In dat opzicht fotografeer ik niet de realiteit. Het is net zoals met fotomodellen, die worden ook opgemaakt voor een fotosessie. Maar mijn modellen zijn voedingswaren, dat is het verschil. Eerlijk gezegd, ik heb liever een gezellige babbel met de chef achter het fornuis dan al die glitter van de modewereld!

Wat zijn dan uw meest weerbarstige fotomodellen?

Alle weekdieren zijn moeilijk, maar in het bijzonder de mosselen. Ze zijn harig en slijmerig, het is echt moeilijk om zoiets appetijtelijk voor te stellen. En naargelang de soort en de manier van koken, treden er grote verschillen op. U kunt u niet voorstellen hoeveel porties we soms koken voor we die ene goede foto hebben.

Hoe wordt iemand in godsnaam ‘foodfotograaf’?

Zoals veel dingen in het leven is dat eerder toevallig gegaan. Door de microbe van de fotografie was ik al vroeg gebeten. Op mijn elfde lag ik op mijn buik in de tuin plantjes te fotograferen. Op mijn veertiende vertrok ik met de scouts op wereldjamboree en bij die gelegenheid schraapte ik al mijn geld bijeen voor mijn eerste reflexcamera. Terwijl mijn klasgenootjes op woensdagmiddag gingen sporten, kroop ik in de donkere kamer. Dat vond ik fantastisch. Hele nachten heb ik daar doorgebracht! Daar leer je het vak. Een vel papier in een badje onderdompelen en dan een beeld zien verschijnen, dat zou elke beginnende fotograaf moeten meemaken. Nu is de computer de donkere kamer geworden en is dat chemische proces volledig onderdrukt. Ooit zal ik ook moeten overschakelen op digitale fotografie, noodgedwongen, maar voorlopig werk ik nog met klassieke filmpjes. Nog geen enkele digitale foto is vijftig jaar oud, we moeten dus nog zien wat dat zal opleveren. Ik vrees ook dat de digitale fotografie een kwaliteitsverlies met zich zal meebrengen. Er zal steeds meer beeld zijn, maar het kwalitatieve beeld kan flink vervagen.

Maar goed, ik was dus heel jong al gebeten door de microbe en heb ook in die richting gestudeerd. Tijdens mijn studietijd trok ik mijn stoute schoenen aan en schreef enkele tijdschriften aan. Tot mijn verbazing kon ik aan de slag bij Libelle. Toen Knack Weekend van start ging werd ik gevraagd voor de kookfoto’s. Zij waren de eersten die begonnen met echte kookreportages, daarvoor hadden de meeste bladen alleen maar kookfiches.

Hoe ziet een goede culinaire foto er volgens u uit?

Met de jaren is mijn visie veranderd. Toen ik begon, kende ik niet veel van koken maar nu heb ik meer respect voor de producten gekregen en wil ik de foto’s een educatieve waarde meegeven. Aan de mensen laten zien hoe een prei er uitziet en hoe een rode kool. Niks verdoezelen, maar alles heel puur tonen. Ik ben daar redelijk ver in gegaan. Zo heb ik een reeks extreme close-ups genomen, ik ben als het ware met de camera in het voedsel ge- kropen. Dan wordt het organische plots heel vlezig, ruw, shockerend zelfs. Als je bij een steak de vezeltjes ziet in close-up, dan lijkt dat bijna op een openhartoperatie. Sommigen vinden dat te voyeuristisch, ik niet. Dat zijn niet de foto’s die in tijdschriften verschijnen, maar ik kan er wel mijn artistieke ei in kwijt. Een zwevende oester bijvoorbeeld, daar moet je niet mee afkomen bij magazines! Maar met dat soort foto’s heb ik al vaak deelgenomen aan tentoonstellingen in musea of op events.

Sinds een drietal jaar bent u met journa-list Filip Verheyden een eigen uitgeverij begonnen. Waarom verkopen kookboek-en zo goed?

Veel mensen kopen kookboeken als droombeeld. Negen op de tien kopers hebben geen tijd of willen de gerechten zelfs niet klaarmaken. Een kookboek is een verzamelobject geworden. Daar heb ik ook aan meegewerkt. Toen wij onze uitgeverij hebben opgericht, was dat eigenlijk omdat we een andere weg wilden inslaan. We stelden vast dat vele mensen de basis van het koken verleerd hebben, ze weten niet meer hoe ze mayonaise moeten maken. Onze eerste publicatie, De basis, bracht daarom een aantal basisbereidingen samen, met één mooie foto op de ene bladzijde en het recept op de andere. Mooi verpakt met een kaft in zwarte stof, een leeslint en goud op snee. Dat concept hebben we doorgetrokken in de filmpjes die we voor Man bijt hond hebben gemaakt. Smik-smak was een culinair programma zonder chef. Het recept van kroketjes werd uitgebeeld in de vorm van een animatiefilmpje op de muziek van Tik-Tak. Dat wordt één van mijn volgende uitdagingen: ik wil filmen zoals ik fotografeer. Te weinig culinaire programma’s zetten het voedsel in het middelpunt van de belangstelling. En in mijn ogen zijn de producten de echte sterren van de keuken, niet zozeer de kok. n

Filip Godelaine – foto’s Benny De Grove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content