eten zoals in de prehistorie!

Wat is het verschil tussen de homo sapiens die op mammoeten jaagde en de mens die... bonnetjes knipt uit reclamefolders? Er is nauwelijks verschil! Zou het dan toch waar zijn dat we vele kwalen kunnen voorkomen door ons te voeden zoals onze voorouders?

Bij onze heel verre voorouders waren de taken netjes verdeeld: terwijl de man op jacht ging, zocht de vrouw naar eetbare planten. Ze vond uien, wilde artisjokken, wilde wortelen en allerlei koolsoorten. Plus kruiden die zeer gegeerd waren: cichorei, tuin- en waterkers, spinazie, venkel, veldsla, netel, zurkel, paardenbloem,... Deze planten bevatten hoge dosissen flavonoïden met antioxiderende eigenschappen. De meeste vruchten werden rijp gegeten en waren daardoor rijk aan micronutriënten. Bovendien bezaten groente en fruit wellicht een hogere dosis vitamines en mineralen dan de groente en fruit die we vandaag in de supermarkt kopen. En vroeger waren er geen insecticiden, geen genetisch gemanipuleerd voedingswaren, geen uitgeputte gronden... Evenmin waren er snacks te krijgen of kant-en-klare schoteltjes uit de supermarkt. “Typisch aan onze tijd”, zegt dr. Jean-Paul Curtay, “is dat ons voedsel zeer calorierijk is, maar paradoxaal genoeg, arm aan de voedingsstoffen die we nodig hebben. We eten immers niet voldoende groente en fruit. En bijna 80 % van de mensen zet niet eens elke week vis op het menu, terwijl internationale deskundigen aanraden drie keer per week vis te eten!”

Op zoek naar nutriënten

Voor de wetenschapper is de oplossing voor ons probleem echter niet altijd in de koelkast te vinden: “Om de noodzakelijke voedingsstoffen binnen te krijgen moeten we vooreerst zorgen voor een evenwichtige en gezonde voeding. Dit is zeker waar voor vitamine C en calcium. De aanvoer van calorieën zou echter extreem de hoogte inschieten wanneer we magnesium enkel zouden zoeken in oliehoudende planten. Wat de vitamines K en E betreft: deze zijn haast niet te vinden in de hedendaagse voeding.”

In 2008 komt geen scheurbuik meer voor, en toch zijn er nog mensen die lijden aan ernstige tekorten. “De meesten van ons zouden een tekort hebben aan vitamine E, magnesium en omega-3-vetzuren. Wat bijvoorbeeld het magnesium betreft, hebben we ongeveer 600 mg nodig per dag en daarvan absorberen we ongeveer de helft. Dit zou de reden zijn van een groot aantal spastische klachten zoals rugpijn, een trage darmtransit, vermoeidheid, hoofdpijn... En wat meer is: langs de urine scheiden we het ingenomen magnesium snel weer uit.”

Een magisch brouwsel in capsules?

Is het verstandig, de ontbrekende nutriënten te slikken in de vorm van een pilletje? “Voedingssupplementen zijn een efficiënte hulp, maar toch blijft een gezonde voeding en voldoende stress-controle de basis van een goede gezondheid”, zegt Dr. Curtay. “Ik vergelijk de nutritherapie vaak met onze kleding. Het is misschien niet natuurlijk om u te kleden, aangezien onze verre voorouders naakt leefden. Maar in de winter maakten ook zij gebruik van dierenhuiden om zich te beschermen tegen de koude en zo iets comfortabeler te leven. De voedingssupplementen vervullen een vergelijkbare rol: ze brengen ons, net als de pelzen vroeger, wat meer comfort. Ze versterken bijvoorbeeld het geheugen en verhogen de weerstand tegen infecties.”

Minstens even belangrijk als het aanvullen van nutriënten, is de basiskwaliteit van het voedsel. Daarom is onze specialist een grote voorstander van biologisch voedsel: “Diverse studies tonen aan dat ze meer vitamines en mineralen bevatten. Een biokiwi is rijker aan vitamine C en aan polyfenolen en in de melk van een biokoe treffen we hogere dosissen omega-3-vetzuren aan. Dat zijn feiten. Dus is de keuze snel gemaakt. Als ik dan nog één goede raad mag geven, is het wel deze: eet zo weinig mogelijk industriële bereidingen (koekjes, kant-en-klare maaltijden, enz.) want die bevatten doorgaans te veel zout, suiker en vetten van slechte kwaliteit.”

Vroeger at iedereen bio!

Voedingsdeskundige Taty Lauwers heeft een heel eenvoudige manier om het belang van de biovoeding te benadrukken. “Pas sinds enkele tientallen jaren worden chemische producten aan de voeding toegevoegd. Voordien at iedereen sowieso bio! De biologische voeding is dan ook niets anders dan de beredeneerde manier om zoveel mogelijk krachten te halen uit de natuur, terwijl de intensieve landbouw de natuur wil domineren en onderwerpen. Dit betekent echter niet dat biovoeding een wondermiddel zou zijn! Wie chips eet, en koekjes en andere rommel, het mag dan nog bio zijn, zal nooit het nirwana van de gezondheid bereiken!”

Dr. Danielle Moens, gespecialiseerd in voeding en esthetiek, klinkt iets gematigder: “Helaas beschikken we nog niet over bruikbare en betrouwbare wetenschappelijke studies die het nut van bio op onze gezondheid onomstotelijk bewijzen. Ik constateer wél dat personen die zich op die manier voeden, zich beter voelen in hun vel. Maar ik moet er meteen aan toevoegen dat ze doorgaans ook een gezondere levensstijl hebben: ze roken niet, ze eten meer fruit en groente... Toch raad ik bioproducten ten zeerste aan voor kinderen en voor hen die veel voltarweproducten eten, want daar concentreren de pesticiden zich vooral op het niveau van het buitenste omhulsel.”

(Bron uitspraken van Dr. Moens: ‘Rondetafelgesprekken’ georganiseerd door Delhaize – Bron uitspraken Taty Lauwers: www.taty.be)

Rauw én gekookt

In de prehistorie bestond het hoofdbestanddeel van de voeding (zeg maar: 2/3de van de maaltijden) vooral uit producten die verzameld werden – fruit, groente, noten, oliehoudende planten...- en daarna snel moesten geconsumeerd worden, zonder koken of invriezen. Er bestond nu eenmaal geen koelkast of een kookplaat. En toch is het eten van rauwe producten niet zo ideaal als vaak wordt voorgesteld, stelt dr. Curtay: “Er zijn voordelen aan verbonden, zoals het behoud van vitamine C die anders door de hitte wordt geëlimineerd. Daartegenover staat dat we bijvoorbeeld meer caroteen opnemen wanneer we de worteltjes eerst koken. Het best is, zowel gekookte als ongekookte producten te eten.”

Nog een beetje mammoet?

Wetenschappers hebben becijferd dat de holbewoners ongeveer 30 % van hun calorie-inname uit eiwitten haalden. Dit is twee keer meer dan de moderne mens. Deze inname van eiwitten was echter zeer onregelmatig: het gebeurde vooral nadat men een dier had gedood. Anderzijds werd dit vlees niet alleen vers gegeten, na de jacht, maar ook als men een dood dier vond, werd er hartelijk van gesmuld. Vandaag is het een beetje moeilijk om op deze manier de wouden af te schuimen op zoek naar vlees. Maar we vergeten wel eens dat 100 gram sprinkhanen, rode mieren, krekels of rupsen even veel eiwitten leveren als 100 gram rundvlees maar met meer ijzer en minder vetten. Waar wacht u nog op?

Het goede wildseizoen

Een alternatief voor de sprinkhanen en co, en een dat dichter aanleunt bij onze culinaire cultuur, vormen de kleine dieren zoals slakken en kikkers. Zij zijn een goudmijn aan zwavelhoudende aminozuren, de voorlopers van glutathion dat onze belangrijkste cellulaire ontgifter is en daarom onmisbaar voor de goede werking van ons organisme. De kraakbeenderen van deze diertjes brengen silex aan, glucosamine en chondroitine, sterke wapens tegen artrose.

Maar het vlees dat nog het dichtst aansluit bij wat onze voorouders aten, is wild: fazant, kwartel, parelhoen, haas, rendier, hert, bizon, struisvogel... Deze vleessoorten bevatten hoge dosissen eiwitten, aminozuren en omega 3. Het vlees van in volle natuur gefokte dieren is bovendien minder vet en op het vlak van de voedingswaarde interessanter dan deze van gekweekte dieren. En de lange beenderen verschaffen merg, dat rijk is aan fosfolipiden (belangrijk voor de opname van nutriënten) en sfingolipiden (voor de celvernieuwing).

De terugkeer van de niertjes

In de rekken van de slagerij zijn ze nog het minst gegeerd en toch zou dit orgaanvlees meer op ons menu moeten komen. Het bevat veel vitamines (A, B) en mineralen (ijzer). Dit orgaanvlees is het beste wanneer het afkomstig is van dieren die gefokt zijn in de natuur en die over een biolabel beschikken, wat wil zeggen dat ze niet preventief behandeld zijn met geneesmiddelen.

Anderzijds werd tijdens het paleolithicum weinig aan visvangst gedaan, behalve door volkeren die aan zee woonden en vaak schelpdieren plukten. Deze zijn, net als vette vissoorten, een belangrijke bron van vetzuren en eiwitten van goede kwaliteit. Ze brengen ook essentiële mineralen aan: zink, koper, ijzer, jodium, selenium...

Graangewassen werden slechts vanaf het laatpaleotlithicum geconsumeerd, en ze werden in kleine hoeveelheden gegeten. Goed nieuws: de biomarkt promoot zowel producten die nog weinig bekend zijn als quinoa, bulgur, boekweit, gierst, amarant, kamut als volkorenproducten, rijk aan vezels en mineralen.

De jacht op het vet

De homo sapiens kon niet echt profiteren van vet van dierlijke oorsprong, want in die tijd galoppeerden de dieren in volle vrijheid rond. Hun vlees bevatte dus niet veel vet. Tegenwoordig beveelt de wetenschappelijke wereld aan om de inname van verzadigde vetzuren te beperken. Met name in de industriële koekjes zijn ze in hoge mate te vinden. Veel beter zijn plantaardige oliën, oliehoudende planten, vette vissoorten... Deze onverzadigde vetzuren (de ‘goede’ vetten) doen het gehalte aan cholesterol dalen, voorkomen hart- en vaataandoeningen en zijn zelfs nuttig voor de goede werking van onze hersenfuncties. Ze zouden ook ontstekingsremmend en antidepressief werken.

Wat leggen we zeker in ons bood-schappenmandje om in vorm te blijven? Sardines, ansjovis, makreel, zalm, tonijn, schaaldieren, lijnzaad, oliën (lijnzaadolie, olijfolie, koolzaadolie – maar géén palmolie), groenten, olijven, avocado’s, margarines, noten en andere oliehoudende planten, eieren verrijkt met omega-3...

Hara Hachi Bu

De prehistorische mens kreeg met de voeding niet minder dan 3000 calorieën per dag binnen, voor ons zijn er dat 2300. Maar onze voorouders waren heel wat actiever en moesten zich zowel ’s winters als ’s nachts beschermen tegen de koude. Vandaag trekt de Okinawa-archipel heel wat onderzoekers aan want er wonen opvallend veel gezonde honderdjarigen. Een van hun geheimen, naast hun menu op basis van plantaardige producten en groene thee, blijkt de levensregel Hara Hachi Bu te zijn. Dit wil zeggen: nooit eten tot je een volle maag hebt. Deze mensen stoppen met eten wanneer ze zo ongeveer 80 % verzadigd zijn. Ze voelen zich niet loom na de maaltijd en blijven alert voor de signalen die hun lichaam uitzendt. De inwoners van Okinawa nemen per dag zo’n 1800 calorieën in, West-Europeanen zoals wij 2300 en in de V.S. loopt dit zelfs op tot 2500.

Minder calorieën

Volgens Thierry Souccar, auteur van verschillende werken over voeding, zorgt de reductie van calorieën tot 1800 voor een minder hoog risico op be-schavingsziekten (zwaarlijvigheid, diabetes, hart- en vaatziekten, enz.). “We weten al sinds 1953 dat het leven van ratten verlengt met 20 tot 50 % wanneer men de hoeveelheid calorieën beperkt. Ook bij apen is dit effect meetbaar. Maar let op: bij een caloriebeperking, moeten er wél extra vitamines en mineralen worden toegevoegd!”

In de Verenigde Staten loopt momenteel een studie waarbij proefpersonen slechts 1400 kcal per dag innemen. Dezelfde observaties van de apen en de ratten werden daar bij de mens gecon-stateerd. Er was wel een verschil: de mensen klaagden voortdurend dat ze het erg koud hadden.

(Bron: Journée Belge de Morpho-nutrition, maart 2008, www.morphonutrition).

Michèle Rager

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content