Een schat in het stro

1794. Uit angst voor de Franse revolutionairen verbergen de monniken van de priorij van de Heilige Maria van Oignies hun schat in een boerderij in Falisolle en redden zo één van de belangrijkste middeleeuwse kunstwerken van ons land.

Eind 1794 is de spanning te snijden in de priorij van de Heilige Maria van Oignies. Sinds de Franse revolutionairen strijd leveren op het grondgebied van het toekomstige België, zijn al ontelbare religieuze congregaties geplunderd en vernield. Een internationale coalitie – het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Hannover – tracht het Franse leger trevergeefs terug te dringen op haar eigen grondgebied. De Fransen behalen de ene overwinning na de andere en boeken tijdens de veldslag van Fleurus op 26 juni zelfs een belangrijke zege, op amper enkele kilometers van de priorij.

Het geweld van de sansculotten komt angstwekkend dichtbij en de prior, Dom Grégoire Pierlot, neemt een opmerkelijke beslissing. Op een koude herfstnacht verlaat een vreem-de stoet stootkarren, voortgeduwd door monniken, de priorij. De nachtelijke stilte wordt verstoord door het bolderende geluid van de karrenwielen. Onder wat een lading aardappelen lijkt, zitten in het stro objecten verstopt die oneindig veel meer waard zijn. Ze worden discreet naar Falisolle gebracht, waar ze worden ingemetseld in de schuur van Philippe-Joseph Moussiaux.

Het gaat om een echte schat die al sinds de 13de eeuw in de priorij van de Heilige Maria wordt bewaard. “Een meesterwerk van edelsmeedkunst, gemaakt door Hugo, de jongste zoon van Jean de Walcourt,” vertelt Jaques Toussaint, hoofdconservator van TReM.a (zie p. 96). “In 1192, na de dood van hun vader, beslissen Hugo en zijn drie broers een priorij op te richten in Oignies. Enkele jaren later vestigt zich in dezelfde buurt een ascete, gekend onder de naam Maria.”

Spirituele liefde

Al snel raakt de reputatie van vroomheid (zelfs heiligheid) van Maria van Ognies wijdverspreid. Ze wordt zelfs zo beroemd dat grote religieuze figuren uit de middeleeuwen, zoals Jacques de Vitry, haar komen opzoeken. Hij was student aan de universiteit van Parijs, maar ook predikant tijdens de kruistocht tegen de Albigenzen, ronselaar voor de vijfde kruistocht, bisschop van Akko en later van een bisdom in Rome. Zijn leven lang blijft hij onder de indruk van zijn ontmoeting met Maria van Oignies.

“Tijdens zijn vele reizen verzamelt hij relikwieën en zendt ze in ivoren kisten naar de priorij”, vervolgt Jacques Toussaint. “Hij stuurt haar ook kostbare edelstenen, byzantijns emailwerk en antieke gegraveerde stenen.”

Hugo maakte met brio gebruik van al deze materialen. Hij is een meester in het vervaardigen van echte goudborduursels. Vervolgens niëlleert hij ze waarbij hij een donkere substantie in de groeven laat vloeien. Met dit fijne handwerk creëert hij reliekhouders, miskelken, evangelieboeken.... Af en toe weerstaat de man niet aan een opwelling van trots. Dan beeldt hij zichzelf op het werk af of signeert hij het. Hij leidt ook leerlingen op, die na zijn dood het werk nog een tijdje voortzetten. “Waarschijnlijk is na de dood van Jacques de Vitry de toevoer van grondstoffen langzaam opgedroogd zodat het atelier uiteindelijk verdwijnt.”

Gedurende eeuwen bewaart de priorij van de Heilige Maria van Oignies angstvallig haar kunstschatten en verstopt ze wanneer er onrustige tijden aanbreken. Maar in 1793 luiden de doodsklokken voor de congregatie, die de doortocht van de revolutionairen niet zal overleven. De monniken worden verjaagd en de site wordt opgedeeld en verkocht. Dom Grégoire Pierlot was vooruitziend! Maar het is nu wel onmogelijk geworden om de schat terug in het priorijgebouw onder te brengen. Wanneer de vrouw van boer Moussiaux in 1817 weduwe wordt, raakt ze in paniek. Geen denken aan dat de schat nog langer op haar erf verborgen blijft! Ze contacteert de oude prior – intussen omgeschoold tot eenvoudige aalmoezenier – om de schat op te halen. Hij gaat akkoord, maar weet bij god niet waar hij hem moet laten.

Schatbewaarder

Grégoire Pierlot is biechtvader van de congregatie van de zusters van de Onze-Lieve-Vrouw en beslist om de schat aan de nonnen toe te vertrouwen. Op één voorwaarde: mocht de priorij van Oignies ooit uit haar as verrijzen, dan moet de schat opnieuw daarheen worden gebracht. Wat nooit gebeurde. “Aanvankelijk hebben de zusters geen museale visie en bewaren ze de schat als een object van devotie,” voegt de hoofconservator van TReM.a eraan toe. “Geleidelijk aan staan ze toe dat de schat wordt getoond in het kader van enkele prestigieuze tentoonstellingen.” De mond-aan-mondreclame doet de rest: de schat verwerft bekendheid en steeds meer mensen willen de stukken bekijken. Tijdens WOII wil zelfs een zekere Hermann Göring zich er meester van maken! Tevergeefs, want de schat wordt opnieuw verstopt (zie p. 95).

In 1952 wordt in een huis van de congregatie in Namen een museumruimte ingericht. “De unieke verzameling van een vijftigtal stukken is zo goed als intact gebleven en in uitstekende staat. De schat staat sinds 2006 op de lijst van roerend erfgoed van de Franse Gemeenschap. Het was het eerste dossiers dat werd ingediend, één van de zeven wonderen van België.” In 2010 werd de schat overgebracht naar het TReM.a in Namen. Met dank aan de zusters, die uitstekende schatbewaarders zijn gebleken, hebben de edelsmeedkunstwerken een definitief onderkomen gevonden.

Nicolas Evrard – Foto’s Guy Focant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content