Een roes in de branding

Bretagne wordt vaak voorgesteld als één gigantische rots in de branding, een verhaal van eb en vloed, van wijken en botsen, van windvlagen en bijtende kou. Maar wie de streek in mei aandoet, ontdekt de roes van een blauwe hemel, een zacht briesje, een bedwelmende ruimte.

In Concarneau ontdekken we une ville close, een totaal omsloten stadje waar u vanop de vestingmuren op de vele jachten kunt neerkijken. Toeristen houden van vestingstadjes, dus wemelt het hier van de winkels met harnassen, t-shirts, allerlei hebbedingen, aquarellen met havenzichtjes en – uiteraard – veel restaurants. De boten spartelen langszij, ze snuiven de geur van de zee en van visaas. Meeuwen wippen behoedzaam van de ene droge boot naar de andere. Op een van de vestingtorens wenkt een sneeuwwitte zonnewijzer. Hier zijn wel meer van die typische havensteden te vinden, als welkome afwisseling na het woeste geweld van deze gebroken kust. Groot en rumoerig zoals Douarnenez, folkloristisch zoals Guilvinec, dromerig zoals Camaret-sur-Mer. Geen wonder dat een schilder als Gauguin zich hier thuis voelde.

Een heel andere emotie overvalt u wanneer u Pointe de Penhir bezoekt. Hier gaat een vreemde, bijna bedwelmende aantrekkingskracht uit van de kolkende diepten tussen de rotsmassa’s. Hier liggen de vingerafdrukken van Bretagne, de côtes sauvages die je nergens anders vindt.

Alle vredelievende pogingen van de zalige voorjaarszon ten spijt, rijt de zee de kust genadeloos aan flarden. Het land likt zijn wonden. Uw schaduw valt op verre rotspartijen, waar u nooit bij kunt. Een onooglijk klein vissersbootje tuft ongeïnteresseerd langs de gigantische rotsformaties. Waarschijnlijk komt de sloep uit het typisch Bretoense haventje Camaret, nauwelijks één pointe maar tegelijk een halve wereld verder. Tussen de bunkers liggen prachtige, ongerepte stranden die zich laten aaien door golven met witte randjes. Een enkele zwerfwagen koestert zijn ontdekking. Geen colatoestanden hier, geen hotdogs, geen friscoventers. Alleen het zalige niets. Of het alles, als u wilt.

Adembenemend woest

De Pointe des Espagnols vormt het andere uiterste, met een panorama op de zuiverste verschrikking voor wie van schoonheid houdt: enorme loodsen, olie-opslagplaatsen, aartslelijke hoogbouw, druk havengedoe. Ze vreten zelfs de allerlaatste restjes van het landschap weg. Dit is het ambitieuze lot van een havengigant zoals Brest. Zelfs het water werd hier vakkundig weggedamd.

Een heel andere stad is het laatmiddeleeuwse Quimper waar twee ranke torens van de gotische kathedraal trouw waken over het zielenheil van de burgers. En de vele curiosawinkels in de smalle, historische straatjes over hun inkomen. Vakwerkhuizen in de meest diverse kleuren knuffelen dicht tegen elkaar aan, zoals in de Rue du Chapeau Rouge of de Rue Kéréan. De zon werpt een lange schaduw over de kleine etalages, en een zachtgele gloed over de witte, groene en rode luiken aan de oude gevels.

Via minder opvallende stadjes als Douarnenez en Tréboul stevenen we af op La Pointe du Raz. Maar het is net een halte vroeger, bij de Pointe de Brezellec, dat we een van de meest adembenemende en woeste kuststroken terugvinden. Vergeet het muffe kantoor, de verlammende files, de lintbebouwing, de verstikkende stadscentra. Laat ruimte, licht, water, rotsen en wind je overspannen gedachten wegblazen. Wandelpaadjes kronkelen langs schijnbaar aan elkaar gelijmde steenmassa’s terwijl u minibootjes fotografeert, varende stipjes nietigheid langs steile rotswanden.

Een taal zonder woorden

Locronan wordt omschreven als een petite cité de caractère. Om en rond het Fôret du Cranou zijn er prachtige wandeldreven, bossen, holle wegen, massa’s varens en û buiten het seizoen – een eindeloze hoeveelheid rust.

U keert terug naar Douarnenez via plekjes als Brasparts, Pleyben en Chateaulin. Sommige wegwijzers zijn tweetalig. Gelukkig maar, want hoe typisch en mooi het Bretoens ook mag klinken, het blijft een volslagen onbegrijpelijk taaltje.

Maar de taal van de natuur verstaat iedereen. De taal van de heuvels die golven als de zee, over en langs vreemde plaatsnamen als Quilinen, Plogonnec en Pluguffan. De taal van het landschap met zijn vele weilanden tussen hagen als smalle, groene linten. Een kwartiertje ver van Locronan drink ik een wit wijntje voor een derde van de gangbare prijs in de toeristische pleisterplekken. Soms loont het, even die onbekende zijweg in te slaan...

Tekst en foto’s: Georges Gielen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content