Een dag... aan het stuur van een oldtimer

Een motor die gromt als een beer, haren in de wind, de geur van benzine, vrijheid-blijheid. Zin in een unieke ervaring? Huur met ons een classic car en geniet!

Ze staan ons al op te wachten op de parking van de Classic Club in Sint-Genesius-Rode: de ene nog mooier, nog blinkender, nog opgepoetster dan de andere. Een twintigtal respectabele Oude Dames zijn het die de club te huur aanbiedt. Samen met mijn collega Serge wandel ik het rijtje af: een Alfa Spider 1.6 Duetto, een Ford Mustang V8, een Triumph TR PI...

Enkele minuten later vernemen we welke wagen we ter beschikking krijgen. Het lot beslist en je hoort ons niet klagen met onze zwart-en-zilver- kleurige Austin Healey MkII 3000. Een pareltje van een drieliter, zes cilinders, 132 pk!

We rijden!

Het is Serge die als eerste zal rijden. Ik glijd in de passagierszetel en zie mijn piloot met een gelukzalige glimlach om én veel kinderlijke verwachting in de ogen de sleutel in het contact steken, hem een kwartslag naar rechts draaien en... euh... niets. Weten wij veel dat zo’n Oude Dame zich niet met een sleutel alleen laat bedienen maar dat je ook nog een startknop moet indrukken! Zodra we die gevonden hebben, toont onze zescilinder hoe blij ze is dat ze ons aan boord heeft: ze bromt dat horen en zien vergaan en strooit kwistig de geur van niet-verbrande benzine in het rond.

Geamuseerd kijk ik toe hoe Serge onze bolide in zijn eerste versnelling gooit, gas geeft en... stilvalt. Hij zal toch wel een rijbewijs hebben?, flitst het door mijn hoofd. Maar bij een tweede poging lukt het wél. Met veel lawaai, oké, en de benzinewalm doet de onfortuinlijke mensen achter ons vertwijfeld naar hun zakdoek grijpen. Maar we rijden!

Met een snelheid van – dit is een ruwe schatting – twee kilometer per uur scheuren we in de richting van de straat, waar mijn chauffeur een nieuwe verrassing wacht. Hier links tot op de grote weg, dan rechts interpreteer ik mijn roadbook. Hij knikt zelfverzekerd, grijpt resoluut het grote, met hout beklede wiel dat ze in de jaren zestig een stuur noemden beet en draait het naar links. Tenminste, dat is de bedoeling van de chauffeur, niet van het wiel. Dat beweegt nauwelijks. Een seconde later zie ik links van me een rood aanlopende eindredacteur met snel opborrelende doodsangst in de ogen, met beide handen sleuren aan een wiel dat duidelijk geen zin heeft om zich gewonnen te geven. Gelukkig voor mijn doetjes van kinderen en mijn bijna-weduwe thuis, wint de mensenkracht het uiteindelijk van de mechanische nukkigheid.

Waar is het knipperlicht?

De eerste bocht hebben we overleefd. De volgende keer nog de knipperlichten gebruiken ook en we kunnen veilig... euh... – ik zie een linkerhand tevergeefs graaien naar een hendeltje waarvan de sportwagenbouwers van de jaren zestig duidelijk niét vonden dat het aan een stuur thuishoorde. Zeg Luc, e en richtingaanwijzer, heb jij die ergens gezien? Ik hèb hem gezien. Ik kàn niet anders dan hem zien. Hij staat pal voor mijn neus, ruim een meter van de chauffeur vandaan! Meteen krijg ik er een taak bij: op bevel – links! Rechts!– de knipperlichten aan- en uitzetten. Ik begrijp het. Mijn vriend, mijn redder, mijn toeverlaat heeft de handen vol met hét wiel...

Even later merk ik dat Serge wel degelijk een rijbewijs heeft. Hij schakelt zelfs naar tweede. Ik bedoel: hij schakelt uit eerste. Daarna volgt een wanhopige zoektocht naar waar die tweede versnelling zich mag bevinden. Ergens links, zo’n beetje schuin achter de eerste, allicht. Maar waar? Noteer op de achtergrond: het zoetgevooisde geluid van een plankgas getrapt gaspedaal. Achter ons: het iets te sterk geconcentreerde parfum van benzine die met liters door een uitlaat wordt gejaagd. Lang leve de niet-gesynchroniseerde versnellingsbak!

De euforie

Ik voel me op mijn gemak, nu. Al lijken al die andere auto’s mastodonten. Een Golf wordt een dertigtonner. Ik vind het dus niet erg dat we even later het centrum van Sint-Genesius-Rode achter ons laten om rustige wegen op te zoeken. Landwegen, veldwegen, zandwegen,... Prompt ontdekken we waarom oldtimerfreaks zo verknocht zijn aan hun hobby. We voelen het, we ruiken het, we horen het, we zijn het! Genieten!

Honderd kilometer verder zijn we daarvan nog meer overtuigd, zelfs nadat we van rol hebben gewisseld en duidelijk is geworden dat ik beter niet had gelachen met de rijkunst van mijn hoogst gewaardeerde collega.

Sleutel, startknop, hamer

Na de middag krijgen we een andere wagen toegewezen: een lichtblauwe MGA Roadster uit 1957. Een beauty, dat zeker, maar... hoe stap je erin? Nergens aan het portier is een klink te bespeuren. Blijkt dat je een MG-deur met een ruk aan een kabeltje moet openen, of er simpelweg over klimmen. Het is niet het enige obstakel dat we moeten overwinnen. Oldtimers houden niet van starten. We hebben deze keer nochtans én de sleutel omgedraaid én de startknop ingedrukt. Wat zeg ik? Twee, drie, vier keer hebben we dat gedaan. Alle knopjes! Hallo, vrienden van de Club...?

Met enkele stevige tikken van een hamer onder de motorkap is het euvel hersteld. Of we het een gepaste manier vinden om een Oude Dame aan de praat te krijgen, laten we in het midden maar praten doet ze, onze MGA. En rijden ook. En schakelen! Al kan de uitgebreide rijervaring die we inmiddels hebben opgebouwd – eindredacteurs leren snel! – daar ook iets mee te maken hebben. Hoe dan ook, we genieten nog meer van de panorama’s. Van de kleine dorpjes ook – Kijk, Marche-les-Dames!-, compleet verloren in het groen, van onze populariteit – mensen verlenen ons zelfs voorrang, ik zweer het: om 17.30 uur, in de file! Ze zwaaien ons vriendelijk toe, steken hun duim in de hoogte. Nu zijn we allebei hoogst sympathieke jongens – goedlachs, optimistisch, twee zonnetjes in huis – maar zo populair? Daar moét onze oude dame (ook) iets mee te maken hebben!

Luc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content