De stad van de witte mannen

Drie weken voor Pasen nemen honderden in het wit geklede mannen bezit van Stavelot. Zij vormen de kern van een carnavalsviering die ruim vijf eeuwen oud is. Een goede gelegenheid om het Ardense stadje en de omgeving te verkennen.

Alles lijkt rustig aan de brug over de Amblève. De halftrack van de Amerikaanse 30ste infanteriedivisie herinnert stil aan de gevechten van het Ardennenoffensief in december 1944. En op de Stockeu, de bekende beklimming uit de Ardense wielerklassiekers, vallen nog geen fietsers te bespeuren.

Toch bedriegt de schijn. In het massieve, witte vakwerkhuis langs de rivier wordt koortsachtig gewerkt aan de voorbereidingen voor het carnaval in het weekend van Laetare, de derde zondag vóór Pasen. De oude leerlooierij herbergt het hoofdkwartier van de Confrérie des Blancs-Moussis. De leden van deze broederschap trekken tijdens het carnaval door de stad in een witte pij met een dito kap en een masker met een lange rode neus (blanc-moussi is Waals voor in het wit gekleed).

“We zijn met 339 leden”, zegt stadsgids Jean Margraff, zelf een trotse Blanc-Moussi. “Alleen mannen vanaf 18 jaar mogen lid worden. Je moet geboren zijn in Stavelot of er minstens twee jaar gedomicilieerd zijn, twee jaar stage lopen en het hele jaar actief zijn in de organisatie.”

De grote rondedans

Op de zondag van Laetare vormen de witte mannen de kern van de grote stoet. Met een varkensblaas tikken ze op de hoofden van de mensen om boze geesten te verdrijven. Ze zijn ook gewapend met een lange bezem waarmee ze ramen open kunnen duwen om er een lading confetti in te spuiten. De stoet eindigt met een grote rondedans op de Place Saint-Remacle, het hoofdplein van de stad. De toeschouwers worden uitgenodigd om mee te doen in de dans en zo hun verbondenheid te tonen.

Wees evenmin verwonderd als u aan gevels een witte affiche met een ongewone tekst ziet hangen. Zoals Verliefde Robert is zijn zevende gezelschap voorbijgestoken. In het carnavalsweekend gaan de Blancs-Moussis geheimzinnig-plagerige teksten ophangen bij bekende inwoners. En niemand neemt het ze kwalijk.

Van monniken tot F1

De carnavalstijd is een mooie gelegenheid om Stavelot en omgeving te verkennen. Met de Franse revolutie vluchtten de monniken weg uit de abdij, maar vandaag domineert de abdijsite nog steeds het hele stadje. De ruïnes van de 11de-eeuwse abdijkerk geven aan hoe groot het complex moet geweest zijn. De abt had ook wereldlijke macht. Zijn titel was prins-abt en zijn vorstendom omvatte ook Malmédy.

De huidige gebouwen dateren uit de 16de en 18de eeuw en zijn nu eigendom van het Waals gewest. Als bezoeker kun je hier terecht in drie kleinschalige musea, in een galerij voor hedendaagse kunst en in de kloostertuin. Eén museum is gewijd aan de geschiedenis van het vorstendom (gebruik de audiogids), een ander aan de Franse dichter Guillaume Apollinaire, die in zijn jeugd een zomer in Stavelot verbleef. Het derde museum, in de kelders, is gewijd aan het circuit van Spa-Francorchamps. Het grootste deel hiervan ligt immers op het grondgebied van Stavelot.

Coo revisited

Een (korte) wandeling door het stadje loont zeker de moeite. In het straatbeeld vallen de houten kruisbeelden onder een afdakje en de lei-stenen gevels op. In het centrum staan hier en daar nog pareltjes van vakwerkhuizen en in de hoofdkerk (Sint-Sebastiaan) wacht één van de weinige abdijschatten die in Stavelot zijn gebleven: de vergulde schrijn uit 1265 met de relieken van de heilige Remaclus, de stichter van de abdij.

Misschien hebt u nog tijd voor een wandeling in de beboste heuvels rond Stavelot. Ook de waterval van Coo ligt op het grondgebied van de gemeente (herinneringen aan uw kindertijd zijn hier nooit ver weg!). En als u in het dorp Francorchamps de Route de Ster afdaalt richting Parking 1, krijgt u een panoramisch zicht op wat tal van F1-racers het mooiste autocircuit ter wereld noemen.

Ludo Hugaerts

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content