De Senegal, stroomaf

Aan boord van een gerestaureerde pakketboot uit de jaren vijftig de Senegalrivier afvaren, langs oude koloniale handelsposten, unieke vogelreservaten, watertorens, forten, vissershaventjes. Een cruise in het Afrikaanse binnenland is authentiek en onvergetelijk.

In de stad Podor maken we kennis met de Bou El Mogdad, “de legende van de stroom” zoals ze hem hier noemen, een vijftig meter lange boot die in de jaren vijftig in opdracht van de Messageries du Sénégal in Nederland werd gebouwd. In een vorig leven bracht hij vip’s, goederen en post naar de handelsposten langs de rivier, van het eiland Saint-Louis tot ver stroomopwaarts. Ongeveer twintig jaar geleden werd hij uit de vaart genomen, toen het verkeer op zee en op de rivier niet meer rendabel was – de vrachtwagens hadden de concurrentieslag gewonnen. Later werd de Bou El Mogdad in Sierra Leone gesignaleerd, in Guinee-Bissau en ten slotte in de delta van Sine Saloum, waar hij jarenlang lag te verkommeren.

Een staande ovatie

Om de Bou El Mogdad van Guinée opnieuw naar huis te brengen, moest de metalen brug van Faidherbe geopend worden, wat niet meer gebeurd was sinds de laatste doortocht van de beroemde boot. Het werd een technisch waagstuk, want de 511 meter lange en 1300 ton zware brug dateert al van 1897 en niemand wist hoe zij de jarenlange inactiviteit had verwerkt. De plaatselijke bevolking verdrong zich op de oevers en de Bou El Mogdad werd op een staande ovatie onthaald. Nadien kreeg hij een nieuw laagje verf, werd helemaal ingericht in koloniale stijl en door Franse, Spaanse, Senegalese en Belgische aandeelhouders opnieuw in de vaart gebracht. Dit ter ere van de toeristen die hij van november tot maart heen en weer voert tussen Podor en Saint-Louis, 300 kilometer stroomafwaarts.

De route van de handelsposten

De Bou El Mogdad is niet luxueus maar ademt wel een buitengewone charme uit: steile trappen, een piepklein zwembad, hangmatten, een bibliotheek, een schaduw rijk terras en een eetzaal in de openlucht. De kapitein wordt op de brug bijgestaan door de tachtiger Baba, die in Podor geboren is en zo’n beetje het levende geheugen van de boot is. Ze hebben hem uit een welverdiend pensioen teruggehaald omdat niemand de bovenloop van de rivier zo goed kent als hij.

De vertrekhaven Podor ligt op het riviereiland Morfil (het oude woord voor ivoor) en bezit een fort dat deel uitmaakt van Unesco’s Wereldpatrimonium. Maar terwijl hij ongehaast de stroom afvaart, komt de Bou El Mogdad langs de even fascinerende dorpen van de Peul, de Toucouleurs en de Wolofs. Kinderen met een verblindende glimlach verdringen zich om op de foto te komen en het resultaat op het digitale schermpje te bekijken. Langs de route ligt ook Dagana, met zijn kaden en koloniale huizen, en het stadje Richard- Toll. Daar vindt u de Folie du Baron Roger, het enorme landhuis van de voormalige gouverneur van Saint-Louis met gebarsten muren en altijd gesloten luiken.

Kanalen en dijken zorgen voor een goede irrigatie in deze streek, die vooral van de rijstteelt leeft (een overblijfsel van het kolonialisme) en van het suikerriet dat hier nog net als vroeger met de machete wordt geoogst, nadat de velden afgebrand zijn. Het landschap langs de rivier is een altijd wisselend schilderij, soms verrassend groen en rijk, soms vlak en een beetje monotoon. Hier en daar staat een baobab (en apenbroodboom), glijdt een varaan door het water of schuiven lachende vissers voorbij in hun sjofele prauwen.

Vogelparadijs

Een van de mooiste verrassingen van deze reis is het bezoek in een prauw aan het nationale park van Djoudj dat, als derde grootste vogelreservaat ter wereld, eveneens deel uitmaakt van het Wereldpatrimonium van Unesco. Twaalfduizend hectaren kanalen, kreken, vijvers, meren en moerassen... Op dit snoer van duinen tussen de rivier en de oceaan leven meer dan drie miljoen vogels, vooral in de winter, van november tot mei.

Met de verrekijker op de neus varen we tussen de 365 vogelsoorten die hier zijn opgetekend: smienten, aalscholvers, blauwe en paarse reigers, zwarte wouwen, jacana’s, visarenden, ooievaars, roze flamingo’s, kluten en natuurlijk pelikanen, die hier in aantal verdubbeld zijn sinds ze nestkasten hebben gekregen. De vogels zijn weinig schuw en kijken ons met roodomrande ogen aan, voor ze met hortende vleugelslagen opstijgen. Maar dat is lang niet alles. Wie ook eens naar de grond kijkt, ziet wrattenzwijnen, varanen, pythons, apen, gazellen, krokodillen! Ze vergezellen u tot bij de volgende halte, de dam van Diama waar Senegalezen en Mauretaniërs zich op de oever verzamelen om een praatje te maken, zo smal is de rivier hier.

Saint-Louis, tussen stroom en oceaan

Saint-Louis, de derde grootste stad van het land en de tweede belangrijkste zeehaven, ligt op 265 kilometer van Dakar en op slechts 10 kilometer van de Mauretaanse grens. De stad is gebouwd op een eiland in het midden van de stroom, op minder dan 100 meter van de oceaan. Ze werd in 1659 door Franse kolonisten gesticht, als eerste permanente Franse handelspost in Senegal en ze groeide snel uit tot een van de drukste centra van de slavenhandel. Tot in 1958 was Saint-Louis de hoofdstad van Senegal. Vandaag strekt ze zich uit tot op de landtong van Barbarie, een smalle zandstrook die de stroom van de Atlantische Oceaan scheidt, en het eiland Sor, waarmee het verbonden wordt door de brug van Faidherbe.

De Bou El Mogdad meert aan vlakbij de beroemde brug en op een boogscheut van het legendarische Hôtel de la Poste. Dit was de favoriete pleisterplaats van de Franse luchtpostpionier Jean Mermoz die in 1928 de lijn Buenos Aires – Rio de Janeiro opende, in 1929 de Andes overstak en in 1930 de eerst verbinding tussen Frankrijk en Zuid-Amerika tot stand bracht. Uiteindelijk verdween Le Grand -zo noemde Saint-Exupéry hem – spoorloos met zijn watervliegtuig voor de kust van Dakar. Zijn vaste kamer in het hotel, nummer 219, is sinds zijn dood nauwelijks veranderd en ziet er heel gewoontjes uit. Het eiland telt overigens nog andere hotels met een koloniale charme zoals La Résidence, met zijn prachtige terras, en La Maison Rose.

Een levendige visserswijk

Reken twee uur in een koetsje, de plaatselijke taxi, om Saint-Louis en zijn rechtlijnige patroon van straten rustig te verkennen. De stad draagt nog de koloniale stempel van de achttiende eeuw, toen Europese kooplui met inlandse halfbloedvrouwen trouwden. De elegante signares werden snel een welgestelde elite en hun huizen zijn nog makkelijk te herkennen aan de balkons van bewerkt hout of smeedijzer en de hoge, gesloten poorten die een schaduwrijke binnentuin vol bloemen verbergen. Dit patrimonium dreigde te verdwijnen, maar gelukkig doet Arcas (Association pour la Rénovation et la Conservation de l’Architecture de Saint-Louis) zijn best om het verleden te beschermen. Oude huizen en monumenten worden onder handen genomen, zoals de forten, een oude stoomkraan uit 1883, de Folie, de watertorens... en de boot! Overigens draagt ook de stad Luik, die met Saint-Louis gejumeleerd is, haar gewaardeerde steentje bij.

Aan de overkant van een smalle rivierarm belanden we in een heel andere wereld. Hier hebben Wolof-vissers hun intrek genomen in Guet Ndar. Lokale busjes zoeken hun weg tussen loslopende geiten en koetsjes houden wedstrijden in Ben-Hurstijl. Op het witte strand wachten de prauwen op hun volgende reis. Omringd door rook van houtvuren zijn vrouwen in kleurige boubous druk bezig met het schoonmaken en drogen van bergen vis. Het gebeurt allemaal in een hels kabaal. Een eindje verder worden enorme netten zorgvuldig geboet en staan stapels manden klaar.

Op de zuidelijkste punt van de land- tong van Barbarie ligt de Hydrobase, waar vroeger de postvliegtuigen landden. Wie hier wat ligt te rusten, in de schaduw van een filaoboom, waant zich in de vorige eeuw. Het lijkt alsof er elk ogenblik weer een postpionier uit langvervlogen tijden kan landen... n

Viviane Eeman – foto’s Laurent Gerrer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content