De hortulus van Jean-Pierre

Twaalf eeuwen scheiden hen, maar toch hebben Walahfrid Strabo en Jean-Pierre Engelmann iets gemeen: hun hortulus! Da’s Latijn voor tuintje, maar niet zomaar een tuintje! Daarvoor heeft Jean-Pierre (59) zich in het dagelijkse leven van de middeleeuwse monniken verdiept.

Jean-Pierre heeft altijd groene vingers gehad. Toen hij met zijn vrouw nog op een appartement in Berchem woonde, kweekten ze op hun terras paprika’s en kerstomaten. Bij hun verhuis naar Kontich stelde de tuin daar amper iets voor. Er stond een bouwvallige glazen serre, een 70 jaar oude wijnstok en een honderdjarige eik. Hij spaarde de eik en de wijnstok, maar van de serre behield hij enkel de fundering, een laag stenen muurtje. De toevallige indeling van de plek, de inspiratie van het moment en vele uren boeiende lectuur, reizen en ontmoetingen later, stond het besluit van Jean-Pierre vast: dat stenen muurtje zou het pronkstuk van zijn hortulus worden.

“Ik wou een aangename en eetbare tuin, waarin de natuur toch zijn eigen gang kon gaan”, vertelt Jean-Pierre. Uitgangspunt voor zijn tuin werd een Latijns gedicht dat rond 840 werd geschreven door ene Walahfrid Strabo. Deze jonge Duitse monnik, die ook de huisonderwijzer van de kleinzoon van Karel de Grote was, leerde zijn stiel in het klooster van Reichenau, aan de Duits-Zwitserse grens. Om een van zijn leermeesters te bewijzen dat hij het Latijn perfect beheerste, schreef de briljante jonge monnik een gedicht dat hij de titel Liber de Cultura hortorum (Boek van de tuincultuur) meegaf. Het werk ging de geschiedenis in als de eerste Europese beschrijving van de horticultuur. Walahfrids hortulus bleek een schot in de roos en kende bijval in de hele middeleeuwse wereld... en ook bij Jean-Pierre.

De enthousiaste tuinier heeft de tekst die met verve en precisie het kruidentuintje beschrijft dat in Reichenau werd gecultiveerd, gelezen en herlezen. In zijn gedicht bewierookt de monnik de mystiek en de schoonheid van de 80 groenten en bloemen van dat tuintje en legt hij hun genezende werking uit: absintalsem tegen migraine, malrove tegen borstpijn, venkel voor de spijsvertering,... Op basis van die beschrijvingen en illustraties heeft Jean-Pierre geduldig deze middeleeuwse tuin gereconstrueerd: je vindt er munt, salie, kervel, lavas, selderijkruid, kattenkruid, roos, radijs, leverkruid... Van de 24 planten die worden beschreven zaaide Jean-Pierre er 21. Drie planten ontbreken. “Eén is een bedreigde soort die zeer moeilijk te vinden is. Van twee andere planten die Walahfrid beschrijft is moeilijk te achterhalen welke soort hij juist bedoelde.”

De tuin van Epicurus

Naast zijn hortulus heeft Jean-Pierre nog 130 andere kruiden, planten, groenten en fruitbomen staan, waaronder hop, rode tuinmelde, mierikswortel, een aardbeiboom, een moerbeiboom... Met zo’n hobby heb je toch geen vrije tijd meer over? “Toch wel! Ik besteed er om de twee weekends één dag aan. Je moet geen slaaf van je tuin worden en ook accepteren dat de natuur zijn gang gaat. Neem nu een brandnetel, dat is geen onkruid maar een kruid dat niet meteen opduikt waar jij het wilt, maar waar je je voordeel mee kan doen.” Van brandnetels maakt hij soep, aan een slaatje voegt hij jonge paardenbloemblaadjes toe, en van de bloem zelf maakt hij gelei. Met de salie maakt hij keelpastilles en met ijzerkruid prepareert hij een likeur. “Dit is mijn epicurische tuin. Ik haal eruit wat er zich die dag aanbiedt.”

CATHERINE DECOCK – FOTO’S FRANK BAHNMÜLLER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content