De financiële gevolgen van een scheiding...

Elk jaar eindigen er in ons land ongeveer 30 000 huwelijken in mineur. Een echtscheiding is niet alleen emotioneel hard voor de ex-partners, maar heeft ook een aantal financiële gevolgen: voor de belastingen, de lening voor het huis,... En hoe zit dat met de registratierechten als één van de ex-partners het huis overkoopt?

1. voor de personenbelasting

Op fiscaal vlak rijzen een aantal belangrijke vragen: moet u voortaan één aangifte indienen, of twee? Wat moet u doen als u geld terugkrijgt (of moet bijbetalen)? Wat gebeurt er met eventuele fiscale schulden? En wat, als er onderhoudsuitkeringen worden betaald?

De belastingaangifte

Vanaf het jaar van de officiële scheiding, beschouwt de fiscus de ex-partners als alleenstaanden en moeten ze dus een aparte aangifte indienen. Als de scheiding bijv. in 2010 uitgesproken werd, dan moet u uw inkomsten van 2010 (in principe) tegen 30 juni 2011 invullen in een afzonderlijke aangifte. Maar als de scheiding pas in maart 2011 officieel wordt uitgesproken, dan moet u tegen 30 juni van dat jaar nog wel een gezamenlijke aangifte indienen (inkomsten van 2010).

Vaak verloopt er echter heel wat tijd tussen het moment van de breuk en het tijdstip waarop u officieel gescheiden bent. Zo is het perfect mogelijk dat u in de loop van 2010 al uit mekaar bent gegaan en niet meer op hetzelfde adres woont, maar dat de procedure van de scheiding nog niet is afgerond (of zelfs nog niet is ingezet). In dat geval bent u feitelijk gescheiden en beschouwt de fiscus u voor 2010 nog als gehuwden. In principe moet u voor dat jaar een gezamenlijke aangifte indienen, maar omdat dit niet altijd praktisch haalbaar is, aanvaardt de fiscus dat u toch twee afzonderlijke aangiftes doet.

LET OP! Dit geldt enkel voor het jaar van de feitelijke scheiding zelf (in ons voorbeeld dus 2010). Als de scheiding ook in 2011 nog niet rond zou zijn, dan wordt u vanaf dat jaar toch als alleenstaanden beschouwd en moet u twee afzonderlijke aangiftes indienen.

De belastingaanslag

Vanaf het jaar waarin de scheiding uitgesproken is, wordt u als alleenstaanden belast en krijgt u een afzonderlijk aanslagbiljet toegestuurd. Dat is echter niet het geval voor het jaar van de feitelijke scheiding, vermits er voor dat jaar nog een gezamenlijke aanslag gevestigd wordt. Belangrijk daarbij is dat u een gemeenschappelijke aanslag krijgt, ook als u een afzonderlijke aangifte hebt ingediend. Dan worden de gegevens van die twee aangiftes door de fiscus samengevoegd bij het vestigen van de aanslag. Er wordt dus nog steeds één aanslagbiljet voor u beiden opgemaakt.

Woont u officieel niet meer op hetzelfde adres, dan is de fiscus daarvan op de hoogte en krijgt u in principe allebei een exemplaar van dat (gezamenlijke) aanslagbiljet.

Bijbetalen. Moeten er belastingen bijbetaald worden, dan kunt u de fiscus vragen om de aanslag te splitsen en te laten uitrekenen hoe groot het aandeel is dat u beiden voor uw rekening moet nemen. Maar let op! Dit gebeurt niet automatisch, u moet het dus uitdrukkelijk vragen aan uw controleur (zijn contactgegevens vindt u op het aanslagbiljet).

Terugkrijgen. Krijgt u geld terug, dan stuurt de fiscus u beiden een brief met de vraag hoe die teruggave verdeeld mag worden. U hebt de keuze om dat bedrag vrij te verdelen, als u het daar tenminste allebei mee eens bent, of om het te laten terugbetalen op basis van het fiscale aandeel, berekend op basis van uw inkomsten (zoals dat ook gebeurt als er bijbetaald dient te worden).

Fiscale schulden van uw ex

Als de fiscus een te betalen aanslag opsplitst, dan wil dat nog niet zeggen dat u enkel uw eigen deel van de aanslag moet betalen! Als uw ex zijn of haar deel niet zou betalen, dan kan de ontvanger van de belastingen ook u daarvoor aanspreken. Het blijft immers een gezamenlijke aanslag.

Hoewel het voorgaande niet meer geldt voor het jaar na de feitelijke scheiding, kunt u toch nog voor de belastingschuld van uw ex voor zijn inkomsten van dat jaar worden aangesproken, zelfs al wordt u reeds als alleenstaande belast. Dit kan gelukkig niet zomaar. In principe zal de ontvanger zijn pijlen eerst op uw ex richten en enkel als daar niets te rapen valt, zal hij zich tot u wenden. De ontvanger zal ook altijd eerst een aangetekende rappel sturen naar uw ex en een kopie van het aanslagbiljet naar u zodat u op de hoogte bent van de openstaande schuld.

VOORBEELD Stel dat u gehuwd bent maar dat u in de loop van 2009 hebt beslist uit mekaar te gaan en u sindsdien apart woont. Voor uw inkomsten van 2009 werd er dan nog een gezamenlijke aanslag gevestigd, maar vanaf 2010 wordt u als alleenstaanden belast en krijgt u beiden een afzonderlijk aanslagbiljet. Als uw ex die aanslag niet zou betalen, kunt u daar echter nog voor aangesproken worden. Dit kan niet meer voor de inkomsten van 2011, maar dit betekent niet dat u vanaf dan gerust kunt zijn... De aanslag van 2010 wordt in principe immers eind 2010, begin 2011 gevestigd en het is pas als die aanslag na meer dan twee maand onbetaald blijft dat de ontvanger in actie komt. Bovendien kan de fiscus nog tot eind 2013 controles uitvoeren en nog bijkomende aanslagen vestigen voor de inkomsten van 2010 (en in bepaalde gevallen zelfs nog enkele jaren later). Maar dit is eerder uitzondering dan regel.

Peter Vandervoort

2. voor de lening voor het huis

Na een scheiding gebeurt het vaak dat één van de ex-partners de woning van de andere overkoopt. Raakt u het niet eens over de prijs, dan kunt u een beroep doen op een expert om de waarde te laten schatten of naar de rechter stappen om hem de knoop te laten doorhakken.

Houd er wel rekening mee dat er registratierechten verschuldigd zijn op deze toewijzing aan één van de ex-echtgenoten. Als u samen in onverdeeldheid eigenaar was van de woning, wat gewoonlijk het geval is, dan moet er slechts het zogenaamde verdelingsrecht (1%) betaald worden, weliswaar berekend op de volledige waarde van de woning.

Als u de woning overneemt, dan wil dat ook zeggen dat u vanaf dan alléén instaat voor de verdere afbetaling van de lening. De bank moet dus op de hoogte worden gebracht om degene die geen eigenaar meer is te laten schrappen als kredietnemer. Als de bank echter meent dat u onvoldoende inkomsten hebt om de lening alleen te kunnen afbetalen, dan kan ze dit weigeren of bijkomende voorwaarden stellen zoals een extra borg of een verlenging van de looptijd.

Als dit financieel haalbaar is, kan er indien nodig ook nog een bijkomende (hypothecaire) lening aangegaan worden om uw ex uit te kopen, wat vaak echter ook heel wat extra bank- en notariskosten met zich meebrengt. In principe kunnen de interesten en het terugbetaalde kapitaal van die lening ook fiscaal worden ingebracht, maar als u al een lening afbetaalt, zal dit in de praktijk vaak weinig bijkomend voordeel ople-veren.

TIP Als het te lenen bedrag niet te hoog is en als de bank hiermee akkoord gaat, kan een consumentenkrediet interessanter zijn omdat dit heel wat minder bijkomende kosten met zich meebrengt.

Peter Vandervoort

3. voor de registratierechten

Een echtscheiding heeft ook gevolgen op het vlak van de registratierechten. In Vlaanderen geldt immers het principe van de meeneembaarheid. Hebt u al eens een woning gekocht en registratierechten of kooprechten betaald, dan kunt u die – mits bepaalde voorwaarden voldaan zijn en tot een bepaald plafond – meenemen en ze opnieuw gebruiken bij een volgende aankoop van een huis of bouwgrond. Maar hoe zit dat als de partners scheiden? Wie mag de registratierechten meenemen?

Chronologie

Om de meeneembaarheid schematisch en overzichtelijk voor te stellen, wordt in de vakliteratuur doorgaans gebruik gemaakt van de afkortingen A1 voor de oorspronkelijke vastgoedinvestering, V1 voor de latere verkoop van deze oorspronkelijke vastgoed-investering en A2 voor de eventuele nieuwe vastgoedinvestering.

Naargelang de chronologie van de transacties, kunnen zich twee situaties voordoen die aanleiding geven tot meeneembaarheid.

A1 V1 A2

Er wordt een woning aangekocht (of een bouwgrond waarop later een woning wordt opgetrokken – A1). Vervolgens wordt deze eerste woning verkocht (V1). Daarna wordt een nieuwe bouwgrond of woning gekocht (A2). Bij deze tweede aankoop kunnen de kooprechten die reeds betaald werden op de eerste aankoop (A1), onmiddellijk in mindering gebracht worden (weliswaar beperkt tot een plafond van euro12.500 – zie de voorwaarden, hiernaast + op pagina 84).

A1 A2 V1

In dit geval wordt eerst een woning aangekocht (of een bouwgrond waarop later een woning wordt opgetrokken – A1). Vervolgens wordt een nieuwe woning (of bouwgrond waarop men een woning zal optrekken) aangekocht (A2). Pas daarna wordt de eerste woning verkocht (V1).

De meeneembaarheid van de kooprechten gebeurt dan via een teruggave . Bij aankoop A2 wordt het volle pond betaald, maar de kooprechten die betaald werden ter gelegenheid van de eerste aankoop (A1) worden (weliswaar geplafonneerd) teruggeven bij de verkoop van de eerste woning (V1).

De belangrijkste voorwaarden

Zowel de vorige woning (V1) als de nieuwe woning of bouwgrond (A2) moeten in het Vlaams gewest liggen.

De meeneembaarheid geldt alleen voor de hoofdverblijfplaats. De eerste vastgoedinvestering (A1) moet dus een woning of appartement zijn. Niets belet dat A1 oorspronkelijk een bouwgrond was, als er later maar op gebouwd werd. Als de eerste vastgoedinvestering op het moment van V1 nog steeds een bouwgrond is, zal er geen meeneembaarheid zijn want dan is dat geen hoofdverblijfplaats. Men moet in het eerste onroerend goed (de A1) zijn hoofdverblijfplaats gehad hebben “op enig ogenblik” in een periode van 18 maanden hetzij voorafgaand aan de verkoop (V1) hetzij voorafgaand aan de nieuwe aankoop (A2).

De tweede vastgoedinvestering (A2) kan zowel een woning of appartement als een bouwgrond zijn. De koper die het voordeel van de meeneembaarheid inroept, is verplicht zijn hoofdverblijfplaats in het nieuw aangekochte goed te vestigen binnen de 2 jaar (bij aankoop van een nieuwe woning of appartement) of binnen de 5 jaar (van een bouwgrond). Telkens wordt gerekend vanaf de datum van de registratie van het koopdocument en dit geldt dus zowel voor de verrekeningsverrichting als voor de teruggaafverrichting.

Er is geen tijdsvoorwaarde tussen A1 en V1. Hier kan dus relatief lange tijd overgaan!

Bij een verrekeningsverrichting (A1 – V1 – A2) moet de aankoop van de nieuwe woning of bouwgrond (A2) wel vaste datum gekregen hebben binnen de twee jaar, te rekenen vanaf de notariële verkoopakte van de eerste woning (V1). Vaste datum krijgt men door het registreren van de onderhandse (ver)koopovereenkomst of het tekenen van een notariële koop- of verkoopakte.

Bij een teruggaafverrichting (A1 – A2 – V1) is het noodzakelijk dat de verkoop van de eerste woning (V1) vaste datum heeft verkregen binnen de 2 jaar (indien A2 een woning betreft) of binnen de 5 jaar (A2 is een bouwgrond) te rekenen vanaf de notariële aankoopakte van het nieuwe onroerend goed (A2).

Op A1 moeten registratierechten betaald zijn. Kreeg u A1 door erfenis of schenking, dan geldt de meeneembaarheid niet.

U kunt tot maximaal euro 12.500 meenemen.

A2 en V1 moeten in principe zuivere kopen zijn. Hiermee wordt bedoeld dat enkel contracten van koop in de enge zin – waarbij voor een onroerend goed een prijs in geld wordt betaald – in aanmerking komen.

Eén partner koopt het huis over

De voorwaarde van de zuivere koop is een belangrijk aandachtspunt wanneer één van de partners het huis overneemt. Dan wordt de vraag pertinent of de afstand van onverdeelde rechten die zich voordoet, voldoet aan de voorwaarde van een zuivere koop zoals vereist voor de meeneembaarheid. Tot voor enkele jaren was dit niet het geval. Omdat de afstand bij de verbreking van de relatie geen zuivere koop was, ontbrak immers de vereiste van een V1 in de keten van de verrichtingen. Dus was er geen meeneembaarheid. Deze situatie werd als onrechtvaardig ervaren want diegene die in de woning bleef en alleeneigenaar werd, behield het voordeel terwijl diegene die afstand deed het voordeel verloor. Omdat deze situatie vaak voorkwam, heeft de Vlaamse wetgever sinds 1 januari 2005 een versoepeling doorgevoerd. Degene die afstand doet zal n.a.v. de aankoop van de nieuwe woning (of bouwgrond – A2), de helft van de verkooprechten geheven op de aankoop met zijn ex-partner kunnen recupereren.

VOORBEELD Dirk en Ann kopen in 2006 voor rekening van de huwelijksgemeenschap een appartement in Leuven voor euro 150.000 en betalen hierop euro 15.000 registratierechten. In 2011 komt het tot een echtscheiding. Dirk neemt het deel van Ann over tegen betaling. Het appartement heeft op dat ogenblik een waarde van euro 170.000 zodat Dirk aan Ann een oplegsom betaalt van euro 85.000. Op een dergelijke akte van verdeling wordt het verdelingsrecht van 1% betaald. Dirk betaalt euro 1700 registratierechten.

Op dat moment is er nog geen sprake van meeneembaarheid. Er is wel een A1 (in 2006) en een V1 (in 2011) maar er ontbreekt een A2.

Gesteld dat Ann in 2012 een flat in Mechelen koopt voor euro 200.000, dan is de situatie als volgt.

Er is nu een A1 – V1 – A2 in hoofde van Ann en dus meeneembaarheid.

Het principieel meeneembare bedrag is euro7.500 (de helft van de regis-tratierechten betaald in 2006 – A1).

Ann zal bijgevolg op de aankoop in Mechelen (A2) betalen:

euro 200.000 x 10% = euro20.000, min euro7.500, dus nog euro12.500.

LET OP! De berekening zou er anders uitzien mocht Ann het appartement in Mechelen in 2012 niet alléén kopen maar samen met haar nieuwe vriend, Marc (elk voor de helft). Gesteld dat dit voor Marc zijn eerste aankoop is, dan is er in dit geval enkel in hoofde van Ann sprake van een meeneembaarheid. De heffing van de kooprechten zou dan als volgt gebeuren:

voor Marc: euro 200.000: 2 = euro 100.000 x 10 % = euro 10.000

voor Ann: euro 200.000: 2 = euro 100.000 x 10 % = euro 10.000 – euro6.250 (de helft van het maximaal verrekenbare bedrag van euro 12.500) = euro 3.750.

Eric Spruyt, notaris en docent HUB-Fiscale Hogeschool, Brussel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content