De BMI is geen goede maatstaf!

Enkel afgaan op de populaire Body Mass Index (BMI) om te bepalen of u al dan niet te kampen hebt met overgewicht, is nutteloos. Dat concludeert VUB-onderzoeker Aldo Scafoglieri in een recente, baanbrekende studie naar BMI en lichaamssamenstelling.

De eenvoudige formule waarmee we onze Body Mass Index (BMI) bepalen – het lichaamsgewicht gedeeld door het kwadraat van de lengte – blijkt in driekwart van de gevallen onvoldoende rekening te houden met individuele parameters. “En dat is logisch, want er zijn zoveel factoren die de lichaamssamenstelling beïnvloeden”, zegt onderzoeker Aldo Scafoglieri. “Er zijn geografische/etnische verschillen, verschillen tussen mannen en vrouwen, leeftijdsfactoren...”

“De lichaamssamenstelling van mensen evolueert al van voor ze geboren zijn, maar genetische verschillen en andere levensstijlen zorgen ervoor dat de individuele verschillen tussen leeftijdgenoten heel groot kunnen zijn. Die kunnen niet allemaal ingebouwd worden in een formule. Naarmate het lichaam veroudert, worden delen van magere weefsels omgezet in vet. Aangezien het hier om een continu proces gaat, is het niet zinvol om daar een leeftijd op te plakken. Wel is het zo dat dit proces drastisch kan versnellen voorbij het vijfenzestigste levensjaar. Dit maakt dat je mensen hebt met hetzelfde BMI, maar een totaal verschillend vetgehalte.”

Een alternatieve formule om makkelijk én betrouwbaar het vetgehalte van een lichaam of de lichaamssamenstelling tout court te bepalen, heeft de onderzoeksgroep niet gevonden. Hoe zit het dan met de weegschalen die pretenderen dat ze dat wel kunnen?

Weegschalen zijn niet slim genoeg

“Je zou ervan kunnen uitgaan dat het gebruik van een weegschaal die ook het vetgehalte meet, iets betrouwbaarder is dan een BMI alleen. Maar heel veel zal het niet schelen, want ze werken met maar één frequentie en er zijn nogal wat elementen die de meting kunnen beïnvloeden. Wie twee liter water drinkt en daarna op zo’n weegschaal gaat staan, zal lagere waarden krijgen, de temperatuur van de huid en de hormonale huishouding spelen een rol, enzovoort. Wie een paar keer per dag op zo’n weegschaal gaat staan, kan verschillende resultaten optekenen. Hetzelfde geldt overigens voor iemand die achtereenvolgens op verschillende weegschalen gaat staan: elk toestel werkt immers met een verschillende, niet-gekende geïntegreerde formule. Beter zijn de impedantietoestellen die verschillende frequenties gebruiken. Zij geven een veel nauwkeuriger beeld.”

Afgaan op de huidplooidikte is een beproefde methode. Daarbij wordt op verschillende plaatsen op het lichaam de dikte van de huidplooien gemeten en de resultaten van die meting worden in een formule verwerkt. “Probleem hier is dat de te gebruiken formule afhangt van de groep waarvan de persoon in kwestie deel uitmaakt (naargelang geslacht, leeftijd, levensstijl, enz). Er bestaan intussen meer dan 500 verschillende formules en de correcte vinden, is niet altijd eenvoudig. Formules zijn meestal gemaakt om een idee te krijgen van de lichaamssamenstelling van een groep, niet van een individu. Daar komt nog bij dat de resultaten van twee van die vijfhonderd formules meer dan 30% van elkaar kunnen verschillen...”

Wat dikker en toch gezond!

Hoe kunnen we dan wél controleren of ons vetgehalte al dan niet een bedreiging vormt voor onze gezondheid? “Allereerst is uit onderzoek gebleken dat mensen met een BMI tussen 25 en 29 het minste risico lopen om te sterven, mogelijk omdat zij wat reserve hebben als ze ziek worden. Het BMI-gegeven moet dus aangevuld worden met de meting van de lendenomtrek. Dat is een goede indicatie van de vetoppervlakte die eronder zit en veel meer dan onderhuids vet, is vet rond de inwendige organen schadelijk voor de gezondheid. Het is dus belangrijker te weten of we daar te veel vet verzameld hebben, dan de totale vetmassa na te gaan.

Er zijn dus betere manieren om na te gaan of u gezond bezig bent dan u blind te staren op uw BMI. “Iemand die wat dikker is maar een goede conditie heeft, is doorgaans gezonder dan iemand met een goede BMI die niet fysiek actief is. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat bij fysieke inspanningen vetten sneller uit onze bloedbaan verdwijnen, omdat ons metabolisme dan sneller werkt.”

Te dun = fragiel

Nog een interessante conclusie van het onderzoek is, dat de BMI wél bij tweederde van de proefpersonen een goede indicatie gaf van de botmassa. “Een lage BMI kan erop wijzen dat de kwaliteit van de botten veel te laag is en dat de persoon dus een verhoogd risico op breuken loopt. Dat is bijvoorbeeld vaak een probleem met overdreven magere fotomodellen: ze lopen niet enkel het gevaar dat ze te weinig vet zouden kunnen hebben, ook het gebrek aan botmassa zal hen parten gaan spelen.”

Ariane De Borger

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content