© WIM KEMPENAERS

Chris Van de Sande zoekt Witte Raven

Een witte raaf kom je slechts heel uitzonderlijk tegen. Toch hoopt Chris Van de Sande (70) er een te vinden in elke school van het Waasland. “Een Witte Raaf in ons project is een leerkracht of schoolmedewerker die ziet welke kinderen in armoede leven en hen discreet helpt met kleine financiële bijdragen”, legt Chris uit. Het Witte Ravenproject werd zo’n vijf jaar geleden opgericht onder de vleugels van serviceclub Ki-wanis. “We wilden iets doen rond kinderarmoede. Na gesprekken met betrokken organisaties, kwam ik op het idee via de scholen te werken. Kinderen zitten acht uur per dag op school. De mensen daar zijn heel betrokken en kunnen armoede detecteren. Wij geven de leerkracht een budget van 500 euro die hij/zij kan besteden.”

De Witte Raven steken discreet toe bij: een warme maaltijd, een daguitstap, een winterjas, een busabonnement,... “Het gaat meestal om kleine bedragen, maar dan is het effect ook groter omdat je meer kinderen kan helpen. Een kind wil vooral het gevoel hebben dat het bij de groep hoort. Het wil kunnen deelnemen aan de alledaagse dingen. Ik heb geen contact met de kinderen, zij zijn volledig anoniem. Mijn taak is vooral om de bestedingen van de Witte Raven te controleren. Dat is niet altijd makkelijk. We hebben goed gekaderd waar het geld voor gebruikt mag worden. Maar je moet rechtlijnig zijn. Je mag geen precedent scheppen waardoor het geld niet meer wordt gebruikt waarvoor het bedoeld is: de kinderen.”

Vorig jaar hielpen 90 Witte Raven zo’n 1.260 kinderen. “We zullen nooit alle kinderen in armoede bereiken via de school – ik maak me geen illusies. Maar ik geloof wel dat we een steentje verleggen door op deze manier te helpen.” Intussen werd een aparte vzw opgericht voor het Witte Ravenproject en krijgt het navolging in andere steden in Vlaanderen.

WITTERAVENPROJECT.BE

Chris Van de Sande zoekt Witte Raven
© G.F.

Luc Maisin is speed-skydiver

Als kind droomde ik er altijd van om te kunnen vliegen als een vogel. Vandaag ben ik bijna zover”, zegt Luc Maisin (62). Met een gemiddelde snelheid van 490 km/u in vrije val, is deze uitbater van een decoratiewinkel ’s werelds snelste speedskydiver geworden.

Chris Van de Sande zoekt Witte Raven
© G.F.

“Toen ik 15 was, mocht ik voor het eerst parachutespringen. Ik was op slag verliefd! Ik was 21 jaar lang Belgisch kampioen formatiespringen, waarbij je met meerdere personen samen een vrije val maakt. Daarna heb ik mij toegelegd op het speed-skydiven. Daar is het de bedoeling om de hoogste maximale snelheid te halen nadat je op 4.000 m uit een vliegtuig springt. Ik heb in zeven jaar tijd deelgenomen aan zowat alle Europese kampioenschappen en wereldbekers die er bestaan in deze sport. Van in het begin was ik Belgisch kampioen, maar tijdens het laatste wereldkampioenschap in Engeland mocht ik de wereldbeker in ontvangst nemen. Al vind ik de eerste zijn niet zo belangrijk. Ik voer een strijd tegen mezelf door te proberen altijd beter te worden. Ik train dan ook erg veel: elk weekend, wanneer het weer het toelaat, voer ik minstens 15 sprongen uit in Schaffen, bij Diest. Ik spring met het hoofd naar beneden, de benen gestrekt en de armen tegen het lichaam gedrukt. Dan probeer ik me zo stijf mogelijk te houden, want de kleinste beweging kan me uit evenwicht brengen en doen vertragen. De snelheid wordt bepaald door mijn houding en de wind. Ik heb al meer dan 10.600 parachutesprongen uitgevoerd tijdens mijn leven. Het is absoluut niet gevaarlijk. Fietsen langs een steenweg houdt veel meer risico’s in. In de lucht ben ik in mijn nopjes. Ik voel me vrij. Ik zweef in een dimensie waar ik vanalles gewaarword. Ik vind het plezant om te spelen met de krachten die me omringen en om de situatie meester te worden. Mijn passie geeft me ook de kans om de wereld rond te reizen. Mijn volgende doel: wereldkampioen worden in Siberië in augustus 2020. Ik hoop dan de 500 km/u te overschrijden.”

Chris Van de Sande zoekt Witte Raven
© WIM KEMPENAERS

Theo en Mady schrijven dialectwoordenboek

Twee vuistdikke woordenboeken waarin het Maaseiker dialect van verschillende kanten wordt belicht: noem het gerust het levenswerk van Theo Kees (76) en Mady Colson (73). Wat begon als een hobby voor Theo, mondde in 2012 uit in een ware schrijfmarathon die zes jaar in beslag nam. “Ik begon rond mijn 30ste dialectwoorden te noteren en verklaringen te zoeken. Gewoon, uit liefde voor het Maaseiks. Het is een mooi dialect, dat sterk verwant is met het Duits. Het Limburgs is ook een van de weinige toontalen in de wereld. Veertig jaar later had ik 20.000 bladzijden vol vocabulaire, grammatica, etymologische verklaringen,...”

In Maaseik was men al een tijdje op zoek naar mensen die een dialectwoordenboek wilden schrijven. “Als test zijn we begonnen met de s-woorden. Als dat lukte, zo redeneerden we, zou de rest ook wel lukken”, herinnert Mady zich. Dat ging goed en ze waren vertrokken voor zes jaar, elke dag – weekends, feestdagen en verjaardagen incluis – 16 uur per dag schrijven. “Ik begon om 3 uur ’s ochtends en Mady kwam me helpen vanaf 8.30 uur. Zij was mijn klankbord en schreef mijn notities uit. Zo’n woordenboek wordt normaal door een heel team samengesteld. Wij hebben het met twee gedaan. Ik kan het iedereen aanraden, zo’n gezamenlijk project. Er is geen betere manier om elkaar zo diepgaand en positief te leren kennen. Je ontdekt facetten van elkaars karakter, kunnen en kennen die je voordien nog niet waren opgevallen of die je als vanzelfsprekend beschouwde.”

“We wilden het woordenboek op zo kort mogelijke tijd afwerken. Als je 70 bent, weet je niet hoeveel tijd je nog te leven hebt. Door het vele zitten, ben ik heel wat verdikt en heb ik nog andere kwaaltjes opgelopen. De drang om dat Maaseiks te bewaren was enorm groot. Dialecten zijn wel weer hip, maar in België worden maar weinig jongeren in het dialect opgevoed – bij onze Noorderburen in Nederlands Limburg is dat wel anders. Dankzij ons woordenboek zal men ook over 1.000 jaar nog weten welke taal hier gesproken werd.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content