Brussel met je neus in de lucht

Brussel heeft veel meer te bieden dan de Grote Markt en het Atomium. De stad barst van erfgoedparels, grappige curiosa en verborgen schoonheden. Maar om ze te ontdekken moet je alert zijn!

In de loop van zijn bewogen geschiedenis heeft Brussel al talloze aanvallen van bouwwoede doorstaan. Op het eerste gezicht heeft de stad vandaag niet veel meer gemeen met het Brussel van toen. De doolhof van steegjes en straatjes rond de stinkende, slijkerige Zenne heeft plaats gemaakt voor brede lanen. Tal van paleizen, herenhuizen en herbergen zijn verdwenen door brand of oorlogsgeweld. De gordel van 19de-eeuwse fabrieken rond het stadscentrum is nog slechts een verre herinnering, net als de handelaars in exotische en koloniale rijkdommen.

Toch bleven bij elke grote verandering snippers van het verleden overeind. Restanten die ook vandaag nog zichtbaar en toegankelijk zijn. Sommige springen meteen in het oog, voor andere moet je met je neus in de lucht lopen en doodlopende steegjes durven in te slaan. Er zijn Brusselfans die zonder ophouden door de stad struinen om die onbekende parels en pittige anekdotes terug te vinden. Eén van hen is Damien Tournay, leraar geschiedenis en Latijn in de hoofdstad. Met hem heb ik afgesproken aan de Sint-Gorikshallen, net buiten de nieuwe voetgangerszone.

Waterlelies en kois

De hallen – een oude overdekte markt die in de jaren ’90 werd gerenoveerd – zijn welbekend, al weten weinig mensen dat ze gebouwd zijn bovenop het eerste, vrij primitieve, castrum van Brussel, dus bovenop het oudste monument van de hoofdstad. Binnenin kan je moeilijk om de reusachtige obelisk heen, die hier nogal ingesloten lijkt. Niet verwonderlijk: dit monument uit de 18de eeuw stond ooit op de binnenplaats van de abdij van Grimbergen en bevond zich hier al voor de bouw van de hallen. Liever dan de zuil af te breken, kozen de bedenkers van de overdekte markt ervoor om er gewoon omheen te bouwen.

Bij het verlaten van de hallen loop ik op het Sint-Goriksplein tegen mijn eerste grote verrassing aan. Wanneer je door het hek van de vroegere afspanning De Gouden Leeuw loopt, betreed je het Groot Eiland of Sint-Gorikseiland, waarop de brouwerij en de bakkerij van het vroegere Rijke Klarenklooster uitgeven. Wat lager gelegen vloeit een riviertje vanonder een gewelf. “Dit is de enige plek in Brussel waar de Zenne nog bovengronds loopt”, vertelt Damien. “De rest van haar traject door de hoofdstad is sinds het einde van de 19de eeuw volledig overwelfd. Pas in Anderlecht komt de Zenne weer tevoorschijn.” Het bovengrondse stukje is eigenlijk een afgesloten arm van de rivier. De oevers zijn nog authentiek, waterlelies en kois genieten nu van het licht in het bleekgroene water.

Van bananen tot steenkool

We wandelen verder richting Sint- Katelijneplein. Onderweg houden we halt aan een huis in de Dansaertstraat, al weet ik niet goed waarom. Maar in Brussel zijn de interessante dingen niet altijd op manshoogte te zien. “In het begin van de 20ste eeuw lieten mensen die fortuin hadden gemaakt dankzij de kolonies dat ook graag zien”, zegt mijn gids, terwijl hij wijst naar de bovenste verdieping van het gebouw. Ik kijk op en krijg een bovengevel te zien bedekt met keramiektegels die een weelderige tuin met bananen- en sinaasappelbomen voorstellen. Dit huis werd in de jaren ’20 gebouwd door de gebroeders Koninckx, die een importhandel van tropisch fruit bezaten. “Leuke pareltjes zoals deze tref je in Brussel ongelooflijk vaak aan”, lacht Damien. “Kijk ook eens wat vaker op en rond de deuren. Je zal bijzonder knap bewerkte deurkloppers en voetenschrappers ontdekken. Vooral die laatste ogen prachtig, ook al dienden ze slechts om modder van je schoenen te schrapen!”

Al snel strekt het Sint-Katelijneplein zich voor ons uit, met haar pas gezandstraalde kerk. Nog niet zo lang geleden oogde ze roetzwart, maar nu heeft ze haar oorspronkelijke kleur teruggevonden. Ze is ook veel recenter dan ik dacht. Damien: “De huidige kerk dateert van 1873 en is bovenop een oud havendok gebouwd door Joseph Poelaert, de architect van het Justitiepaleis. De vroegere kerk stond meer naar rechts. Alleen de klokkentoren werd bewaard.” De rest van het oorspronkelijke gebouw werd in 1902 gesloopt om plaats te maken voor een met steenkool gestookte elektriciteitscentrale. En dat hartje binnenstad! De centrale moest energie leveren voor de straatverlichting van de hoofdstad, maar dan wel ten koste van een sterke luchtvervuiling. Misschien ligt hier deels de verklaring voor de lagen roet die de Sint-Katelijnekerk bedekten. Het gebouwtje van de centrale bestaat nog steeds, al valt het weinig op. Het herbergt vandaag een galerij voor hedendaagse kunst.

Deuren openen

Wat verder komen we aan een van de meest verrassende WOI-monumenten: het is opgedragen aan de gesneuvelde militaire postduiven en soldaten-duivenmelkers. We lopen vervolgens binnen in wat op een privésteegje lijkt. Welkom in de Ooievaarstraat, één van de laatste strotjes van Brussel. Het dateert uit de Spaanse tijd en ontsnapte wonderwel aan de stadssaneringen van de 19de en 20ste eeuw. Het smalle straatje – een auto kan er niet door – had een kwalijke reputatie. De nog altijd bewoonde, piepkleine, bouwvallige huisjes huisvestten destijds arme gezinnen van wagenvoerders en straatventers. De leefomstandigheden waren verschrikkelijk. Het standbeeld van Sint-Rochus, beschermheilige tegen de pest, diende als waarschuwing.

De verborgen hoeken en kanten van Brussel geven inzicht in het dagelijkse leven van de kleine lieden van toen, maar even goed in de luxe waarin de rijken leefden. Stap het portiek van het Franstalige theaterhuis La Bellone binnen en loop de gang door: ineens sta je voor een echt paleis. De gevel onder een glazen koepel dient nu als decor voor het podium. Het paleis was ooit de woning van Olympe Mancini, de nicht van de invloedrijke Franse kardinaal Mazarin. De edele dame viel in ongenade tijdens het zogenaamde vissenschandaal aan het hof van Lodewijk XIV en zocht bij ons een ballingsoord. Een gouden kooi, aan de rijkdom van de nog altijd zichtbare bas-reliëfs te zien.

Gewoon rondkuieren

En er duiken tijdens onze wandeling almaar meer verborgen parels op. Ik ontdek de Villerstoren, één van de minst bekende overblijfselen van de eerste stadsomwalling. Vreemd, want het stuk muur dat bewaard is gebleven is toch wel 100m lang! Nog een verrassing is estaminet Het Goudblommeke in Papier, het artiestencafé van de jaren ’40 en ’50 dat nog niets aan sfeer heeft ingeboet. Ik dacht Brussel te kennen, maar op een traject van nauwelijks 2km volgen de ontdekkingen elkaar in sneltempo op.

“Ik zou je graag nog iets laten zien”, glundert Damien Tournay. “In het bioscoopcomplex aan het De Brouckèreplein is er een schitterende filmzaal uit de jaren ’30. Ze wordt nog altijd gebruikt. Als je de juiste film kiest, kan je er binnen geraken.” Wellicht is dat ook de beste manier om Brussel te ontdekken: rondkuieren, je laten meevoeren door het toeval en je ogen de kost geven!

NICOLAS EVRARD – FOTO’S FRÉDÉRIC RAEVENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content