Besparen met uw (nieuw) huwelijkscontract

Een huwelijkscontract is een uitstekend instrument om aan successieplanning te doen. Hebt u er al (lang) een? Blaas dan het stof eraf en laat het aanpassen. Want uw wensen van toen zijn niet noodzakelijk dezelfde als deze van vandaag.

U hebt net uw zilveren of gouden bruiloft gevierd. Uw huwelijk heeft alle stormen doorstaan. Mag u dan uw huwelijkscontract naar de papiermand verwijzen? Zeker niet! U doet er beter aan het contract uit de bankkluis te halen, ermee naar de notaris te stappen en te laten onderzoeken of het geen aanpassing behoeft. Tijdig de oude dag voorbereiden – successieplanning zoals dit heet – kan onaangename verrassingen helpen voorkomen. Een goed huwelijkscontract laat u eveneens toe een flinke stuiver te besparen op de toekomstige successierechten.

Een Siamese tweeling

Het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht zijn niet los te koppelen van elkaar. Het type huwelijksvermogensstelsel waaronder een echtpaar gehuwd is, zal bepalend zijn om bij een gehuwde erflater uit te maken waaruit zijn nalatenschap precies bestaat. Er zijn drie stelsels.

1. (Wettelijke) gemeenschap

van goederen

Was de overledene gehuwd onder een (wettelijk) stelsel van gemeenschap van goederen dan bestaat de nalatenschap uit:

a) de eigen goederen

b) het aandeel (de helft) in het gemeenschappelijk vermogen.

De langstlevende echtgenoot houdt zijn eigen aandeel in de gemeenschap (de andere helft) en zijn eigen goederen.

Onder eigen goederen verstaat men: het voorhuwelijkse bezit en al wat men tijdens het huwelijk gratis verkrijgt (d.i. via erfenis of testament). Al de rest wordt vermoed zich in de huwelijksgemeenschap te bevinden (zoals spaargeld, roerende of onroerende goederen die tijdens het huwelijk gekocht zijn enz.)

Schematisch kan dit als volgt voorgesteld worden (de gekleurde gedeelten in de vermogens wijzen de nalatenschap aan):

2. Scheiding van goederen

In een stelsel van scheiding van goederen zijn er in principe alleen eigen goederen van de man of de vrouw. Wat men samen koopt, behoort het echtpaar ieder voor de helft toe. “In onverdeeldheid”, noemen juristen dat. Overlijdt een van beiden, dan bestaat de nalatenschap uit:

a) de eigen goederen van de overledene

b) als er tijdens het huwelijk een onverdeeldheid is tot stand gekomen: het aandeel van de overledene (de helft) in deze onverdeeldheid.

De langstlevende echtgenoot houdt zijn eigen goederen en zijn eigen aandeel in de onverdeeldheid (de andere helft).

Schematisch kan dit als volgt voorgesteld worden:

3. Algehele gemeenschap

van goederen

Was de overledene gehuwd onder een stelsel van algehele gemeenschap van goederen dan bestaat zijn nalatenschap enkel uit zijn aandeel in deze gemeenschap (de helft). Er zijn immers geen eigen goederen. De langstlevende echtgenoot houdt zijn eigen aandeel in de gemeenschap (de andere helft). Schematisch kan dit als volgt voorgesteld worden:

Een draak met vele koppen

Wat de langstlevende echtgenoot concreet erft, is afhankelijk van de al dan niet aanwezigheid van andere personen “met wie hij of zij tot de erfenis geroepen wordt” (andere personen dus met wie hij of zij de erfenis moet delen).

n Zijn er kinderen, dan erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de hele nalatenschap. De kinderen erven de blote eigendom. Het is daarbij irrelevant of deze kinderen van de overledene al dan niet stammen uit het huwelijk met de langstlevende.

n Zijn er geen kinderen, maar bijvoorbeeld wel ouders, broers, zusters of verdere familieleden in de erfelijke graad, dan erft de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik op de eigen goederen van de overledene en de volle eigendom van diens aandeel in het gemeenschappelijk vermogen . Anders dan in de eerste hypothese (kinderen) erft de langstlevende dus een deel in volle eigendom.

n Zijn er geen bloedverwanten in de erfelijke graad, dan komt de hele nalatenschap in volle eigendom aan de langstlevende echtgenoot toe.

Mag het iets meer zijn?

Vaak neemt een echtpaar geen genoegen met wat wettelijk aan de langstlevende echtgenoot toekomt, maar wil men zijn/haar erfrechten uitgebreid zien. Welke mogelijkheden bieden zich in dat geval aan?

n Contractuele erfstelling: geven over de dood heen. Echtgenoten kunnen mekaar n.a.v. een overlijden meer geven dan wat wettelijk is voorzien via een zogenaamde contractuele erfstelling. Dit komt neer op een schenking van toekomstige goederen , namelijk de goederen die de eerst- stervende zal nalaten bij zijn dood. Zulke schenking heeft dus geen onmiddellijk effect maar krijgt pas uitwerking bij het overlijden. Er zullen dan ook successierechten op betaald worden en geen schenkingsrechten.

LET OP! De contractuele erfstelling gebeurt met eigen goederen. Hierin verschilt ze van de clausules van ongelijke verdeling (zie verder), waarbij het gaat over goederen die tot de gemeenschap behoren.

De contractuele erfstelling kan op twee manieren tot stand komen. Ofwel vindt ze plaats in het huwelijkscontract. Dan is een wederzijds akkoord nodig om de gift later te herroepen. De contractuele erfstelling kan ook buiten het huwelijkscontract om gebeuren en de vorm van een gewone schenking aannemen. Is dit het geval, dan kan elk van de echtgenoten ze herroepen zonder vooropzeg(termijn) en zonder toestemming van de andere echtgenoot.

n In een t estament kunnen echtgenoten mekaar bepaalde, specifiek omschreven goederen in volle eigendom toewijzen. Het testament heeft het voordeel dat het steeds eenzijdig kan herroepen of gewijzigd worden. Anderzijds zijn echtgenoten slechts vrij schikkingen in mekaars voordeel te treffen binnen het zgn. ‘beschikbare deel’ van de erfenis, d.i. het erfdeel dat niet verplicht moet toekomen aan de kinderen (de reserve).

n Clausules van ongelijke verdeling. Een derde mogelijkheid om de langstlevende echtgenoot te bevoordelen bestaat erin, in het huwelijkscontract een bijzondere clausule op te nemen op grond waarvan bij overlijden de huwelijksgemeenschap niet in gelijke helften wordt verdeeld maar waarbij meer dan de helft aan de langstlevende echtgenoot toekomt. Bovendien zal de langstlevende dit extra deel in volle eigendom krijgen als dat uitdrukkelijk zo gepreciseerd wordt.

In tegenstelling tot de contractuele erfstellingen zijn bedingen van ongelijke verdeling enkel mogelijk in het huwelijksstelsel met gemeenschap van goederen (niet bij scheiding van goederen).

WEETJE Deze clausule is enkel zinvol als er kinderen zijn. Dan erft de langstlevende immers krachtens de wet slechts het vruchtgebruik op de helft van de gemeenschap. Zijn er geen kinderen dan erft de langstlevende sowieso de hele gemeenschap in volle eigendom en wordt de clausule overbodig.

LET OP! Eenmaal het principe van de ongelijke verdeling opgenomen in het huwelijkscontract, is het niet meer mogelijk deze eenzijdig te schrappen of te wijzigen. Beide echtgenoten moeten het ermee eens zijn en ze moeten de procedure van wijziging van een huwelijkscontract volgen.

Hoeveel méér is mogelijk?

Qua omvang kunt u met de clausules alle kanten uit.

n U kunt in het huwelijkscontract een beding van vooruitmaking inlassen. De echtgenoten komen dan overeen dat de langstlevende van hen, voor de verdeling van de nalatenschap met de andere erfgenamen, een bepaald deel (bijv. een geldsom) uit de gemeenschap mag nemen.

n Een ander type vormen de bedingen van ongelijke verdeling en verblijving. De echtgenoten komen in het huwelijkscontract overeen dat de langstlevende van hen bij de verdeling een ander deel dan de helft van de huwelijksgemeenschap krijgt. U kunt daarin heel ver gaan en overeenkomen dat de langstlevende (ook bij aanwezigheid van kinderen!) de volledige huwelijksgemeenschap in volle eigendom krijgt. In dat laatste geval spreekt men van een verblijvingsbeding, beter gekend als de Langst leeft, al heeft-clausule.

n Uitgesteld erfrecht van de kinderen. Het interessante aan clausules van ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap – ongeacht het gekozen type – is dat de wetgever de bevoordeling niet als een schenking aanziet, maar als een huwelijksvoordeel. Het concrete gevolg hiervan is dat de kinderen ze niet kunnen aanvechten op grond van hun reserve. De achterliggende redenering is dat het erfrecht van de kinderen alleen maar uitgesteld wordt. Wat ze niet erven bij de dood van de eerststervende ouder zal hen in principe toevallen bij het overlijden van de langstlevende (tenminste als deze het ondertussen niet ‘opgeleefd’ heeft).

Eric Spruyt, notaris en professor aan de Fiscale Hogeschool te Brussel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content