BARITON : José Van Dam : “België blijft mijn plekje”

De opera in Wenen en New York, de Bastille in Parijs, de Scala van Milaan... Bariton José Van Dam (64) veroverde alle muziektempels ter wereld. Maar België blijft zijn thuishaven, het plekje waar hij rust vindt. Waar hij kan nadenken over zijn leven en over de toekomst.

Naar jaarlijkse gewoonte geeft José Van Dam twee kerstconcerten in de Brusselse Sint-Michiels- en Sint-Goedelekathedraal, deze keer op 1 en 2 december 2004 om 20.15 uur. Hij zingt grote klassiekers als ‘Ave Maria’ en ‘Stille nacht’ onder begeleiding van het kinderkoor Cantate Domino uit Aalst en het Arpae-ensemble. Ook de bas Shadi Torbey, de eerste Belgische laureaat van de recentste Koningin Elisabethwedstrijd, is van de partij. Info en reservatie: tel. 010 40 13 03.

Tot voor enkele weken was José Van Dam onder de hoede van Gerard Mortier in de Bastille van Parijs aan de slag. Hij vertolkte er de rol van Sint-Franciscus in een opera van de 20e eeuwse componist Messiaen. “Mozart blijft mijn favoriete componist, hij heeft werkelijk niets geschreven waar ik niét van hou. Maar ook de Duitse romantiek van een Wagner is indrukwekkend. Messiaen is moderner en de muziek is moeilijker, maar ik ben er zeker van dat deze opera binnen 50 vijftig jaar nog zal opgevoerd worden. Sint-Franciscus is een inspirerende figuur. Als rijkeluiszoontje genoot hij van een liederlijk bestaan en plots koos hij voor een leven in armoede. Zijn boodschap, dat rijkdom vooral binnenin zit, is erg modern. We hebben hem dan ook niet in een pij ten tonele gevoerd, de acteurs droegen werkmanskleren. Moest hij vandaag geleefd hebben, dan zou hij waarschijnlijk een soort Abbé Pierre zijn.”

“Tiens, dat Jefke heeft een mooie stem!”

“Ik heb altijd van het theatrale van opera gehouden. Trouwens, de mensen zeggen niet We gaan naar een opera luisteren. Nee, ze gaan naar de opera kijken. Een operazanger is méér dan een mooie stem. De persoonlijkheid, het acteertalent en de muzikaliteit spelen mee. Het publiek komt evengoed voor de prachtige decors en de dramatische spanning. Maar hoe meer actie een opera bevat, hoe verder men zich van de zang verwijdert. Daarom geef ik daarnaast ook graag concerten, daar staat de zang centraal.”

“Het plezier om te zingen zit er bij mij in van in mijn kindertijd. Thuis hadden wij platen van André Clavaud, Lucienne Delille, Nat King Cole... en ik zong alles mee. Op een dag hoorde een vriend van mijn ouders mij zingen. Hij zei: Tiens, Jefke (want zo werd ik toen genoemd) heeft een mooie stem, waarom komt hij niet meezingen in ons koor? Zo is het begonnen. Mijn familie had niets met muziek te maken, mijn vader was schrijnwerker, maar mijn ouders hebben me altijd gesteund in mijn keuze voor muziek. Toen ik wat ouder was, zong ik op buurtfeesten en op mijn twaalfde ben ik piano beginnen spelen en ontmoette ik mijn eerste zangleraar.

Grappig, in mijn woonplaats werd ik toen al de kleine Caruso van Jette genoemd. Ik moet toen dus al erg gedreven geweest zijn. En het stond voor mij vast dat ik operazanger zou worden. Ik bezocht de Muntschouwburg in een tijd dat opera niet bepaald populair was. Soms was er meer volk op de planken dan in de zaal! Maar dat kon mijn enthousiasme niet temperen. Tijdens de jaren zestig en zeventig is het niveau dan sterk gestegen. Sommigen doen opera af als een elitaire bedoening, dat heeft mijns inziens vooral te maken met de muzikale opvoeding op school. Als je die vergelijkt met deze in Duitsland of Oost-Europa, dan staan wij nergens. Een adagio of een andante, iedereen weet daar wat dat is. Ook in Rusland hebben ze daar oog voor, net zoals ze leren schaak spelen op school. Maar bij ons wordt kunst in het onderwijs stiefmoederlijk behandeld.”

Een complimentje van von Karajan

“Ik sta nu veertig jaar in het beroep. In 1967 wist ik mijn eerste grote rol te bemachtigen, bij de opera van Berlijn. Ik was 27 en sindsdien is het snel gegaan. Ik heb de kans gehad met belangrijke componisten, muzikanten en zangers samen te werken van wie ik veel heb geleerd. Herbert von Karajan was één van de markantste figuren. Hij was een charismatisch man die veel eiste van zijn medewerkers maar nog strenger was voor zichzelf. Ik herinner me nog levendig een repetitie voor een concert in Wenen met het orkest van Berlijn. In de uitvoering van het requiem de Verdi zong ik een uitvoerige baspartij. Net toen ik goed op dreef was, beval von Karajan het orkest te stoppen. Hij kruiste zijn armen en bleef naar mij staan luisteren. Dat duurde zo ongeveer een minuut. Toen gromde hij in zijn typische stijl: Bravo, Van Dam en zette het orkest weer aan het werk. Dat is misschien wel de mooiste hommage die ik ooit heb gekregen.”

Belgitude

“Mijn carrière bracht me naar alle wind-streken. Ik verblijf het grootste deel van mijn tijd in het buitenland, maar toch voel ik me heel Belgisch, heel Brussels. Een operazanger leeft op een eiland. Hij gaat ergens zwemmen maar komt altijd terug naar zijn plekje om op adem te komen. Dat eiland is voor mij nog steeds België. Het stoort me mateloos dat ze mijn land proberen uiteen te rukken, de Vlamingen van de Franstaligen te scheiden. Dat is zo potsierlijk. Ik heb vrienden van allerlei nationaliteiten en huidskleuren, en ik maak deel uit van de grote internationale familie van kunstenaars. Maar België, een voorschoot groot, dat willen ze verdelen!

Ik hou erg veel van Latijns-Amerika. Venezuela, Brazilië, Argentinië, dat zijn prachtige landen. De mensen zijn er altijd vrolijk, maar de armoede is vaak niet te harden. Toch ben ik optimistisch. Steeds meer mensen bezoeken deze landen en worden met de neus op de feiten gedrukt. Ze zien hoe onevenwichtig de rijkdom op deze wereld verdeeld is. Hoe meer mensen erover praten, hoe meer bewustzijn er gecreëerd wordt en hoe meer kans dat er daadwerkelijk iets verandert.”

“In Buenos Aires herkenden de mensen me op straat. Ze riepen: hola, Il maestro! Want Il Maestro is de Spaanse titel van Le Maître de Musique van Gérard Corbiau waarin ik de hoofdrol speelde. De prent kende een groot succes in Latijns-Amerika, net zoals in Europa. Met die film hebben we een breed publiek kunnen bereiken. Vaak kom ik mensen tegen die me zeggen dat ze vroeger nooit naar een concert gingen, maar sinds ze de film hebben gezien is er een nieuwe wereld voor ze opengegaan. Toch beluister ik thuis vooral tango en jazz. Klassiek hoor ik al genoeg op mijn werk!”

“Mijn kennis doorgeven”

“Later wil ik me met onderwijs bezighouden. Ik ben nu al verbonden aan de muziekkapel Koningin Elisabeth, een echt Belgische instelling waarin Vlamingen en Walen elkaar niet voortdurend in de haren zitten. Ik duid leraren aan en ben verantwoordelijk voor de sectie Zang. Later zal ik er lesgeven en zetelen in de jury van het ingangsexamen. Zelf heb ik goede leermeesters gehad en ik voel de behoefte die kennis door te geven.

Ik zie ook wel iets in audities om lokaal talent op te sporen, want er lopen heel wat jongeren met een mooie stem rond zonder dat ze zich daarvan bewust zijn. In koren vind je veel talent, maar het aantal koren is de laatste jaren sterk teruggevallen. Net als de fanfares. In mijn woonplaats Ath had je er vroeger vijftien, nu zijn er dat nog twee. Een spijtige zaak, want zo kunnen steeds minder mensen zich muzikaal uitdrukken.”

José Van Dam heeft nog contracten tot 2007. Daarna wil hij het rustiger aan doen. “Vroeger zei ik dat ik op mijn 55ste zou stoppen, maar ik ben er ondertussen 64. Mijn stem kan nog mee maar fysisch wordt het moeilijker. De opera Sint-Antonius duurde bijvoorbeeld zes uur. Dat was vroeger ook al behoorlijk zwaar, maar op mijn leeftijd doe ik er langer over om te recupereren. Want, geloof het of niet maar een zanger die een half uur zingt, verbruikt evenveel calorieën als een metselaar op een hele dag!” n

Filip Godelaine – Foto’s : Benny De Grove

Thuis luister ik naar tango en jazz. Klassiek hoor ik al genoeg op mijn werk!

Von Karajan die ‘Bravo, Van Dam’ gromde, dat was de mooiste hommage die ik ooit heb gekregen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content