Armand Pien Altijd in de weer

Hoewel hij intussen al heel wat jaartjes met pensioen is, heeft hij nog altijd een kantoor in het Koninklijk Meteorologisch Instituut. Armand Pien heeft zijn volk het weer leren kennen. Hij kan het nog altijd geen dag missen.

Hij is drieëntachtig, maar praat met het vuur van een jongen van twintig over de onderwerpen die hem na aan het hart liggen: de wetenschap, het weer, de ruimtevaart. En natuurlijk de televisie. Op zijn vijfenzestigste is hij met pensioen gegaan bij het KMI en op zijn zeventigste heeft hij afscheid genomen van de VRT, maar hij blijft het allemaal aandachtig volgen: “Ik ben zevenendertig jaar weerman geweest, maar toen het tijd werd om te stoppen heb ik gezorgd dat ik het weerbericht in goede handen overliet. Ik ben blij, nee, ik ben trots dat ik jonge mensen een kans heb kunnen geven.”

Ik mocht mijn zin doen

In die zevenendertig jaar heeft Pien natuurlijk heel veel zien veranderen. “Ik heb nog televisie gemaakt in de Middeleeuwen, als een onderwijzer bij het bord. Nu zijn er veel meer technologische middelen en is het weerbericht visueel een stuk aantrekkelijker, maar in die tijd had je in andere opzichten meer mogelijkheden dan nu. Het was allemaal niet tot op de seconde precies uitgerekend. Ik kon min of meer mijn zin doen. Het medium was gloednieuw, niemand kende het, zodat ik een vrijheid had waar de televisiemensen tegenwoordig alleen van kunnen dromen.”

Hij vertelt met smaak over de tijd van toen, hoe hij drie keer per week in het piekuur met zijn foto’s en papieren van Ukkel naar de televisiestudio’s moest verhuizen, om dan in zeven haasten alles voor de uitzending klaar te maken. Een live-uitzending, maar daar had hij nooit problemen mee. Hij is niet op zijn mondje gevallen en een showman is hij altijd een beetje geweest, dat bekent hij graag: “Als jongeman was ik bij het amateurtoneel, we hebben ooit nog een Landjuweel gewonnen. Het toneel heeft mij een zelfvertrouwen gegeven dat later goed te pas is gekomen. Ook al kwam ik wel eens in aanvaring met de regisseur omdat ik mij niet hield aan wat op papier stond...”

De wetenschap verstaanbaar maken

Pien werd een van de zeldzame mensen die een onuitwisbare stempel op de Vlaamse televisie zouden drukken. Een beroemdheid met zijn grapjes en zijn woordenvloed maar ook met zijn wetenschappelijke kennis: “Als er een ding is waar ik fier op ben, is het dat ik de wetenschap begrijpelijk heb kunnen maken. Toen ik begon, leefde de wetenschap in een ivoren toren. Ze verkeerde in de waan dat ze alles wist en altijd gelijk had. Dat is nu anders, we weten nu dat we in feite heel weinig weten. De wetenschap is bescheiden geworden en dat is een goede zaak.”

In de gloriejaren kon het weerbericht steevast rekenen op een publiek van twee miljoen televisiekijkers. “En als Pien zich vergiste, waren het er de volgende keer... een half miljoen meer!”

Foute voorspellingen werden nochtans niet in dank afgenomen, zeker niet in de zomer. “Als ik voor het weekend goed weer voorspelde en het regende, waren veel mensen ervan overtuigd dat ik door de horeca van de kust was omgekocht. Gelukkig heeft de toenmalige burgemeester van Blankenberge û Content heette hij, maar hij was toen niet content û een keer een vlammend artikel in de pers geschreven waarin hij mij ervan beschuldigde dat ik het kusttoerisme saboteerde door slecht weer te voorspellen. Wat dus bewees dat ik wel degelijk onpartijdig was.”

De kans op missers is intussen behoorlijk afgenomen. “Dankzij de weersatellieten, de informatie die uit heel de wereld toestroomt en de computers die het allemaal verwerken, kunnen we het weer nu vrij nauwkeurig tot acht dagen vooraf voorspellen. Vroeger was dat ondenkbaar, toen was achtenveertig en zelfs vierentwintig uur al een hele prestatie.”

Alles hangt af van het toeval

Naast het weer heeft Pien nog een andere grote liefde in zijn leven: de astronomie. “Ik had op de middelbare school, in het Atheneum van Gent, een buitengewone leraar wiskunde. Hij heeft mij de liefde voor de wiskunde meegegeven. Toen ik aan de universiteit wiskunde ging studeren û dat was in de oorlogsjaren û moest je een richting kiezen. Het werd astronomie. Mijn thesis ging over kometen, en dat heeft mij heel mijn leven achtervolgd. (Hij kan het grapje niet laten:) Mijn vrouw roept nog elke dag Kom eten!“.

Na de oorlog zette hij de stap naar het Koninklijk Meteorologisch Instituut en toen de televisie een jaar later van start ging, was Pien van de partij. “De keuze was niet moeilijk, want ik was in die tijd de enige Nederlandstalige universitair van het KMI. Wat weer eens bewijst dat in het leven alles van het toeval afhangt.”

Dat toeval speelde ook mee in zijn beslissing om in het begin van de jaren zestig van zijn geliefde Gent naar Hoeilaart te verhuizen. “In die tijd was je nog een echte vedette als je op de televisie kwam. De mensen kwamen je op straat aanraken om te kijken of je wel echt was. De burgemeester van Hoeilaart had dat goed begrepen: hij nodigde heel de BRT uit op de druivenfeesten in zijn dorp. Daar leerde ik Marc Sleen kennen, de tekenaar van Nero, en we werden vrienden. Ik was een stadsmens, ik had altijd in Gent gewoond, en ik was onder de indruk van al het groen daar in de druivenstreek. Ik zei tegen Marc: laat me iets weten als hier iets leegkomt. Dat is iets wat je wel honderd keer in je leven zegt, maar een paar weken later belde Marc me op. Ik ging kijken en ik zei meteen: dit koop ik. Toen ik die dag thuis kwam, zijn er wel een paar woorden gevallen want mijn vrouw wist van niets. Ze kon er niet mee lachen, ze wou niet weg uit Gent.” Hij glimlacht: “Ze is het intussen wel gewend, hoor. En het gekke is dat ik nog nooit zo vaak in Gent geweest ben als sinds we in Hoeilaart wonen.”

Zorg dat het Planetarium opengaat!

Een van zijn sterkste banden met de Arteveldestad is de plaatselijke volkssterrenwacht, die naar hem genoemd is. “Ze hebben daar een unieke telescoop die honderd twintig jaar oud is. Ik ben blij dat ik heb kunnen helpen om hem te redden.”

En hij begint spontaan over weer een andere liefde: het Planetarium aan de Heizel, in Brussel. “Het dateert nog uit de tijd van Leopold III, maar het grootste deel van zijn geschiedenis heeft het leeg gestaan. Voor de Expo van ’58 hadden ze het opgekalefaterd, maar daarna was het echt aan het vervallen. In het midden van de jaren 70 werd het Planetarium op initiatief van een ambtenaar van Onderwijs afgebroken en weer opgebouwd, maar niemand deed er iets mee. Tot een journalist van Knack, Lode Willems, een artikel over die verspilling schreef. Toen kreeg ik opeens een telefoontje van Herman De Croo, die pas minister van Onderwijs was geworden: ‘Ga naar het Planetarium en zorg dat het opengaat.’ Dat vond ik een nieuwe uitdaging en ik heb het met plezier gedaan. In september ’76 gingen we van start en in de jaren dat ik er de leiding had, kregen we driehonderdvijftigduizend bezoekers over de vloer...”

Weer iets om trots op te zijn. Is hij een tevreden man, wanneer hij terugkijkt op zijn leven? Domme vraag. “Ik ben van nature een optimist. Je moet niet blijven stilstaan bij de kleine dingen die verkeerd gaan. Niemand krijgt alles wat hij wil, maar we hebben zoveel om blij om te zijn.”

Zijn ogen schitteren: “Alleen al het feit dat wij op deze planeet leven, de mooiste van het zonnestelsel, de enige waar leven mogelijk is. Dat is toch een mirakel!”

Een mirakel is het. En we hebben geluk dat er mensen als Armand Pien bestaan die het ons doen beseffen... n

A Bart Holsters – Foto’s: Johan Martens

Toen ik pas op televisie kwam,

raakten de mensen me op straat aan

om te kijken of ik echt was!

De wetenschap wordt bescheiden:

we weten nu dat we... weinig weten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content