Altijd op zoek

Sinds 1995 staat Alain Remue aan het hoofd van de Cel Vermiste Personen. Een gesprek over meer dan 16 000 behandelde dossiers. Of beter: over 16 000 mensen “want voor ons zijn het nooit dossiers. Soms zijn ze heel jong, soms veel ouder, soms levend, soms dood... maar het zijn altijd mensen!”

Een uurtje later dan voorzien – wegens een dringende briefing, mensen verdwijnen nu eenmaal niet op afspraak – ontmoet ik Alain Remue in het kantoor waar de medewerkers van de Cel Vermiste Personen samenwerken. Het gonst er van de bedrijvigheid. Voor ons gesprek zoeken we een rustiger plekje op in de Brusselse kazerne.

De Cel Vermiste Personen werd opgericht in een bewogen periode.

Toen we 15 jaar geleden van start gingen, wisten we absoluut niet waar we voor stonden. Er heerste heel wat ongerustheid bij de bevolking en ook de media en de politiek eisten actie. Julie en Mélissa, An en Eefje waren verdwenen maar van Dutroux was nog geen sprake. Het toenmalige Centraal Bureau voor Opsporingen van de Rijkswacht kreeg de opdracht om snel een actieplan uit te werken. Op 4 september 1995 gaf de minister zijn fiat om de Cel Vermiste Personen op te richten. We gingen op zoek naar de juiste mensen – oorspronkelijk waren dat er vijf. De druk was enorm groot. Veel tijd om ons in te werken kregen we niet. In mei ’96 verdween Liam Vanden Brande aan het Zennegat in Mechelen – hij werd nooit teruggevonden -, eind mei van datzelfde jaar Sabine Dardenne en in augustus Laetitia Delhez. Dankzij doorgedreven onderzoek van de Cel werden Sabine en Laetitie levend teruggevonden. Vanaf dan werd de gruwel van Dutroux beetje bij beetje duidelijk.

En toen was er de parlementaire onderzoekscommissie naar de zaak Dutroux...

Inderdaad, en die onderzoekscommissie laat tot op de dag van vandaag een bittere nasmaak na bij mensen van de Cel. Er zijn door die commissie dingen gedaan die echt niet menselijk waren. Ze ging er a priori vanuit dat er fouten gemaakt waren en dat er koppen moesten rollen. De Cel is uiteindelijk voor 100% witgewassen, en veel meer woorden wil ik daar niet meer aan vuil maken. Vergeet niet dat de frustratie die wij toen hebben ervaren, in het niet verdwijnt bij het leed van de familieleden.

Intussen werkt de Cel als een geoliede machine. Wanneer komen jullie in actie?

Wij treden pas op als we gevraagd worden door de lokale politie, de lokale recherche, de federale gerechtelijke politie, onderzoeksrechters of parketmagistraten die te maken krijgen met een verdwijningszaak. Onze afdeling heeft drie kernopdrachten: coördinatie, steun en expertise. Wij coördineren de communicatie met andere partners (zoals Child Focus) en organiseren grootschalige zoek-acties. De steun bestaat bijvoorbeeld uit advies aan de lokale politiediensten en het inzetten van extra middelen zoals duikers, speurhonden... Onze expertise bestaat erin dat wij dag en nacht met verdwijningen bezig zijn. Wij trekken lessen uit vorige zaken en volgen op de voet wat er bestaat aan technieken en procedures in andere landen.

De Cel is intussen gegroeid van 5 tot 15 mensen. Aan welke eisen moeten die voldoen?

Alle medewerkers van de cel zijn van de politie, op twee mensen na die de databanken bijwerken. Niemand kan echter ambtshalve aangeduid worden om bij de Cel te komen werken. De mensen moeten zich zelf kandidaat stellen. Ze moeten tweetalig zijn, beschikbaar, flexibel, zeer reactief werken, emotioneel stabiel zijn en een partner hebben die de job ook ziet zitten. Toen Stacey en Nathalie verdwenen, zijn wij 18 dagen aan een stuk met zes mensen van de Cel in het getouw geweest. Dat kun je alleen als je partner daar volledig achter staat. De eigenlijke opleiding krijgen de mensen in de Cel zelf. Ze doen een stage waarin ze heel veel informatie te verwerken krijgen en waarbij ook moet blijken of ze in de Cel passen. Want wij zijn collega’s, maar we vormen ook een groep vrienden. Stuk voor stuk mensen met een sterk karakter. Die kunnen natuurlijk al eens botsen maar wij lossen conflicten altijd binnenskamers op. Dan gaan de deuren toe en praten we de dingen uit. De deuren gaan pas opnieuw open als het probleem van de baan is en daarna wil ik er niks meer over horen.

Niet alleen de partners, maar het hele gezin moet leren leven met de job. U hebt zelf twee kinderen.

Mijn zoon Robin is 20, mijn dochter Eva 15. Ze zijn er bijgevolg mee opgegroeid. Toen Eva klein was, had ze een bureautje en een kleine plastic telefoon. Op een moment hoorden we haar zeggen: “Ha, Albert... een lijk in de Schelde... O.K. wij gaan onmiddellijk iemand sturen!” Iedereen in de familie weet uiteraard waarmee ik bezig ben, de Cel maakt deel uit van mijn leven, ook van mijn privéleven. Dit is een job die je voor de volle 100% doet, of niet. Je kunt onmogelijk een beetje naar vermiste personen zoeken. Natuurlijk heeft dat een invloed op het gezinsleven. Als we ergens heen gaan, gebeurt dat bijvoorbeeld altijd met twee wagens zodat mijn echtgenote en de kinderen terug thuis geraken als ik zou opgeroepen worden. Maar niettemin probeer ik een onderscheid te maken: thuis echtgenoot en vader te zijn en tijdens mijn werkuren politieman.

Is uw houding tegenover uw eigen kinderen veranderd door alles wat u in uw beroep meemaakt? Probeert u ze extra te beschermen?

Ik denk dat niet, maar als je die vraag aan Eva stelt, zal ze misschien zeggen dat ze niets mag. Het is inderdaad zo dat wij ze steeds wegbrengen en afhalen als ze ergens heen gaat, maar dat vind ik normaal voor een dochter van 15. Weet je, toen mijn zoon nog klein was, ben ik hem ooit heel even kwijt geraakt. Dat was op een Legotentoonstelling in een shoppingcentrum. Het ene moment liep hij nog naast me en één seconde later zag ik hem niet meer. Op dat moment was ik al mijn professionele kalmte verloren, ik ben beginnen te panikeren en rondlopen als een kip zonder kop. Ik reageerde zoals elke andere ouder.

Tijdens een verdwijningszaak hebt u intensief contact met de families. Ontstaat er soms een speciale band met hen?

Ik heb in die 15 jaar heel wat mensen leren kennen die ik anders nooit zou hebben ontmoet en voor wie ik een mateloos respect heb. Als er één ding is dat je nooit wilt worden, dan is het wel ouder van een vermist kind. Met veel van die mensen heb ik nog regelmatig contact. Daardoor heb ik ook geleerd dat maar één ding erger is dan vernemen dat je kind dood is: niet weten wat er met je kind is gebeurd. Vroeger begreep ik dat niet. Nu wel. Dirk, de papa van Liam Vanden Brande, herhaalt dat vaak. Hij zou zo graag willen weten wat er is gebeurd met Liam zodat hij het een plaats kan geven. Hoewel Liam intussen al meer dan 14 jaar verdwenen is, kijkt zijn vader nog steeds op als hij ergens een klein jongetje ziet lopen. Intussen zijn wij op een heel speciale manier vrienden geworden, ook al verschillen we van mening. Dirk gaat ervan uit dat Liam is ontvoerd, niet door een of ander ziek beest, maar door iemand die zijn eigen kindje verloren is. Hij blijft hopen dat Liam ooit aan zijn deur zal staan. Dat is een positieve keuze, een hypothese die hoop inhoudt en daar kan ik respect voor opbrengen. Maar ik vrees alleen dat mijn hypothese – dat Liam aan het Zennegat in het water is beland – de juiste is.

Een buitenlandse verdwijnings-zaak die de gemoederen lange tijd heeft beroerd, is deze van het Britse meisje Maddie McCann. Haar ouders zijn zelf een onderzoek gestart. Dat moet heel vervelend zijn voor de politiediensten.

Ouders van een vermist kind hebben alle recht om te doen wat ze willen, dat moeten wij respecteren. Ik weet absoluut niet hoe ik zelf zou reageren als ik in die situatie zou belanden. Ik ben voor een open en eerlijke aanpak. Ik pleit er ook voor om deze mensen inzage te geven in het volledige dossier. De familie moet maximaal op de hoogte worden gehouden. Maar... er is een grote maar. Je weet nooit in hoeverre de familie zelf betrokken is bij de verdwijning. Zo verdween in Sint-Job ooit de tweejarige Jansien. Na aangifte van de verdwijning door de mama, die helemaal in paniek leek, werden alle middelen ingezet en werd er dag en nacht gezocht. Uiteindelijk werd het kindje dood teruggevonden in een plastic zak. Ze bleek gewurgd te zijn door haar mama. Als politiemensen moeten wij dus altijd voorzichtig blijven. Maar in een klassieke verdwijningszaak moeten we open kaart spelen. Het heeft geen zin de ouders iets voor te liegen.

Soms doen ouders in hun wanhoop ook een beroep op helderzienden...

Inderdaad, maar dat beschouwen wij als absolute flauwekul. Er is nog nooit één paragnost informatie komen brengen die niet in de media was gekomen. Hun tips worden genoteerd, maar ze komen in het schuifje met de laagste prioriteit terecht. Pas als al het andere nagetrokken is, zullen we er aandacht aan schenken. Helaas heeft nog nooit een helderziende ons ook maar een millimeter vooruit geholpen.

Hoeveel dossiers blijven er onopgelost?

Meer dan 95% van alle verdwijningen wordt opgelost. Van de 16 500 dossiers die we in 15 jaar tijd hebben behandeld, zijn er meer dan 15 400 afgesloten. In 10% werd de persoon dood teruggevonden. Maar in slechts een klein deel daarvan gaat het om een overlijden ten gevolge van een crimineel feit. Alleen zijn het vooral die zaken die de media halen. Waarmee ik niets negatiefs willen zeggen over de media. Zij zijn één van onze partners. We werken goed samen.

Weglopers vormen een belangrijke groep van verdwijningen. Worden die op dezelfde manier aangepakt als de anderen?

Weglopers tussen 13 en 18 jaar vormen inderdaad een grote groep. Positief is dat die zaken haast allemaal goed aflopen, hoewel binnen deze groep het aantal zelfdodingen de laatste tijd wel toeneemt. Maar elke verdwijning vergt van ons evenveel aandacht en inzet. Zoeken is onze job en we doen alles wat mogelijk is maar er is absoluut nood aan een gedegen sociaal vangnet. Ten eerste moet er preventief meer aandacht besteed worden aan gezinnen met problemen. De sociale sector moet oog hebben voor probleemjongeren én probleemouders, voor gezinnen waar niet gecommuniceerd wordt of waar kinderen aan hun lot worden overgelaten. Ten tweede moeten de verdwenen kinderen zo snel mogelijk worden teruggevonden want je weet nooit met wie ze in contact komen. Let op, ik beweer niet dat er achter elke hoek een zedendelinquent schuilt, maar de straat is geen plek voor jongeren. Ze zijn bijzonder kwetsbaar en raken sneller verzeild in de wereld van drugs of prostitutie. Ze komen vaak in een neerwaartse spiraal terecht waar ze nog heel moeilijk uitraken. Op het ogenblik dat we ze terugvinden zijn ze soms een hoopje ellende. Daarom is de nazorg zo belangrijk. Het is niet met een wegloper terug te brengen bij zijn ouders dat de zaak opgelost is. Dikwijls is er een afkoelingspe-riode nodig, tijdens dewelke de jongere elders moet kunnen worden opgevangen dan thuis.

Veel grote verdwijningsdossiers hebben te maken met kindermisbruik... Ook buiten de verdwijningssfeer duiken tegenwoordig om de haverklap pedofilieschandalen op.

Pedofilie is van alle tijden en komt voor in alle lagen van de bevolking. Het grote verschil is dat tegenwoordig veel meer zaken de openbaarheid halen. Uit schaamte werd er vroeger veel binnenskamers gehouden. De slachtoffers werden daarbij vergeten.

Helaas is de wereld ook voor de pedofielen veranderd. De internetmaatschappij heeft veel positieve aspecten, maar is tegelijkertijd een snelweg voor perverten als voor mensen die kicken op kinderpornografie. Binnen Interpol spreken we trouwens niet meer over kinderpornografie, maar over Child Abuse Images. Pornografie ligt te dicht bij fotografie, een vorm van kunst, en daar heeft het in de verste verte niets mee te maken. Maar laat diegenen die ’s avonds achter dichtgetrokken gordijnen in hun kamertje naar zulke beelden zitten te kijken niet denken dat ze veilig zijn! Op een dag staan we voor hun deur. Is het morgen niet, dan is het volgende week of volgende maand, maar vinden doen we ze. En dan zullen ze uitleg moeten geven, want je komt nooit per ongeluk op een pagina met kinderpornografie terecht.

Kindermisbruik raakt u bijzonder. U bent ook lid van de Interpol-werkgroep Crimes Against Children.

Inderdaad. Tegenover pedofielen kunnen we niet hard genoeg optreden. Iedereen die zich bezondigt aan kindermisbruik – en daar reken ik het bekijken van kinderporno ook toe – is een zieke geest! Het gebeurt nog te vaak dat mensen die veroordeeld zijn voor zedenfeiten, vrijkomen en opnieuw toeslaan. Voor mij heeft iemand die bewezen heeft dat hij niet van kinderen af kan blijven geen rechten meer in onze maatschappij. Die verdient geen tweede kans. Ik heb al zoveel gruwel gezien door mensen die een tweede kans hadden gekregen: Dutroux, Fourniret, Ait-Oud... Verjaring mag niet bestaan in zo’n geval. Wie voor verjaring pleit weet niet wat hij vertelt. Iemand die ooit aan een kind heeft gezeten, moet daarvoor boeten, wie hij ook is! Tegen mensen die het vertrouwen dat in hen gesteld werd of hun positie misbruiken, moet de maatschappij keihard reageren. Kinderen zijn de bouwstenen van onze maatschappij. Daar moeten wij de grootste zorg voor dragen.

Jullie gaan echter niet enkel op zoek naar kinderen.

Telkens wanneer de onderzoekers denken dat wij een zinvolle bijdrage kunnen leveren in een verdwijningsdossier doen ze een beroep op ons. Vier tot vijf keer per week trekken wij er met de grote middelen op uit om een bejaarde te gaan zoeken die op de dool is geraakt, bijvoorbeeld. Dat probleem wordt jaar na jaar groter. We denken na hoe we hier iets aan kunnen doen. Zo loopt er in Edegem een project met de lokale politie die alle zorgcentra op hun grondgebied heeft gecontacteerd.

Van 100 bejaarden die als vermist worden opgegeven, worden er meer dan 65 in de instelling zelf teruggevonden. Daarom is het belangrijk het personeel te leren hoe zij moeten zoeken in hun eigen instelling. Er moeten een aantal reflexen aangekweekt worden. En er wordt gevraagd van alle bewoners van het zorgcentrum een basisinfopakket op te stellen met een foto en persoonlijke gegevens. Ook elementen uit hun verleden worden genoteerd, zodat deze info meteen na een verdwijning aan de onderzoekers kan worden doorgespeeld. Zo was er ooit het geval van een man die door dementie compleet van de wereld was. Hij had een fiets genomen en was 40 kilometer ver gefietst, naar het huis waar hij ooit met zijn overleden echtgenote had gewoond.

Door de toenemende veroudering groeit deze groep en moeten we zoeken naar oplossingen. Ik ben geen voorstander van Big Brothertoestanden, maar waarom zouden we voor dementerende bejaarden niet zoeken naar een systeem dat bijvoorbeeld ingebracht wordt in hun kleding en dat geactiveerd wordt wanneer de bejaarde een bepaalde zone overschrijdt? Natuurlijk kosten zulke systemen geld en natuurlijk rijst meteen de vraag wie dat moet betalen...

Alain Remue schreef samen met Wim De Bock het boek ‘Zeg nooit nooit’ over 15 jaar Cel Vermiste Personen, uitg. Borgerhoff&Lamberigts, euro 19,95 (isbn: 9789089311467).

Leen Baekelandt – Foto’s: Frank Bahnmüller

“Meer dan 95 procent van alle verdwijningen wordt opgelost.”

“Wie niet van kinderen af kan blijven, verdient geen tweede kans.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content