“Als ik euforisch ben, ken ik geen grenzen...”

Margriet heeft al 25 jaar te kampen met bipolaire stemmingsstoornissen en is al zes maanden opgenomen. “Het is hier net een Club Medvakantie met 5 sterren”, zegt ze wanneer ze ons voorgaat door de lange gangen van het ziekenhuis waar ze verblijft. Niets is minder waar. Om de haverklap zie en voel je de priemende blik van het verplegend personeel en de dokters die heel goed in de gaten houden wie hier binnenkomt en buitengaat.

Wanneer we op haar kamer zijn, steekt Margriet meteen van wal. Een spraakwaterval over de ziekte die haar volledig in de greep houdt. 29 jaar was ze toen ze voor het eerst depressief werd. Ze was gehuwd en als drietalig informaticus (Frans, Engels, Chinees) had ze een beloftevolle carrière voor de boeg. Maar daarna? Twee echtscheidingen, manische fases, depressies, hospitalisaties, geneesmiddelen, een kruis over haar professionele leven, werkloosheid...

“Ik heb meer tijd doorgebracht in het ziekenhuis dan thuis. Zelfs wanneer ik stabiel ben, is het door de nevenwerkingen van de medicatie niet evident om alleen thuis te zijn. En tijdens de depressieve fase heb ik last van paranoia. Dan vrees ik dat ze me gaan aanhouden, dat ik in de gevangenis terechtkom en door de andere gevangenen verkracht word. Ik ben bang voor alles, zelfs voor mijn eigen schaduw! Alles lijkt moeilijk en zwaar. Een tiental jaar geleden wilde ik zelfs sterven. Toen heb ik drie maanden in de psychiatrie gezeten.”

Gelukkig zijn er nog de hypomane fases want dan voelt Margriet zich goed in haar vel. “Maar als ik manisch ben, raak ik alle ankerpunten kwijt. Dan kan ik zomaar zonder kijken een straat oversteken, of een onbekende volgen omdat hij mooie ogen heeft. Ik waan me een vrouwelijke reïncarnatie van Christus, of van de Kleine Prins... Ik heb al gebedeld op straat, ik heb al gedaan alsof ik blind was. Op een dag ben ik zelfs aan het Koninklijk Paleis in Brussel gaan aankloppen omdat ik dacht dat de koning zou tussenkomen in de scheiding met mijn eerste man!”

In de loop van de jaren heeft Margriet zichzelf beter leren kennen. “Ik slaag er nu in de eerste symptomen van een crisis te herkennen. Als ik maar drie of vier uur slaap, weet ik hoe laat het is. Dan zijn we waakzamer. Ik kan op elk moment aan de alarmbel trekken, mijn dokter roepen en snel opgenomen worden.”

Maar niet alleen voor de zieke zelf, ook voor de omgeving moet zorg gedragen worden. “In het begin begreep mijn familie er niets van, zeker mijn oudere zus niet, want die is erg nuchter en rationeel. Wanneer ik in een depressie fase zat, dacht ze dat het luiheid was. Ze wreef me altijd opnieuw onder de neus dat er zoveel mensen waren, ook gehandicapten en zo, die een druk leven leidden, en dat ik mijn kansen zomaar vergooide. Ik heb het toen allemaal op papier gezet en op die manier mijn ziekte proberen uit te leggen. Nu zegt ze tenminste niet meer dat ik lui ben. Ze praat liever niet meer over mijn ziekte. Mijn andere zus heeft me altijd gesteund. Ze heeft zelfs een opleiding gevolgd om me beter te kunnen begrijpen.

Wat ik verwacht van de mensen uit mijn dichte omgeving? Gewoon dat ze me een beetje begrijpen. En wat mijn toekomst betreft? Ik ben bang om te hervallen. En dat zal gebeuren, dat is zeker. Misschien wel tot het einde van mijn dagen!”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content