“Abnormale mensen fascineren me”

We kennen hem als journalist, als acteur, als programmaker en gast in quizprogramma’s maar vooral als royaltyverslaggever op radio en televisie. “Daar stop ik op het einde van het jaar mee, ik wil me opnieuw op andere dingen toeleggen”, zegt manusje-van-alles Jan van den Berghe. Een openhartig gesprek met een professionele luis in de pels.

De zoveelste frats van Laurent, weer een lapsus van Filip. Het Belgische koningshuis is de laatste tijd niet weg te branden uit het nieuws. Veel werk dus voor royaltyverslaggever Jan van den Berghe, die bij dergelijke perikelen steevast op tv verschijnt om zijn mening over de kwestie te geven. Ongezouten.

Plus Magazine: Als we de term royaltywatcher horen vallen, is de kans groot dat we u op het scherm zien opduiken.

Jan Van den Berghe: Royaltywatcher. Ik vind dat een vreselijk woord maar tot mijn grote ergernis wordt het steeds vaker gebruikt. Het doet mij een beetje denken aan birdwatching, maar dat laatste is een stuk makkelijker want je kunt veel dichter in de buurt van vogeltjes komen dan bij de royals. In een bevlogen moment heb ik mezelf wel eens de commandant Cousteau van het koningshuis genoemd, omdat dat ik mij verdiep in het reilen en zeilen aan het hof. Maar de vergelijking gaat niet op want voor Cousteau was het mogelijk om dicht bij een walvis in de bronst te duiken! De grootste frustratie van iemand die zich met het bestuderen van het hof bezighoudt, is dat je de betrokkenen niet rechtstreeks kunt ondervragen. Je bent altijd aangewezen op lekken. Dat rookgordijn, die hoge façade is eigen aan elke monarchie. Als je van het paleis een glazen huis maakt, dan verdwijnt het mystieke. En dat is niet goed voor het koningshuis want het bestaat bij de gratie van dat mysterie.

Hoe dicht bent u bij de koninklijke familie geraakt?

Met de affaire rond Wendy Van Wanten heb ik prins Laurent eens geïnterviewd en ik ben ook enkele keren met Filip op handelsmissie geweest. Door koning Boudewijn ben ik ooit op privé-audiëntie in het paleis ontvangen. Terwijl we door de tuin wandelden stelde hij me voortdurend vragen. Hij had mijn boeken blijkbaar gelezen en zei me: “U weet heel veel over mijn familie.” Ik antwoordde: “Niet genoeg, Sire”. Toen zie hij: “Onze privacy, dat moet u ons laten want een koningskroon is zwaar om te dragen.” En hij vertelde me hoe zijn leven door anderen werd geregisseerd. Wat mij ook is bijgebleven, was de krachtige handdruk van die man. Hij bekende me dat hij elke ochtend aan powertraining deed om in conditie te blijven!

U komt vaak snedig uit de hoek in uw commentaren. Bent u nu een persona non grata aan het hof?

Veel royaltyprogramma’s brengen alleen maar een goednieuwsshow. Ik heb altijd geprobeerd een reporter te zijn, geen supporter. Een vervelende hofnar, een luis in de pels. Toch zul je mij nooit een kwaad woord horen uitspreken over koning Albert want die kwijt zich perfect van zijn taak. Als koning moet je vooral een goed acteur zijn en dat is Albert. De opvolging wordt wél een probleem. Filip heeft veel minder acteertalent en ziet zijn rol ruimer. Hij beschouwt zichzelf als een bruggenbouwer, maar tot nu toe heeft hij alleen nog maar bruggen opgeblazen. Toen hij huwde met Mathilde werd er een geweldige hausse in zijn populariteit opgemeten. Het land leed aan Mathildinitis. Toen had hij moeten scoren, maar hij heeft het nagelaten. Nu zit hij met een imagoprobleem.

Waarom zijn mensen zo gek op koningen?

Je moet dat ook niet overdrijven. Wij zijn niet zo gek als de Nederlanders, bijvoorbeeld. Het zijn altijd dezelfde fans die opduiken. Maar glamour en glitter trekt de mensen wel aan. Ik heb het altijd eigenaardig gevonden dat de populariteit het meest stijgt wanneer de ongelijkheid tussen de vorsten en het gewone volk het meest opvalt, zoals bij een huwelijk. Komt daarbij dat ons koningshuis de bizonkit van België is. Dat plakt alles aan elkaar. Zo lijkt het tenminste, want de recente affaires bedreigen de monarchie wel degelijk.

Hoe wordt iemand een royaltyspecialist?

Tegen wil en dank. Ik werkte bij het weekblad De Post en een concurrerend blad kondigde aan dat er een boek over de Coburgs ging verschijnen. Mijn hoofdredacteur zei: Jan, we moeten ze te snel af zijn. Trek naar Coburg en ga op zoek naar de wortels van ons vorstenhuis! Tot mijn grote verbazing mocht ik in Duitsland zomaar in alle archieven rondneuzen. Ik stootte er op interessante verhalen, zoals de memoires van de minnares van onze eerste koning. Ik werd meteen tot specialist gebombardeerd. Komt daar nog bij dat ik van nature een bijna ziekelijke nieuwsgierigheid heb voor abnormale mensen. En koningen zijn abnormaal.

In het begin van uw carrière moest u kiezen tussen schrijven en acteren.

Mijn eerste liefde was eigenlijk de muziek. Ik wou muzikant worden zoals mijn grootvader, dat was een echte bohemien. Maar misschien net daarom zag mijn vader dat niet zitten. Mijn beide grootvaders waren trouwens heerlijke leugenaars. Dat fascineerde me als kleine jongen, het scherpte mijn fantasie aan. Als journalist komt dat ook van pas. Je moet de waarheid schrijven, maar ook een mooi palet hebben om hier en daar wat bij te kleuren. Een journalist mag best wel een beetje entertainment brengen.

Bij ons thuis kwamen veel boksers over de vloer en ik ging elke zondagochtend met mijn vader in Gent naar boksmatchen kijken. Later nam ik bokstraining, met o.a. Rik van Cauwelaert van Knack als sparringpartner. De beeldspraak van die boksers sprak mij enorm aan. Maar uiteindelijk ben ik Germaanse gaan studeren en heb ik ook een toneelopleiding aan het conservatorium gevolgd.

Voor de journalistiek heb ik gekozen om mijn reislust te stillen. Ik had toen nog het romantische beeld dat ik als een kuifjesreporter de wereld kon rondtrekken. Ik moet eerlijk zeggen: voor een deel is dat gelukt ook. Daar hebben een paar Zweedse voetballers die in onze competitie waren neergestreken me een handje bij geholpen: Kurt Axelsson en zo. Niemand begreep wat die jongens uitkraamden en omdat ik Skandinavische talen had gestudeerd, mocht ik ze interviewen. Op die manier belandde ik op de sportredactie en even later zat ik in Mexico waar Eddy Merckx het werelduurrecord verpulverde.

Wat is uw mooiste herinnering?

Ongetwijfeld ’the rumble of the jungle’: het gevecht voor de wereldtitel zwaargewichten tussen Mohammed Ali en George Foreman in Kinshasa, in 1974. Ik ben daar drie weken gebleven en dat was één groot avontuur. Het begon al met anderhalve dag opsluiting omdat de Zaïrezen me verwarden met een Zuid-Afrikaanse huurling met dezelfde naam. Heel de wereld wachtte met spanning op dat gevecht. De entourage, het land en vooral de figuur van Mohammed Ali maakten er een historische gebeurtenis van.

Die kamp oversteeg het sportieve. De Zaïrezen waren dolenthousiast maar het stadion raakte niet gevuld omdat de mensen de entree niet konden betalen. Mobutu paste daar echter een mouw aan: hij betaalde zijn ambtenaren niet met geld, maar met een toegangsticket en het probleem was opgelost!

Zowel Ali als Foreman waren toen overigens nog heel bereikbaar voor de pers. Toen ik Ali interviewde, stelde ik vast dat hij erg moeilijk kon lezen en schrijven. Hij leed aan dyslexie. Toen hij From a great fighter to a great writer schreef in het boek dat hij voor mij signeerde, duurde dat een eeuwigheid. Maar het charisma van die man was adembenemend. Op elke persconferentie kwam hij met weer iets nieuws op de proppen. Een fascinerende figuur. Geen enkele koning is ooit zo boeiend geweest als Mohammed Ali. n

Filip Godelaine – foto’s Benny De Grove

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content