8 vragen van wakkere burgers

Iedereen heeft wel eens een vraag in het achterhoofd die hij dolgraag aan een minister of een partijvoorzitter zou willen stellen. Plus Magazine gaf acht wakkere burgers de kans hun ‘lastige’ vraag af te vuren op de toppoliticus naar keuze.

ONDERWERP: DE REGERING

Van: Goddie De Smet, voorzitster van het Ouderen Overleg Komitee

Voor: Guy Verhofstadt, eerste minister

Het aantal kiezers boven de zestig jaar bedraagt exact 29 % van de Belgische bevolking. Indien u

geroepen wordt om de volgende regering samen te stellen, bent u dan bereid ervoor te zorgen dat er

voldoende 60-plussers in uw nieuwe regering zetelen?

Uw redenering zou ons kunnen brengen tot het samenstellen van regeringen met een apothekersweegschaal. Mag ik eraan herinneren dat ongeveer de helft van de bevolking jonger is dan veertig en dat er nu geen minister jonger dan veertig in de federale regering zetelt? Afgezien hiervan is het natuurlijk een goede zaak als ook 60-plussers deel uitmaken van het kabinet. Hun aantal zal wegens de vergrijzing vermoedelijk zelfs toenemen... En misschien is het u niet opgevallen, maar de huidige regering telt reeds een aantal 60-plussers. Antoine Duquesne (Binnenlandse Zaken) is 62, regeringscommissaris Yvan Ylieff en Europees Commissaris Philippe Busquin zijn even oud.

ONDERWERP: HET RIJEXAMEN

Van: Renaat Vandevelde, stafmedewerker van de Kristelijke Beweging van Gepensioneerden

Voor: Isabelle Durant, minister van Mobiliteit en Vervoer

In 2001 speelde u met het idee het rijbewijs ’tijdelijk’ te houden en een nieuw rijexamen verplicht te maken na afloop van de geldigheidsduur. Is zo’n tijdelijk rijbewijs niet discriminerend voor oudere chauffeurs?

Aan het begin van de regeerperiode heb ik de term rijcontract gelanceerd. Ik deed dat om het idee te laten inburgeren dat een rijbewijs geen levenslang recht is dat men eens en voor altijd verwerft, maar eerder een sociaal contract dat ook plichten inhoudt tegenover andere weggebruikers.Wat ik met de term rijcontract bedoelde, is echter géén rijbewijs met een beperkte duur. Zo’n rijbewijs komt er niet! In de nieuwe wet op de verkeersveiligheid hebben we wél het verval van het recht tot sturen opgenomen. Deze straf leek me beter geschikt als sanctie voor verkeersovertredingen dan bijvoorbeeld een gevangenisstraf. Het lijkt me logisch het recht tot sturen in te trekken van diegenen die zich niet aan het sociaal rijcontract houden.

ONDERWERP: CHRONISCH ZIEKEN

Van: dr. Johan Waes, voorzitter van de Vlaamse Reumaliga

Voor: Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen

U nam zeer goede maatregelen inzake de gezondheidskosten van chronisch zieken. Toch blijft de inkomenssituatie van chronisch zieken die van een minimum-invaliditeitsuitkering moeten leven, alarmerend laag. Denkt u aan een verhoging van deze uitkeringen?

Het is hartverwarmend te horen dat u onze inspanningen naar waarde weet te schatten. Het verder verhogen van de invaliditeitsuitkeringen beschouw ik als mijn belangrijkste prioriteit voor de toekomst. Percentages of concrete bedragen voor verdere verhogingen kan en wil ik u echter niet beloven. Niemand zou dit mogen doen, omdat de mogelijkheden afhangen van de economische en de budgettaire situatie over enkele maanden. Eens de nieuwe omstandigheden gekend zijn, zal ik al het mogelijke doen om de uitkeringen voor mensen met een handicap, een invaliditeit of chronische ziekte te verbeteren. Ook de maximumfactuur moet verder uitgebreid en versterkt worden.

ONDERWERP: HET ZILVERFONDS

Van: André Witters van de vzw Impact, een vormingscentrum rond ouderenbeleid

Voor: Johan Vande Lanotte, minister van Begroting

Het Zilverfonds wordt voorgesteld als een spaarpot om in de toekomst de pensioenen te kunnen betalen. Maar je leest ook vaak dat het geld wordt gebruikt om de staatsschuld verder af te bouwen. Waarvoor dient het écht?

Het begrotingsbeleid is erop gericht om geleidelijk begrotingsoverschotten te realiseren. Op die manier vermindert onze staatsschuld en krijgen we financiële ruimte voor nieuwe uitdagingen in de toekomst. We zouden die begrotingsoverschotten rechtstreeks kunnen gebruiken om de staatsschuld versneld te verminderen. Deze regering heeft er echter voor geopteerd om deze overschotten te storten in het Zilverfonds. Wanneer je het economisch bekijkt, komen beide methodes uiteindelijk neer op hetzelfde: in beide gevallen neemt de schuld van de overheid af. Het voordeel van het Zilverfonds is echter dat het resultaat van de begrotingsinspanningen onmiddellijk wordt gereserveerd voor een welbepaalde bestemming, namelijk de extra kosten van de vergrijzing in de toekomst. Op het ogenblik dat deze extra kosten voelbaar worden, zal het Zilverfonds aangewend worden voor de uitbetaling van de pensioenen. Op die manier hoeven de overheidsfinanciën niet opnieuw te ontsporen en zullen er geen nieuwe besparingsmaatregelen nodig zijn. Tegen eind 2003 zal het fonds reeds 5 miljard euro bevatten. Het Zilverfonds dient dus rechtstreeks voor de uitbetaling van de pensioenen in de toekomst maar onrechtstreeks nu al voor de afbouw van de staatsschuld (dankzij de rente die de kapitalen opleveren).

ONDERWERP: DE ANTIRACISMEWET

Van: Paul Pataer, voorzitter van de Liga van de Mensenrechten

Voor: Stefaan De Clercq, voorzitter van de CD&V

U heeft zich negatief uitgelaten over onze gerechtelijke procedures tegen de vzw’s van het Vlaams Blok. Waarom? Is de antiracismewet alleen bedoeld om individuen te vervolgen en niet om een in groep georganiseerde vorm van racisme uit te bannen?

Hopelijk komt er toch een uitspraak van het Hof van Cassatie om de bevoegdheidsdiscussie uit te klaren. Niet omdat ik een procedurefreak ben, maar een uitspraak van het hoogste rechtscollege kan duidelijkheid scheppen over politieke en racistische misdrijven. Als minister van Justitie heb ik trouwens destijds het initiatief genomen om ‘drukpersmisdrijven ingegeven door racisme en xenofobie’ te onttrekken aan het oordeel van het hof van assisen. Voortaan kan de gewone correctionele rechtbank zich hierover uitspreken. Ons standpunt is en blijft: de antiracismewet zoals zij nu bestaat, is er om toegepast te worden. Een overheid die haar regels niet handhaaft, verliest haar geloofwaardigheid. Wel heb ik duidelijk willen maken dat het Vlaams Blok in de eerste plaats politiek moet worden ‘bekampt’. Een veroordeling, verbod of drooglegging van het Vlaams Blok en van de schragende vzw’s doen hun politieke ideeën niet verdwijnen. Een veroordeling zal het opzetten van mensen tegen mensen niet stoppen. De politiek moet heldere en geloofwaardige antwoorden geven op de concrete noden. Van álle mensen – en in het bijzonder van kwetsbare mensen: zorgbehoevende ouderen, zieken, mensen die zich onveilig voelen, alleenstaanden met kinderen, maar ook vluchtelingen en migranten. Wij willen het Blok bestrijden door een opbouwende politiek van onderuit. Méér samenleving werkt efficiënter en beter dan een juridische strijd.

ONDERWERP: SCREENINGS

Van: Francie Van der Wildt van de Vrouwenraad

Voor: Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen

Tussen de federale en de Vlaamse overheden bestaan er afspraken in verband met gratis borstkankerscreening voor vrouwen van 50 tot 69 jaar. Een gelijkaardig systeem kan worden uitgewerkt voor de screening van baarmoederhalskanker en om osteoporose op te sporen. Vindt u niet dat elke vrouw vanaf ca. 50 jaar recht moet hebben op een pakket gratis screenings?

De campagnes voor de screening van borstkanker lopen momenteel vlot. De vraag of ze uitgebreid kunnen worden naar andere terreinen vind ik zeer terecht. Eerst moeten we echter nagaan of de screening vanuit wetenschappelijk standpunt wel degelijk een meerwaarde biedt. Dat heeft vooral te maken met de aard van de aandoeningen. Aangezien we elke euro van de ziekteverzekering zo efficiënt mogelijk moeten besteden, is er eerst een wetenschappelijke kosten-batenanalyse nodig alvorens we de screenings kunnen uitbreiden. Vergeet ook niet dat het succes van de borstkankerscreening voortspruit uit een voorbeeldige samenwerking tussen de gemeenschappen (bevoegd voor preventiecampagnes) en de federale overheid (bevoegd voor de ziekteverzekering). Als een wetenschappelijk gefundeerd advies aangeeft dat de baten opwegen tegen de kosten en als de gemeenschappen akkoord gaan, dan moet een uitbreiding van de screenings zeker mogelijk zijn.

ONDERWERP: HET GERECHT

Van: Liliane Versluys, advocate en schrijfster, zij beantwoordt ook de juridische brieven van onze lezers

Voor: Marc Verwilghen, minister van Justitie

Na de snelle berechting van de moordenaar van Pim Fortuyn in Nederland hebben vele mensen zich de vraag gesteld: moet het Belgisch gerecht echt zo traag werken? Kunnen er geen termijnen worden vastgelegd? Wat wilt u in uw wetgevende werk in de toekomst doen om de rechtsbedeling sneller te laten verlopen?

Voor de zwaarste misdrijven is er nauwelijks een vergelijking met Nederland mogelijk, omdat de twee rechtssystemen grondig verschillen. In Nederland worden alle zaken door beroepsrechters berecht, terwijl in België het assisenhof zich met een volksjury over moorden, doodslagen en andere zware misdaden buigt. Een procedure voor een assisenhof vraagt een bijzonder grondige voorbereiding die meer tijd vergt dan in Nederland. Voor maatregelen om ons Belgisch gerecht sneller te laten werken hebben we nu echter wel een basis gekregen: het eindrapport van de Commissie Franchimont, ingediend in het najaar van 2002. Ik beweer niet dat dit rapport klakkeloos moet of zal overgenomen worden, maar het is alleszins een referentiepunt. De commissie heeft bijvoorbeeld voorgesteld een aantal strafzaken te laten berechten door de raadkamer, uiteraard onder bepaalde voorwaarden. Vandaag is de Raadkamer een college dat alleen op het einde van een gerechtelijk onderzoek beslist wie wel en wie niet naar de rechtbank wordt doorverwezen. Ik sta niet afkerig tegenover dit idee, op voorwaarde dat de raadkamers niet overbelast worden. Naar het voorbeeld van het snelrecht denk ik ook aan een inkorting van de proceduretermijnen voor kleine maar niettemin ernstige misdrijven waarin de dader(s) onmiddellijk gevat werd(en) en waarin zich geen of slechts gering onderzoek opdringt. Op die manier kunnen we allerlei fenomenen van stadscriminaliteit (zoals handtas- en gauwdiefstallen) heel snel berechten en een daadwerkelijk lik-op-stukbeleid voeren.

Wat de termijnen betreft, kent het strafwetboek uiteraard de verjaringstermijnen maar ook het begrijp redelijke termijn. Daarnaast nog eens aparte termijnen bepalen volgens de aard van het misdrijf (bijvoorbeeld dat een winkeldiefstal binnen de 6 maanden moet afgehandeld worden en een verkrachting binnen de 2 jaar), gaat mij te ver. Hoewel misdrijven in principe gelijkaardig kunnen zijn, toch blijft iedere zaak uniek. Het onderzoek en de procedure zullen in het ene geval vlug afgerond zijn, in het andere (nochtans gelijkaardige) geval pas na vele obstakels. Ik vind het veel belangrijker dat ieder parket en elke rechtbank de kans krijgt zijn werk zo te regelen dat elke zaak binnen een aanvaardbare tijdsspanne wordt afgehandeld. Kleinere zaken dus op korte termijn, grotere binnen een termijn die rekening houdt met de ingewikkeldheid en de omvang, maar uiteraard altijd voor het verstrijken van de verjaringstermijn.

ONDERWERP: DE ONDERHOUDSPLICHT

Van: Roger Pauly, nationaal voorzitter van de Gezinsbond

Voor: Johan Vande Lanotte, minister van Begroting

De Gezinsbond blijft belang hechten aan de familiale solidariteit en wij willen daarom dat de onderhoudsplicht principieel bewaard blijft. Zou het niet beter zijn de terugvorderingsprocedure aan te passen zodat er bij ieder onderhoudsplichtig kind rekening wordt gehouden met zijn inkomen en zijn kinderen ten laste?

Eerst en vooral: de onderhoudsplicht op zich wordt niet afgeschaft. Die ligt terecht verankerd in het Burgerlijk Wetboek. Het wetsvoorstel van kamerlid Jan Peeters wil enkel de terugvordering van de OCMW-tussenkomst in geval van plaatsing of opname afschaffen. Ondertussen zien we in de gemeenten die de terugvordering reeds hebben afgeschaft, dat de spontane bijdrage van kinderen in de kosten van de plaatsing van hun ouders niet vermindert. Bovendien wordt de terugvordering nu nog slechts op zeer beperkte schaal toegepast. Uit een interne bevraging blijkt dat 2 OCMW’s op de 3 minder dan 10 % van de kosten voor plaatsing terugvorderen bij de kinderen. Slechts 2,5 % vordert meer dan de helft van de kosten terug. Ook de hoogte van de terugvorderingen verschilt sterk. Die kan voor identieke inkomens- en gezinssituaties variëren van 0 tot 271 euro. Dergelijke verschillen voelen we terecht als zeer onrechtvaardig aan. Daarom dringt een discussie over de wijziging van het bestaande systeem zich op.

A Filip Godelaine en Ludo Hugaerts

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content