Ik heb net een toets uitgedeeld in een vierde jaar Latijn-Wiskunde wanneer Fleur hard begint te huilen en wegloopt uit de klas. Paniek. Ik mag het lokaal niet verlaten want er is een toets bezig, maar waar is dat meisje heen? Na de toets vraag ik een klasgenote naar haar op zoek te gaan. Zij komt terug met de boodschap dat Fleur aan het spreken is met de leerlingenbegeleidster. Nog dezelfde dag krijg ik van die begeleidster een mail: Fleur zit thuis midden in de vechtscheiding van haar ouders. Mag ze de toets volgende week overdoen? Dat mag, want het is voorzien in het schoolreglement. Indertijd was dit in mijn middelbare school ondenkbaar. En waar- om heb ik in de lerarenopleiding nooit geleerd hoe je moet omgaan met 15-jarige pubermeisjes?
...
73 en voor het eerst voor de klas
Het onderwijs rekent op gepensioneerden en zij-instromers om het tekort aan leerkrachten op te vangen. Vorig najaar deed ik een vervanging in een middelbare school. Hoe geef je als 73-jarige les aan Instagrammers en Snapchatters?

Ik heb net een toets uitgedeeld in een vierde jaar Latijn-Wiskunde wanneer Fleur hard begint te huilen en wegloopt uit de klas. Paniek. Ik mag het lokaal niet verlaten want er is een toets bezig, maar waar is dat meisje heen? Na de toets vraag ik een klasgenote naar haar op zoek te gaan. Zij komt terug met de boodschap dat Fleur aan het spreken is met de leerlingenbegeleidster. Nog dezelfde dag krijg ik van die begeleidster een mail: Fleur zit thuis midden in de vechtscheiding van haar ouders. Mag ze de toets volgende week overdoen? Dat mag, want het is voorzien in het schoolreglement. Indertijd was dit in mijn middelbare school ondenkbaar. En waar- om heb ik in de lerarenopleiding nooit geleerd hoe je moet omgaan met 15-jarige pubermeisjes? Dit verhaal begint eind augustus 2021. Ik neem deel aan een reünie van oud-studenten klassieke filologie aan de Gentse universiteit. De professor die ons ontvangt, slaakt al snel een noodkreet. "Kunnen jullie overwegen om weer les te geven?", smeekt ze bijna. "Ik word overspoeld door mails van scholen die vragen of ik hen een leerkracht klassieke talen kan bezorgen. Ze vinden echt niemand." Zelf heb ik nooit les gegeven, maar na mijn pensioen als redacteur bij dit blad, heb ik een lerarendiploma gehaald omdat ik taalles wilde geven aan asielzoekers. Begin september stuur ik de professor een mail dat ik vanaf oktober bereid ben korte interims voor het vak Latijn te doen. Diezelfde week krijg ik al telefoon van het Koninklijk Atheneum Mariakerke, de school waar mijn kinderen ooit op de banken zaten. Of ik wil inspringen voor een leerkracht die een chirurgische ingreep heeft ondergaan. Ik stem toe om begin oktober te starten. Die paar uur les kan ik er wel bijnemen, spreek ik mezelf moed in. Een week voordien ga ik kennis maken. "Meneer, uw opdracht bestaat uit 22 lesuren, 18 uur Latijn en 4 uur Nederlands", zegt de personeelsverantwoordelijke. Nog voor ik van mijn verbazing kan bekomen, word ik in de leraarskamer bijna besprongen door Gudrun, de andere leerkracht Latijn van de school. De voorbije weken heeft ze, samen met een collega Nederlands, de lessen van hun zieke collega overgenomen. Dat betekende soms klassen van 32 leerlingen. "Ik ben zo blij dat je dit wilt doen," zegt ze, "want ik zit op mijn tandvlees." Gudrun laat me achter bij Gladys, verantwoordelijk voor de begeleiding van nieuwe leerkrachten. Ze voegt me toe aan haar WhatsAppgroepje van nieuwkomers en neemt de tijd om me rond te leiden, het reglement uit te leggen en mijn lessenrooster te verduidelijken. Ik moet les geven aan zeven klassen, van het eerste tot het vierde jaar aso (doorstroom), meisjes en jongens van 12 tot 15 jaar. Dat lesgeven blijkt vooral te gebeuren met behulp van Smartschool, een digitaal platform inclusief website en app, dat dient als klasbord en communicatiemiddel. In de klas kan ik de cursus projecteren, filmpjes downloaden en informatie van het internet laten zien. Buiten de klas moet ik het gebruiken om de agenda in te vullen, punten en opmerkingen in te geven, berichten aan leerlingen te sturen en mails uit te wisselen met ouders en collega's. Gladys toont me hoe ik het bord moet bedienen en laat me dan achter om te oefenen voor een lege klas. Nadien zeg ik stoer dat het wel zal lukken, maar ik ben blij dat ik ook thuis nog kan oefenen. Uiteindelijk slaag ik erin redelijk met Smartschool te werken, al moet ik leerlingen soms vragen me te helpen met het bord. De digitale kloof helemaal dichten zal niet meer lukken. De eerste dag zie ik vooral nieuwsgierige gezichten wanneer ik me voorstel. Om de meest kritische groep (4de jaar) voor mij te winnen, vertel ik dat ik in mijn studententijd op een popfestival zo dronken was dat ik mensen in het Latijn aansprak. Ik voel dat ik heel die klas mee heb. Wat later komt Gudrun me feliciteren: "De leerlingen zeggen dat je veel verhalen vertelt. Leuk, maar je moet ook aan de leerstof denken." Uit mijn lerarenopleiding weet ik dat ik veel moet rondlopen. Dat blijkt meer dan nodig. Mijn gehoor begint te minderen en wanneer leerlingen achteraan de klas een vraag stellen, versta ik ze vaak niet. Ik moet me tot bij hen reppen en hen vragen een en ander te herhalen. Om dat te vermijden, loop ik dus veel rond. Ik beloof het op mijn communiezieltje: ik zal nooit meer zeggen dat leerkrachten een gemakkelijk leven hebben. Als ik aan vier tot vijf verschillende klassen les heb gegeven, ben ik 's avonds uitgeteld. Alles samen besteed ik meer tijd - ook in het weekend - aan lesvoorbereidingen, verbeteringen en het bijhouden van Smartschool, dan in de klas zelf. Ik kan niet terugvallen op bestaande lesvoorbereidingen of leerplannen, want die blijven erg algemeen, stijl 'De leerlingen tonen adequaat begrip van teksten'. Ik ploeter dus op mijn eentje en probeer de schriftelijke cursus aan te vullen met zelfgemaakte extra's en YouTube-filmpjes. Maar soms heeft een mens geluk. Wanneer we het verslag van Plinius de Jongere over de uitbarsting van de Vesuvius lezen, gaan net beelden de wereld rond van de vulkaanuitbarsting op het eiland La Palma. De asregen op Pompeï van 79 n.C. wordt plotseling heel herkenbaar. Bij het betreden van de klas moeten de leerlingen hun smartphone in vakjes vooraan in de klas leggen. Omdat ik veel rondloop, zie ik geregeld iemand die onder zijn bank toch aan het (snap)chatten is. Wanneer ik een vertaling als huistaak opgeef, waarschuw ik heel naïef dat ik zal merken wanneer ze hun vertaling van het internet plukken. Ruim een derde van de klas heeft dat toch gedaan, maar gecamoufleerd door sommige woorden te veranderen. Ik trap er niet in en geef de schuldigen allemaal nul op tien. Ewald maakt misbaar, maar moet er uiteindelijk om lachen. Ze hebben me blijkbaar willen testen. Na een toets krijg ik een boze mail van een moeder. Mijn toets verschilde lichtjes van wat ik in de digitale agenda had aangekondigd. Geen enkele leerling had daar een probleem mee, maar zij vreest dat zoonlief nu minder punten zal halen. Formeel heeft ze gelijk en dus kan ik niet anders dan de toets annuleren. Het blijft wennen aan het hedendaagse onderwijs. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. In de meeste lessen voel ik me als een vis in het water. Zelfs in mijn moeilijkste klas: 24 eerstejaars die twee uur lang een module Latijn volgen. Daarin krijgen ze de kans om te proeven van het vak. Ze zijn 12 of 13, kinderen nog, speels en geen stilzitters. Ze willen dat iemand aan het begin en einde van de les aan bord het spel galgje mag spelen. Vier-vijf jongens zijn voortdurend stoorzenders. Latijn interesseert hen nauwelijks. Ze maken luide opmerkingen en gooien met pennen en papieren vliegtuigjes. Gelukkig lijkt de rest van de klas zich tegen hen te keren. Ik probeer hen eerst fysiek uit elkaar te plaatsen, maar uiteindelijk vraag ik hulp aan de leerlingenbegeleidster. Collega Gudrun snelt ter hulp: ze neemt drie stoorzenders over in haar klas en laat dat met een forse mail aan de ouders weten. Ik heradem, maar ergens voelt het ook aan als een nederlaag. Gaandeweg geraak ik ingeburgerd. Ik luister naar de verhalen in de leraarskamer en krijg tips hoe ik in de klas moet omgaan met een meisje met een mentale beperking. Ik volg een klassenraad en elke vrijdag moet ik een half uur toezicht houden bij de wc's. Ik moet erop toezien dat er zich niet meer dan drie leerlingen tegelijk in de toiletruimte bevinden. Alleen: pubermeisjes klitten daar graag samen en hoe kan je als oudere man dan ingrijpen? Wanneer ik de laatste week in een van mijn vierdejaarsklassen Latijn-Wiskunde binnenkom, willen ze me bedanken met een feestje. Ze hebben drank, chips, taartjes en muziek meegebracht. "We willen u bedanken omdat we met u echt een leuke periode hebben gehad", zeggen ze. En: "komt u echt niet terug?" Ik ben ontroerd, ook al mag ik mijn lesvoorbereiding nu vergeten. Wanneer ze ook nog beginnen te dansen op de muziek, hoop ik dat er net nu geen inspecteur binnenkomt. Een andere klas bedankt me met zelfgemaakt gebak, maar nog aangenamer is de verrassing op mijn laatste dag. Een van de 'moeilijke' jongens uit het eerste jaar komt me in de gang een hand geven. "Meneer, u bent een toffe!", zegt hij breed lachend.Of ik het nog wil doen? Zéér zeker.
Wil je dit artikel verder lezen?
Kies voor Plusmagazine