10 manieren om veilig te beleggen

Afgeschrikt door de turbulentie op de financiële markten gaan spaarders op zoek naar risicoloze waarden. Tien manieren om uw geld in alle veiligheid te beleggen.

Het is inmiddels al iets langer dan 3 jaar geleden dat de aandelenmarkt het zwaar te verduren kreeg. Tegelijk slonken de interesten op zekere beleggingen zienderogen. Deze twee bewegingen waren (en zijn nog steeds) te wijten aan hetzelfde fenomeen: de economische groei stagneert. Duitsland – traditioneel Europa’s locomotief – heeft af te rekenen met een forse crisis, met grote onzekerheid op financieel vlak. Aan de andere kant van de Atlantische oceaan gaat het al niet veel beter: consumenten met zware schulden, ondernemingen in moeilijkheden en een fenomenaal tekort op de handelsbalans.

In deze context is er maar één boodschap mogelijk: geduld oefenen, de beleggingen spreiden en het risico schuwen. Veiligheid vertaalt zich almaar meer in lage rendementen. Maar de spaarder die dat nadeel aanvaardt, kan tenminste nog rustig slapen...

1. De staatsbon

De vaste waarde! Het is een reclame- slogan die systematisch terugkeert in elke promotiecampagne voor de Belgische staatsbon. Deze effecten bieden een vast jaarlijks inkomen (of kapitalisatie van de interesten) en worden door de overheid gewaarborgd. Ze zijn vooral voor particuliere beleggers bedoeld en de Schatkist geeft ze viermaal per jaar uit: in maart, juni, september en december. Staatsbons noteren op de Brusselse beurs, zodat ze makkelijk te kopen en te verkopen zijn.

Er werden al verschillende types staatsbons uitgegeven: een staatsbon op vijf jaar verlengbaar tot zeven jaar, een 3-5-7staatsbon met een herzienbare rente en een gewaarborgd minimum, en ook een staatsbon op acht jaar. In de toekomst zal de overheid misschien nog andere types uitgeven. Ze worden ter beschikking gesteld onder de vorm van effecten aan toonder of met inschrijving op naam.

Op het vlak van taksen en kosten wordt van de inkomsten uit deze bons een roerende voorheffing van 15 % afgehouden. Wenst u uw staatsbons materieel geleverd te zien, dan betaalt u een leveringstaks van 0,2 %. Op staatsbons is ook nog een beurstaks van 0,14 % (met een plafond) van toepassing.

Het renteniveau is uiteraard afhankelijk van de rente op het moment waarop de bons op de markt worden gebracht. In de huidige, onzekere omstandigheden kon de campagne van maart 2003 niet anders dan een succes zijn. Volgens de Belgische Schatkist werd tussen 21 februari en 3 maart 2003 voor een totaalbedrag van 276 miljoen euro in staatsbons ingeschreven. De beleggers konden kiezen tussen een bon op vijf jaar die (volgens de keuze van de bezitter) tot zeven jaar kon worden verlengd (tegen dezelfde rentevoet), met een brutocoupon van 3,05 % per jaar (nettorendement: 2,6 %), en een bon op acht jaar met een brutocoupon van 3,60 % (nettorendement: 3,06 %).

Staatsbons zijn beschikbaar in effecten van 200, 1000, 2000 en 10.000 euro. Om het systeem zo eenvoudig mogelijk te houden, wordt voor de campagne van juni 2003 geen 5-7-formule voorzien. Maar de 5-7-bons die eerder werden uitgegeven, behouden uiteraard de mogelijkheid tot verlenging met twee jaar tegen dezelfde voorwaarden. Meer informatie over de staatsbon kunt u krijgen via het internet (www.treasury.fgov.be/interdette) of telefonisch: 02 233 74 12.

2. Het spaarboekje

Het traditionele spaarboekje is tegenwoordig één van de betere manieren om uw spaargeld in alle veiligheid en heel rustig te laten aangroeien. De liquiditeit van zo’n rekening is één van haar belangrijkste troeven. En succes heeft ze: in totaal staat in België momenteel meer dan 100 miljard euro op spaarboekjes!

De vrijstelling van roerende voorheffing op gereglementeerde spaarboekjes geldt in 2003 voor een bedrag aan interesten van euro 1500. Dit betekent dat op een rekening die een totale rentevergoeding (basisrentevoet + aangroei- en/of getrouwheidspremie) van 2 % biedt, een bedrag van meer dan euro 60.000 moet staan vooraleer 15 % roerende voorheffing moet worden betaald (alleen op de interesten boven euro 1500).

De berekening van de precieze vergoeding op een spaarboekje levert soms wel wat hoofdbrekens op, onder meer omdat het systeem van getrouwheids- en aangroeipremies niet bepaald overzichtelijk is. De getrouwheidspremie is een beloning voor elke som die een jaar lang op de rekening is blijven staan, terwijl de aangroeipremie alleen geldt voor bijkomende bedragen die op de spaarrekening werden geplaatst en die daar gedurende twaalf opeenvolgende quinzaines (d.w.z. gedurende zes maanden) zijn blijven staan. Beide premies zijn meestal niet cumuleerbaar en vaak worden ze op basis van een quinzaine berekend: bij een storting beginnen de interesten pas 15 dagen later te lopen. Bovendien verschillen de data waarmee rekening wordt gehouden voor afhalingen van en stortingen op spaarrekeningen, die algemeen ‘valutadata’ worden genoemd, van bank tot bank.

3. De kasbon

Als rechtstreekse concurrenten van de staatsbon passen de kasbons van de grote Belgische banken hun tarieven (bijna) telkens aan de rente op de staatsbon aan. Bovendien zijn bij de kleinere banken vaak betere voorwaarden te vinden.

De rente op kasbons is onderworpen aan de roerende voorheffing. Hoewel ze niet door de overheid worden gewaarborgd, zijn kasbons erg veilige beleggingen: u weet altijd vooraf welk rendement u gedurende de volledige looptijd van de belegging zult krijgen en hebt bovendien de zekerheid dat u op de eindvervaldag het belegde kapitaal terugkrijgt.

Kasbons worden naargelang de vraag uitgegeven en het zijn effecten aan toonder. Uiteraard bewaart u ze het best in een kluis, maar u kunt uw kasbons ook (gratis) op een effectenrekening op uw naam bij uw bank deponeren.

Wie op een kasbon inschrijft, betaalt 0,14 % beurstaks en een taks van 0,20 % bij fysieke levering. Die taksen worden berekend op het onderschreven kapitaal. Voor een kasbon van euro 10.000 bijvoorbeeld, bedraagt de leveringstaks euro 20.

De looptijd wordt meestal gekozen in functie van de verwachte rente-evolutie. Volgt de rente een stijgende lijn, dan kiest u het best voor korte looptijden. In een periode met dalende rentevoeten (en dat is nu het geval) opteert u beter voor langere looptijden (in de mate van het mogelijke) om langer van de hogere rentevoeten te kunnen profiteren.

Ook bij kasbons bestaat de mogelijkheid de rente te kapitaliseren. Dit wil zeggen dat de rente niet jaarlijks wordt uitgekeerd, maar wel telkens bij het kapitaal wordt gevoegd en zo op haar beurt rente oplevert, die dan op de eindvervaldag in één keer wordt uitbetaald. Een indicatie: er zijn nu kasbons verkrijgbaar (met jaarlijkse rente-uitkering) die tarieven rond 2 %, 2,5 % en 3 % bieden, voor looptijden van respectievelijk 1, 3 en 5 jaar.

4. De verzekeringsbon

Verzekeringsbons worden vaak voorgesteld als het antwoord van de verzekeraars op de kasbons van de banken. Het gaat nochtans om twee erg van elkaar verschillende financiële producten, hoewel ze uiteindelijk vaak een vergelijkbaar rendement bieden. De verzekeringsbon is een kapitalisatieproduct op naam, onder de vorm van een contract op vaste termijn. Gewoonlijk eist men voor dit contract een minimale investering (bv. euro 2500). De kapitalisatievoet, die bij de inschrijving wordt vastgelegd, is voor de volledige looptijd van het contract gewaarborgd. Het kapitaal dat op de eindvervaldag van de verzekeringsbon wordt uitgekeerd, is dus gelijk aan het geïnvesteerde bedrag plus de interesten die gedurende de looptijd van het contract werden verzameld.

Voor de verzekeringsbon geldt de traditionele roerende voorheffing van 15 % niet als de bon, onderschreven door een fysiek persoon, aan een van de twee volgende voorwaarden voldoet:

de looptijd van de bon bedraagt meer dan acht jaar

of (indien de looptijd lager ligt) bij de inschrijving hoort een overlijdensdekking voor minstens 130 % van de oorspronkelijke investering.

Is aan één van deze twee voorwaarden voldaan, dan zijn zowel de gespaarde som als de interesten belastingvrij.

Ook de beurstaks of de taks voor fysieke levering geldt nooit voor de verzekeringsbon, en er zijn geen beheerskosten aan het contract verbonden.

LET OP Jammer genoeg kunnen van de verzekeringsbon wel aanzienlijke instapkosten worden afgehouden, van 0,25 % tot zelfs 2,4 % van het onderschreven bedrag, afhankelijk van de gekozen looptijd. Kortom, de verzekeraar neemt terug wat de fiscus laat gaan. Daarom is de return van de verzekeringsbon uiteindelijk vergelijkbaar met die van kasbons.

De terugkoop van een verzekeringsbon vóór de eindvervaldag kunt u beter vermijden want er wordt een soms hoge vergoeding voor contractbreuk aangerekend (die echter wel afneemt naarmate de eindvervaldag nadert).

5. De termijnrekening

Van de interesten op een termijnrekening wordt 15 % voorheffing afgehouden, wat bij depositoboekjes niet het geval is. Bij deze transactie wordt, voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde rente, een bedrag geplaatst op een rekening die bij een financiële instelling werd geopend (zij stelt zich garant voor de gedeponeerde gelden). Eigenlijk bestaan er heel wat varianten op de termijnrekening, die zijn in te delen op basis van de gekozen termijn en het minimale bedrag dat moet worden gedeponeerd. Het belangrijkste verschil met een depositoboekje is dat het gedeponeerde bedrag gedurende een bepaalde periode, de termijn genoemd, geblokkeerd blijft. Die termijn kan vrij kort zijn (14 dagen, 1 week, 1 maand, 1 kwartaal), maar sommige banken lanceerden ook rekeningen op langere termijnen, van soms wel enkele jaren.

Een spaarder die voor een termijnrekening kiest, engageert zich voor een bepaalde periode. Wenst hij zijn geld voor de vooraf bepaalde eindvervaldag af te halen (bijvoorbeeld bij het huwelijk van een kind of om belastingen te betalen) dan verliest hij zijn interesten volledig of gedeeltelijk. Een voordeel tegenover het spaarboekje: de rentevoet is voor de hele looptijd van de belegging gewaarborgd. Nog een andere troef: de spaarder hoeft geen rekening te houden met een systeem van valutadata. De vergoeding is dus eenvoudiger te berekenen.

Bovendien rekent een bank gewoonlijk geen kosten aan voor de opening van een termijnrekening. Daarbij bestaat trouwens ook een interessante kapitalisatieformule met stilzwijgende verlenging. In dat geval opent een cliënt bijvoorbeeld een termijnrekening voor één maand en vraagt hij de bankier om deze operatie maand na maand te herhalen, tenzij na tegenbericht van de spaarder zelf.

De interest die op een termijnrekening wordt geboden, is rechtstreeks gekoppeld aan de rente op de geldmarkt voor een looptijd die met de gekozen termijn overeenstemt. Die rentevoeten schommelen voortdurend en financiële instellingen passen er een zogenaamde intermediatiemarge op toe, de vergoeding die de bank voor deze operatie int. Belangrijk is ook dat de rentevoet over het algemeen wordt bepaald in functie van het gedeponeerde bedrag: hoe hoger dat bedrag, hoe hoger de rentevoet die de spaarder op het einde van de rit zal ontvangen.

6. Het thesauriefonds

Thesauriebeveks (beveks zijn Beleggingsinstellingen met Variabel Kapitaal) worden door financiële instellingen op de markt gebracht en beleggen uitsluitend in veilige producten op korte termijn (vooral Schatkistcertificaten). Deze monetaire fondsen, die ook cash- of thesauriefondsen worden genoemd, kunnen kapitalisatie- (geen uitkering van de interesten; de meerwaarde bij de verkoop is vrij van roerende voorheffing) en uitkeringscompartimenten hebben, die dan een dividend uitkeren.

Cashfondsen hebben geen vaste eindvervaldag zodat u ze onbeperkt kunt bijhouden. Gewoonlijk hebben ze wel een gemiddelde beleggingshorizon van minder dan zes maanden. Dit betekent dat de return op dergelijke fondsen de rentevoet op Schatkistcertificaten met die looptijd benadert. Bestudeer de prospectus van een fonds dus grondig om meer te weten te komen over de beleggingshorizon en de investeringspolitiek die gevolgd wordt.

Bij thesauriefondsen worden gewoonlijk geen instapkosten aangerekend, maar wel een beheerscommissie die over het algemeen schommelt tussen 0,2 en 0,5 % van het geïnvesteerde bedrag en dat is niet weinig, vooral nu de kortetermijnrente erg laag is. Vergeet niet dat de prestaties van cashfondsen bovendien worden afge-roomd door de fiscaliteit: er moeten immers beurstaksen en (eventueel) leveringstaksen worden betaald. Een dergelijke bevek wordt dus het best voor een langere periode bijgehouden zodat de kosten beter kunnen worden gespreid.

Het spreekt voor zich dat u de dividenden die u van een buitenlandse bevek ontvangt, moet vermelden in uw aangifte aan de Belgische belastingadministratie. Een laatste advies: kies bij voorkeur voor een cashfonds in euro, zodat u geen wisselkoersrisico loopt.

7. De triple A-obligatie

Op de internationale markten geven zowel openbare instellingen als privé-ondernemingen voortdurend obligatieleningen uit, die soms ook fysiek leverbaar zijn en speciaal bedoeld voor particulieren.

Drie agentschappen maken het mooie weer in de wereld van de internationale financiën: Standard & Poor’s (S&P), Fitch en Moody’s. Het is hun taak te beoordelen hoe groot het risico is dat het hoofdbedrag en de interesten die bij een obligatie horen mettertijd niet zullen worden terugbetaald. Kortom, ze evalueren de capaciteit van een onderneming, een administratie of een staat om schulden probleemloos terug te betalen. Die evaluatie krijgt de vorm van een financiële rating – gesymboliseerd door de letters AAA (best mogelijke kwaliteit) tot D (faillissement). De rating geeft dus de capaciteit van een ontlener weer om te zijner tijd zijn financiële engagementen na te komen. Op die manier kan de potentiële spaarder zich snel een vrij betrouwbaar idee vormen van de kredietkwaliteit van een emittent.

Bij een onderneming of staat met een AAA-rating (lees: Triple A), het nec plus ultra op het vlak van kredietkwaliteit, bestaat er volgens S&P na vijf jaar een kans van slechts 0,12 % op een faillissement. Het risico dat de schulden niet zullen worden terugbetaald, is in deze gevallen dus heel erg klein.

Tot de ratings BBB- of Baa3 worden emittenten als solvabel beschouwd en behoren hun obligaties tot de groep die het vertrouwen van de beleggers waard is. Zodra de grens van de triple B is overschreden, worden de effecten echter als waardeloos beschouwd.

De rente op Triple A-obligaties op 10 jaar in euro schommelt nu rond de 4 %. Een obligatie (zelfs Triple A) in een vreemde munt onderschrijven, brengt voor de spaarder uiteraard bijkomende wisselkoersrisico’s met zich mee.

8. De verzekerings- rekening

Als het erom gaat de bankrekeningen concurrentie aan te doen, leggen verzekeraars heel wat verbeelding aan de dag. De verzekeringsrekening bijvoorbeeld, is niets anders dan een levensverzekeringscontract in tak 21 (levensverzekeringen).

Dergelijke producten, zonder vaste eindvervaldag, garanderen een rentevoet die maximaal 3,75 % kan bedragen, volgens de voorschriften van de Controledienst voor de Verzekeringen (CDV). Vaak wordt bij dit tarief een bonus gevoegd die afhankelijk is van de prestatie van het fonds waaraan het contract is gekoppeld, van de financiële gezondheid van de onderneming (winstdeelname) of van beide. Dit alles bij elkaar kan het rendement, gemiddeld, tussen 5 en 6 % netto bedragen, na kosten.

Om te kunnen profiteren van dit tarief zonder aan de roerende voorheffing van 15 % te worden onderworpen, moet de verzekerde acht jaar geduld oefenen voor hij geld van zijn rekening haalt. Bij een vroegere afhaling is alleen roerende voorheffing verschuldigd, berekend op een vast (forfaitair) rendement dat door de wetgever op 4,75 % werd gelegd.

Verzekeraars leggen vaak een minimale investering op, ten minste bij de opening van de rekening, en rekenen instap- en beheerskosten aan die hoger of lager kunnen uitvallen. Goede voorwaarden voor verzekeringsrekeningen zijn te krijgen bij Omob (First-rekening), Afer (Association Française d’Epargne et de Retraite), bij de Federale Verzekeringen en bij Axa (Crest).

9. Het kapitaal- garantiefonds

Elke maand worden minstens tien nieuwe fondsen met kapitaalgarantie op de Belgische markt gebracht. Er is voor elk wat wils en ze hebben succes. Hoewel het rendement onzeker is, voelen spaarders zich veilig bij de zekerheid dat ze ten minste hun oorspronkelijke investering (zonder kosten en taksen) zullen recupereren.

Let echter goed op: steeds vaker zien we fondsen met kapitaalgarantie waarbij het kapitaal slechts voor 90 of zelfs 85 % is gewaarborgd. Vergeet ook niet dat die garantie op de eindvervaldag geldt. Vraagt u terugbetaling voor die eindvervaldag, dan hebt u recht op niet meer dan de netto-inventariswaarde van de bevek op die dag. Bovendien betaalt u uitstapkosten. Die boete kan bv. 1 of 2 % bedragen. De fiscaliteit is vergelijkbaar met die van andere beleggingsfondsen. De prestatie van een fonds met kapitaalgarantie kan sterk schommelen, omdat ze is gekoppeld aan een index met ofwel obligaties, ofwel aandelen. Sommige van deze fondsen werken met een kliksysteem (bijvoorbeeld jaarlijks), d.w.z. een mechanisme dat, zodra het wordt geactiveerd, de verzamelde winst vastzet. Meestal echter legt het mechanisme een plafond voor het uiteindelijke rendement vast, hoe de index ook is geëvolueerd.

10. Pensioensparen

Ook op het vlak van het pensioensparen gaan bankiers en verzekeraars met elkaar in concurrentie. Het Belgische pensioenspaarsysteem biedt fiscale voordelen. Zo wordt de belastingvermindering berekend tegen de verbeterde gemiddelde aanslagvoet, met een minimum van 30 % en een maximum van 40 %.

Alleen als hij aan bepaalde voorwaarden voldoet, kan een spaarder van de vrijgevigheid van de fiscus genieten. Eerst en vooral moet hij zich op een pensioenverzekering inschrijven of bij een bank een pensioenspaarrekening openen, en dat veronderstelt regelmatige stortingen tot de wettelijke pensioenleeftijd, namelijk 65 jaar voor mannen en (dit jaar nog) 62 jaar voor vrouwen. Ter herinnering: vanaf 2009 zal ook de wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen op 65 jaar worden gebracht.

Weliswaar is het steeds mogelijk de stortingen gedurende één of meerdere jaren op te schorten maar voor elk product moeten gedurende de periode van het pensioensparen, en dat moet minstens tien jaar zijn, wél minstens vijf jaarlijkse stortingen worden gedaan. Die looptijd wordt tot vijf jaar beperkt voor personen van meer dan 55 jaar oud.

Ook deze fiscale medaille heeft een keerzijde. Van het kapitaal dat werd opgebouwd met de bijdragen van de belastingplichtige wordt een bevrijdende voorheffing afgehouden: 16,5 % voor bedragen die voor 1993 werden gespaard, 10 % voor de overige. Deze belasting is bevrijdend: u hoeft het kapitaal nadien niet meer aan te geven aan de fiscus. n

A Philippe Tomberg

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content