Wetenschappers van Universiteit van Zurich wilden nagaan of verschillende soorten bestuivers een invloed hadden op de genetische ontwikkeling van planten. Dat deden ze door drie groepen raapzaadplantjes generaties lang op verschillende manieren te bestuiven: via bijen, zweefvliegen en met de hand.

Na negen generaties bleek het verschil enorm: de plantjes die enkel door bijen zijn bevrucht, bleken groter, hun bloemen geuriger en kleuriger. De plantjes die door zweefvliegen waren bevrucht, deden het heel wat minder goed. Maar nog opvallender: die deden veel vaker aan zelfbestuiving. Ze compenseren zo de mindere kwaliteit van de bestuiver.

Snelle evolutie

Dat de planten zich zo snel aanpassen na amper negen generaties, was voor de onderzoekers een verrassing. "We gaan er traditioneel van uit dat de evolutie een traag proces is", zegt Florian Schiestl, hoofdauteur van de studie in Nature. "Maar hieruit blijkt dat een verandering in de samenstelling van bestuivers een snelle evolutionaire transformatie kan teweegbrengen in planten".

De vaststelling kan belangrijk zijn omdat veel bestuivende insecten zoals bijen en hommels kampen met een dalende populatie, door het gebruik van insecticiden en monoculturen in de landbouw.

Dat kan er volgens Schiestl toe leiden dat planten steeds meer afhankelijk worden van vliegen als bestuiver, wat resulteert in meer zelfbestuiving. Op langere termijn vermindert dat de genetische variabiliteit in de planten, waardoor ze kwetsbaarder worden voor ziekten. (IPS)

Wetenschappers van Universiteit van Zurich wilden nagaan of verschillende soorten bestuivers een invloed hadden op de genetische ontwikkeling van planten. Dat deden ze door drie groepen raapzaadplantjes generaties lang op verschillende manieren te bestuiven: via bijen, zweefvliegen en met de hand.Na negen generaties bleek het verschil enorm: de plantjes die enkel door bijen zijn bevrucht, bleken groter, hun bloemen geuriger en kleuriger. De plantjes die door zweefvliegen waren bevrucht, deden het heel wat minder goed. Maar nog opvallender: die deden veel vaker aan zelfbestuiving. Ze compenseren zo de mindere kwaliteit van de bestuiver.Dat de planten zich zo snel aanpassen na amper negen generaties, was voor de onderzoekers een verrassing. "We gaan er traditioneel van uit dat de evolutie een traag proces is", zegt Florian Schiestl, hoofdauteur van de studie in Nature. "Maar hieruit blijkt dat een verandering in de samenstelling van bestuivers een snelle evolutionaire transformatie kan teweegbrengen in planten".De vaststelling kan belangrijk zijn omdat veel bestuivende insecten zoals bijen en hommels kampen met een dalende populatie, door het gebruik van insecticiden en monoculturen in de landbouw.Dat kan er volgens Schiestl toe leiden dat planten steeds meer afhankelijk worden van vliegen als bestuiver, wat resulteert in meer zelfbestuiving. Op langere termijn vermindert dat de genetische variabiliteit in de planten, waardoor ze kwetsbaarder worden voor ziekten. (IPS)