© FRANK BAHNMULLER

Jef Vermassen: Voorbestemd om advocaat te worden

Voor Vlaanderens bekendste strafpleiter Jef Vermassen (73) zijn (serie)moordenaars deel van de job. Wij willen er alles over weten en mochten op gesprek.

Vermassen ontvangt ons in zijn statige pand in Lede, bij Aalst. Hij is een innemende beroepsverteller en wijdt ons in in de donkere kant van de mens, waar hij zich als advocaat én criminoloog al 50 jaar gepassioneerd in verdiept. Tussen de vele assisenzaken door resulteert dat af en toe in een boek. Zijn volgende langetermijnproject gaat over een helaas bijzonder gevaarlijke mensensoort: de seriemoordenaar.

Heb je al vaak te maken gehad met dit type misdadiger?

Ze vormen natuurlijk maar een klein percentage. In mijn loopbaan van 50 jaar heb ik er een zevental keer mee te maken gehad. Eén heb ik verdedigd, toen ik pas begon: Freddy Horion. Hij doodde in 1979 zes mensen. Vaker heb ik slachtoffers van seriemoordenaars bijgestaan, zoals in de zaak Ronald Janssen (n.v.d.r. die drie moorden bekende o.a. op Annick Van Uytsel).

Is de seriemoord van alle tijden? Of zie je een evolutie?

Moord is van alle tijden, zelfs de bijbel begint met een broedermoord. Maar van seriemoordenaars zien we dat hun aantal toeneemt. En dat er een link is met onze westerse wereld, de anonimiteit van grootsteden. Hoe onpersoonlijker een maatschappij, hoe makkelijker een seriemoordenaar zijn gang kan gaan en onder de radar blijft. In een dorp of rurale samenleving is er meer sociale controle, al is dat geen garantie.

Dus de samenleving speelt een rol.

Eigenlijk weten we dat niet helemaal: wat is aangeboren, wat niet? De seriemoordenaars die ik heb gekend, waren allemaal psychopaten. Een Amerikaanse studie leert dat velen in hun jeugd werden misbruikt of mishandeld. Ze zijn opgegroeid in een ziek milieu.Psychopaten zijn meestal erg intelligent, zijn in staat te manipuleren. Oppervlakkig zijn ze charmant, maar vanbinnen puur narcistisch, hebben geen enkele empathie en een enorme honger naar macht. Soms zeg ik wel eens dat de westerse mens zich bepaalde kenmerken van de psychopaat eigen heeft gemaakt. Maar niet elke psychopaat wordt een crimineel, soms functioneert hij, door zijn specifieke eigenschappen, zelfs in hoge posities.

Zelfs in een psychopaat herkennen we trekken van onszelf.

Waarom doen seriemoordenaars wat ze doen?

Ze doden vanuit een soort kick, zijn eraan verslaafd, willen macht uitoefenen over anderen. Beslissen over leven en dood, dat is het ultieme gevoel van macht. Soms scheppen ze er plezier in dat ze niet gepakt worden, en laten zelfs een teken of opschrift achter bij het slachtoffer. Tot ze te zelfgenoegzaam worden en een fout maken. Vaak kunnen ze moeilijk worden gevat omdat er geen directe link is met hun slachtoffer. Meestal worden ze gedreven door haat en wrok jegens de samenleving of door minachting voor vrouwen, haat tegen de moederfiguur. Want het zijn meestal mannen. Al kennen we een paar voorbeelden van vrouwelijke seriemoordenaars.

Wat boeit je zo aan het kwade in de mens?

De mens interesseert mij in al zijn facetten, ook afwijkend gedrag. Want zelfs in een psychopaat herken je, zeer uitvergroot, trekken van jezelf. Elke mens heeft een duistere kant. En inzicht krijgen in het hoofd van een seriemoordenaar is verrijkend, net omdat hij heel anders redeneert dan een normale mens. Als advocaat moet je je er natuurlijk voor hoeden niet te veel mee te gaan in zijn denkwijze. Dat zou een foute manier van hulpverlening zijn. Want vaak zijn seriemoordenaars zelf al sterk in het goedpraten van hun daden. Maar zelfs de vreselijkste moordenaars zijn mensen. Wij noemen hen ten onrechte beesten of monsters, want we willen er niet van weten dat mensen zo slecht en meedogenloos zijn. Maar monsters bestaan niet en beesten doen niet zulke erge dingen.

Een belangrijk aspect van criminoloog en advocaat zijn is natuurlijk dat je die inzichten gebruikt om de onmondigen bij te staan. Je geeft hen een stem. Je vertolkt en vertaalt wat zij zelf niet gezegd krijgen. Dat doe je hetzij voor de nabestaanden van een slachtoffer, hetzij voor de dader. Mensen verwarren dat laatste soms met goedpraten. Maar dat is niet hetzelfde.

De laatste jaren verdedig je minder daders.

De laatste jaren kan ik mij permitteren vooral slachtoffers te verdedigen, omdat ik veel aanvragen krijg. Slachtoffers bijstaan geeft meer voldoening. Dan heb je echt het gevoel dat je leed kan lenigen, iets bijdraagt tot de samenleving. Maar iedereen heeft recht op verdediging. Voor mij is een voorwaarde om een dader te verdedigen dat hij zijn daden bekent. Iemand die ten onrechte ontkent, kan ik niet helpen. Je hoeft bij het verdedigen van een moordenaar niet te gaan voor vrijspraak en een gevaarlijk iemand weer loslaten op de maatschappij. Met Freddy Horion had ik besproken levenslang te bepleiten in plaats van de doodstraf. Je kan tijdens je pleidooien inzicht proberen te geven in het hoe en waarom van een dader.

Krijg je door je beroep geen sombere kijk op de mensen?

Da’s het grootste risico. Doordat je zoveel moord en doodslag ziet, ga je op de duur denken dat de wereld een enge plek is, terwijl het natuurlijk maar om een fractie gaat. Als advocaat heb je het voorrecht om achter de soms mooie gevels te mogen kijken naar de rottigheid, de verstoorde relaties en persoonlijkheden. Dat boeit mij. Niet omwille van de sensatie, wel wegens het inzicht. Maar doordat je voortdurend misdadigers binnen je gezichtsveld hebt, moet je opletten dat je niet wantrouwig of cynisch wordt. Het is belangrijk dat je een tegengewicht zoekt. Bij mij is dat kunst, tentoonstellingen bezoeken, zelf artistiek bezig zijn. Als ik een ambetanterik aan de lijn heb, kijk ik naar de schilderijen en de beeldhouwwerken om me heen en kan ik weer ademen. Zo’n tegengewicht is echt nodig. Anders word je cynisch.

Of overbezorgd. Was je dat als vader van vier dochters?

Mijn dochters zeggen mij dat wel eens, maar ja, ik zie ook zo veel... Bovendien zijn het meisjes. Bij jongens ben je toch minder bezorgd. Op een goed moment – voor de coronacrisis — fietste een van mijn dochters naar huis nadat ze bij ons op bezoek was geweest. De schrik sloeg mij om het hart en ik zei tegen mijn vrouw: ik ga achter haar rijden tot ze thuis is. Maar mijn dochter voelde dat er een auto achter haar bleef hangen, durfde niet om te kijken, wist niet dat ik het was en ging doodsbang keihard trappen. Ik heb even gewuifd toen ze bij haar deur kwam, maar je kan wel denken dat ze mij dit niet in dank heeft afgenomen. Beschermen kan soms ook verkeerd uitpakken (lacht). Ook over mijn zes kleinkinderen kan ik erg bezorgd zijn. Liever te voorzichtig... Ik wil bijvoorbeeld niet dat mijn dochters in het donker gaan joggen, niet ’s avonds, niet ’s ochtends vroeg. De kans is uitermate klein dat je in je leven een seriemoordenaar kruist. Maar je weet nooit. Ze zijn uiterst gevaarlijk als je op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent.

Ben je ooit zelf bang geweest?

Bang niet, voorzichtig wel. Als je slachtoffers verdedigt, moet je meestal niet bang zijn. Wanneer je een dader verdedigt, krijg je een hoop bagger over je heen, zelfs doodsbedreigingen. Zoals in de zaak van de parachutemoord. Niet omdat ik de dader verdedigde, maar omdat ik zogenaamd een onschuldig meisje naar de cel zou hebben gestuurd (n.v.d.r. Els Clottemans werd veroordeeld zonder materieel bewijs).

Je bent 73. De meeste mensen zijn dan al lang met pensioen.

Daar denk ik niet aan! Daarvoor is mijn vak veel te boeiend. Ik heb nog een ze- vental moordzaken op de planning. En er komen voortdurend aanvragen. Het meeste geniet ik van de pleidooi- en. Pleiten voor Assisen is voor elke straf- pleiter een topmoment. Je kan twee uur onbeperkt pleiten. Op de duur heb je natuurlijk ook een enorme achtergrond waar je kan uit putten. Met pensioen zijn en thuis in de krant over een interessante assisenzaak lezen, daar zou ik het moeilijk mee hebben. Ik zou alleen maar denken: verdorie, ik had dat kunnen doen! Als ik een paar dagen niet aan dossiers kan werken, word ik ongelukkig. Het mag wel wat minder. Daarom heb ik zeer goede medewerkers. Maar als het om delicate zaken gaat, begeleid ik die toch liever zelf. Zolang ik gezond blijf, en daar heb ik eindeloos geluk in, het graag doe en het mij boeit: laat maar komen!

Was dit je jongensdroom?

Van toen ik een duim groot was, zei iedereen: die kleine gaat advocaat worden! De mensen in onze straat vonden het leuk om met mij te babbelen omdat Jefke zo graag en grootmenselijk praatte. Toen ik wat ouder was, verzette ik mij. Omdat iedereen zei dat ik advocaat zou worden, wilde ik dat vooral niet. Maar ik heb moeten toegeven dat ik niets anders kan dan dit. Ik leek voorbestemd om advocaat te worden en heb nog geen minuut spijt gehad.

Jef Vermassen

  • Aalst 22/4/1947
  • Studeert rechten, criminologie en notariaat in Leuven.

LOOPBAAN

  • 1971: Start carrière.
  • 1979 Eerste assisenzaak: advocaat van seriemoordenaar Freddy Horion.
  • Vanaf 2000: Advocaat van nabestaanden: Zaak Hans Van Themsche (2006), Kim De Gelder (2009), Ronald Janssen, parachutemoord (2010), Renaud Hardy (2018), David Van de Steen in dossier Bende van Nijvel.

BOEKEN

  • Moordenaars en hun motieven (2004).
  • Meester, ik heb geen tranen meer (2017).

PRIVÉ

  • Echtgenoot van Vera Roy, vader van vier dochters, opa van zes kleinkinderen.

Partner Content