Hoe gaan we later wonen?

In 100 jaar tijd hebben we 30 gezonde levensjaren gewonnen. Het is dus vandaag – wanneer je 50 bent – dat je de tweede fase van je leven moet plannen, zodat je een gelukkige toekomst tegemoet gaat. Via vier rondetafelgesprekken met experts stapt Plus Magazine mee in het project Vroeger denken aan later dat de Koning Boudewijnstichting in 2012 heeft opgestart.

Huisvesting is belangrijker dan zorg

“De meeste 50-plussers hebben een eigen huis, maar het gros van die woningen is niet geschikt om er tot op hoge leeftijd in te wonen”, weet Dominique Verté, doctor in de gerontologie aan de VUB, uit eigen onderzoek. Met dat woonpatrimonium kan je mensen onmogelijk hun leven lang in hun vertrouwde omgeving laten blijven. “De overheid focust nu op zorg. Maar die is onbetaalbaar in niet aangepaste huizen. Het beleid moet zich dus op huisvesting richten. De zorg moet in de huisvesting kunnen komen, niet omgekeerd.”

Eric Cloes, architect en hoofdredacteur van Ik ga bouwen & verbouwen, gaat nog een stap verder: “De overheid moet de bouw van nieuwe woningen die niet kunnen worden aangepast aan levenslang wonen, verbieden. Het is een schande hoeveel flats er ook nu nog worden gebouwd met liften en balkons die ontoegankelijk zijn voor een rolstoel.”

Dominique Verté: “De enige manier om duurzaam bouwen af te dwingen, is het in te schrijven in de gemeentelijke verordeningen. Zonder regels geen verandering. Te veel architecten die assistentiewoningen e.a. ontwerpen, vertrekken nog te vaak vanuit de klassieke invalshoek van zorg en medicalisering. We hebben nood aan creatievelingen die een vernieuwingsbeweging op gang trekken over ouderen en wonen. Momenteel beperkt de keuze zich grofweg tot thuis wonen, in een assistentiewoning of in een rusthuis.?Er moeten meer nieuwe woonvormen worden bedacht.”

Wonen gaat over meer dan alleen over je huis

Mensen moeten zo lang mogelijk in hun eigen woning kunnen blijven wonen. Maar wat als dat niet meer mogelijk is? “Je kan een oude boom wel degelijk verplanten, als je er maar voor zorgt dat hij in dezelfde grond terechtkomt”, stelt Dominique Verté vast. “We hebben leeftijdsbestendige wijken nodig, zodat mensen vlot kunnen verhuizen in hun eigen buurt.”

“Een woonplaats is veel meer dan je huis”, pikt Eric Cloes in. “Het draait ook om je sociale contacten, de plek waar je een groot deel van je leven hebt doorgebracht.”

“Een mooie oplossing is een huizenruil”, merkt Marie-Pierre Delcour, directeur van Infor-Homes, op. “We zien vaak dat een jong koppel een flat koopt. Maar zodra het gezin uitbreidt, wordt die te klein terwijl de (groot)ouders vaak over een grote maar onaangepaste woning beschikken. Door te ruilen, zijn ze allebei beter af en speel je ook in op het emotionele argument. Voor sommige families is dat een prima oplossing gebleken.”

Dominique Verté: “We mogen niet vergeten dat ook ruimtelijke ordening van kapitaal belang is om mensen tot op hoge leeftijd aangepast te laten wonen. 17 tot 18% van de zestigplussers kampt met extreme eenzaamheid. In steden als Brussel wonen mensen vaak in gouden kooien: ze durven niet buiten komen, hebben geen sociale contacten meer. Dat kan je doorbreken door anders om te springen met de publieke ruimte. Het centrum van Mortsel is een goed voorbeeld van de impact die een aangepaste ruimtelijke ordening kan hebben. Daar is het verkeer teruggebracht tot één rijvak in elke richting plus een trambaan, waardoor er veel meer ruimte is vrijgekomen voor fietsers, voetgangers en pleintjes. Het aantal ouderen dat zich sindsdien opnieuw in de publieke ruimte begeeft om te winkelen en te wandelen, is sterk toegenomen.”

Technologie is nuttig, maar niet zaligmakend

Technologie lijkt het wondermiddel om iedereen zo lang mogelijk in optimale omstandigheden in zijn eigen huis te laten wonen.

Willem-Jan Jacobs, van Living Tomorrow: “Nu zijn de huizen nog helemaal niet met technologie uitgerust, maar er bestaan zo veel middelen die we in onze woningen kunnen voorzien: systemen die alarm slaan als iemand valt, tablets die zowel het contact met de buurt, de familie en de vrienden, als een betere opvolging door de verzorgers kunnen verzekeren. In de toekomst zullen intelligente huizen kunnen vaststellen of iemand hulp of zorg nodig heeft. Die hulpmiddelen kunnen zonder veel kosten in bestaande woningen worden geïntegreerd: ze zijn veel goedkoper geworden dan pakweg 20 jaar geleden. En er zijn nog veel meer implementeerbare toepassingen op komst.”

Dat enthousiasme wordt door Eric Cloes lichtelijk getemperd. “Zelfs al ziet het er nog zo eenvoudig uit, voor oudere mensen is het gebruik van die technologie vaak niet meer aan te leren. En voor mensen die er nu wél mee overweg kunnen, wordt het gebruik ervan door hun voortschrijdende leeftijd en de bijhorende beperkingen – denk maar aan artrose! – vaak te moeilijk. We mogen de oplossing om in ons eigen huis te kunnen blijven wonen niet enkel in technologische bijstand zoeken: het is slechts een mooie aanvulling.”

Marie-Pierre Delcour deelt de mening van Eric Cloes: “Mensen die ouder worden, hebben er in essentie vooral behoefte aan om gerustgesteld te worden. Maar technologie stelt hen meestal niet gerust; ze maakt hen juist van streek. Omdat ze te moeilijk is of in elk geval zo lijkt. Daar komt bij dat almaar meer een beroep doen op technologie vaak ten koste gaat van menselijke hulp, die naar de achtergrond verdwijnt. Nieuwe technologie is welkom, maar ze moet voldoen aan de specifieke behoeften van ouder wordende mensen.”

Denk klein!

“Als beslist wordt om een woonzorgcentrum te bouwen, beginnen we niet onder de 90 eenheden, anders is dat financieel niet haalbaar”, zegt Willem-Jan Jacobs.

“Dat is zoals de situatie nu is”, antwoordt Dominique Verté. “Als je vanuit dat standpunt vertrekt voor de toekomst, kan je de boeken beter dichtdoen. Dan hebben we in 2050 alleen zorg voor welstellende ouderen en moet de rest zijn plan trekken. Niet alleen individuen moeten tijdig nadenken over later, ook overheden moeten dat doen en alles anders gaan financieren. Alleen al de manier waarop woningverwerving en eigenaarschap fiscaal worden geregeld, speelt in het nadeel van de woonmobiliteit. De enige mensen die op oudere leeftijd in een aangepaste woning wonen, zijn zij die hun hele leven hebben gehuurd en de ene huurwoning voor een meer aangepaste ruilen.”

De overheid moet mensen duidelijk maken “dat hun appeltje voor de dorst rot wordt en hen uiteindelijk verhindert om de regie over hun leven in eigen handen te houden”, dixit Verté. Daarom moet de overheid mensen aanmoedigen om te investeren in een aangepaste woning.

Dat is niet vanzelfsprekend. Eric Cloes: “Vaak zijn technische aanpassingen mogelijk, maar zodra er grote werken bij komen kijken, bots je op weerstand.” Niet zozeer aangepaste, maar wel aanpasbare woningen zijn de toekomst. “Een woning moet worden opgevat als een lege doos zonder dragende binnenmuren. Naargelang de veranderende behoefte kan je dan spelen met de indeling. Onze manier van denken over bouwen moet worden omgegooid”, vindt Eric Cloes.

Woonzorgcentra moeten worden herdacht

Grote woonzorgcentra hebben afgedaan, er moeten kleinschalige, leeftijdsbestendige wijken en woningen met zorggarantie komen, daarover zijn onze experts het eens. Volstaat dat om mensen over de streep te trekken? Willem-Jan Jacobs vindt dat een haalbare kaart: “Je kan de drempel verlagen door mensen zelf te laten kiezen. Als wij assistentiewoningen bouwen, willen heel wat vijftig- en zestigplussers daarin investeren. Niet om er meteen in te trekken, maar om zo zelf te kunnen kiezen waar ze zullen terechtkomen. Ze zijn als de dood om ergens naartoe te moéten gaan.”

“Ik denk niet dat het rusthuis zal verdwijnen, wél dat het zich moet aanpassen aan de veranderde realiteit”, zegt Marie-Pierre Delcour. “De mensen die nu naar een woonzorgcentrum gaan, hebben echt zorg nodig. Dat zijn mensen voor wie de zorg aan huis niet langer volstaat. Dat fenomeen heeft ongelukkig genoeg een aantal negatieve effecten op de woonzorgcentra, die zo een verlengstuk van het ziekenhuis worden, in plaats van het oorspronkelijk concept van een huis om in te leven. De meeste mensen willen tot het einde in hun eigen huis blijven wonen en verhuizen daarom pas erg laat naar een woonzorgcentrum. Vaak té laat om zich nog goed aan te passen en om nog meer van het leven te verwachten dan dat er voor hen wordt gezorgd.”

Die tendens is niet te keren, zegt ook Dominique Verté. “Rusthuizen zijn kleine ziekenhuisjes geworden voor heel zwaar zorgbehoevende mensen. De rest komt er niet meer in en er ontbreekt duidelijk een tussenstap. Er zal iets anders moeten worden voorzien, nieuwe woonvormen met een lagere zorginvestering en met de klemtoon op huisvesting in plaats van op zorg, kleinschalige collectieve voorzieningen met zorggarantie. Daarvoor moet de overheid het geweer van schouder veranderen, want de huidige financiering van de voorzieningen vertrekt nog altijd vanuit een voorbijgestreefde visie.”

Meer informatie over het project ‘Vroeger denken aan later’ van de Koning Boudewijnstichting vind je op www.maakplannen.be.

Zo gaan zij later wonen

Hoe gaan we later wonen?

Eric Cloes is hoofdredacteur van Ik ga bouwen & verbouwen. Hij is architect en maakte een eindwerk over de toegankelijk­heid en flexibiliteit van woningen.
Wij hebben 35 jaar in een schattig boerderijtje gewoond. Maar er zaten een aantal niveauverschillen en trappen in, het lag op een helling in een wijk waarin je altijd bergop moet als je weg wilt. We hebben vaak gezien hoe buurtbewoners nog nauwelijks buitenkwamen als ze ouder werden. Ik heb altijd tegen mijn vrouw gezegd: “hier oud worden, dat gaat niet. We moeten hier weg!” We zijn in de buurt op zoek gegaan naar een vlakke bouwgrond nabij de Maas, maar niet in overstromingsgebied.?En in een buurt met 400 tot 500 inwoners, die makkelijk toegankelijk is, met openbaar vervoer en diensten in de nabijheid. Die hebben we 10 km verderop gevonden, zodat onze sociale contacten niet verloren gaan. We hebben een huis gebouwd waar we oud kunnen in worden. Zonder niveauverschillen, met lage schakelaars en stopcontacten, brede deuren en een ruime douche, een toilet waarvan de deur makkelijk kan worden verzet, mocht één van ons in een rolstoel belanden. Overal ramen tot beneden, zodat je in geval van nood de aandacht van mensen op straat kan trekken.?En ook binnen is het huis heel open: we kunnen elkaar goed zien en horen als we op verschillende plaatsen in het huis met iets bezig zijn. Allemaal kleine ingrepen. Vrienden die op bezoek komen, merken op dat mijn huis-om-ouder-in-te-worden er eigenlijk uitziet als alle andere. Dat klopt, waarom ook niet? Toen ik tegen vrienden zei dat ik een huis wilde bouwen voor later, waren ze verwonderd. Nu al? Dat doet toch niemand? Ik was toch veel te jong om daar al mee bezig te zijn? Dat is niet zo: als je te lang wacht, zet je die stap niet meer, want het vergt een mentale en fysieke investering.


Hoe gaan we later wonen?

Marie-Pierre Delcour is jurist en directeur van Infor-Homes, een Brusselse vzw die het welzijn van rusthuisbewoners behartigt.
Ik volg natuurlijk altijd met heel veel interesse wat er allemaal over wonen op leeftijd wordt gezegd. En intussen gaat de tijd voorbij en realiseer ik me hoe zeer ik aan de woning waar ik nu al zo lang woon, gehecht ben geraakt. Bijna dagelijks denk ik na over hoe moeilijk het zal zijn om ooit afscheid van te nemen van mijn huis. Mijn verstand zegt dat het moet, maar mijn hart volgt niet: ze spreken mekaar voortdurend tegen. Dus zit ik nu tussen twee vuren en ben ik er nog niet uit hoe ik het ga aanpakken.

Zo gaan zij later wonen

Hoe gaan we later wonen?

Willem-Jan Jacobs werkt voor Living Tomorrow. Hij zoekt zorginnovaties van bedrijven en koppelt die kennis terug naar toepassingen, zoals nieuwe woonzorgcentra.
Ik ben de verbouwing aan het afronden van de flat die ik heb gekocht in een groot woonblok in Hasselt. In de wijk staan vier grote flatgebouwen, zijn er twee kruideniers, drie banken, drie bakkers, twee krantenwinkels, de bus stopt vlak voor mijn deur en het centrum is op 400 m wandelen. Een perfecte omgeving om ouder te worden. Ook de flat is dat. Er staat geen enkele vaste structuur in, ik heb ze helemaal leeggehaald en opnieuw ingedeeld. Mocht ik in een rolstoel belanden, dan kan ik er blijven wonen. Mijn douchewand is niet in de muur geslepen, maar gelijmd, ik kan hem dus altijd vervangen door een gordijn. Het kastje van de lavabo kan eronderuit worden gehaald, er is een schuifdeur tussen mijn slaapkamer en badkamer. Keuken en living zijn volledig opengegooid. Vraag is alleen: hoe lang woon ik daar nog? Het is te klein voor kindjes. Maar mijn moeder heeft al aangegeven dat het haar smaak is en dat we eventueel een huizenruil kunnen doen. Ik ga naar haar grotere woning als ik twee, drie kinderen heb en zij kan in mijn flat intrekken.


Hoe gaan we later wonen?

Dominique Verté is doctor in de gerontologie en professor aan de VUB, waar hij de stuwende kracht achter de ouderen-behoefteonderzoeken is.
Ik woon momenteel in Chimay, in een pastorij. Toen we die zeven jaar geleden verbouwden, hebben we rekening gehouden met later: brede deuren geplaatst, enzovoort. Maar eigenlijk is ze veel te groot. We willen nog zeven jaar in Chimay wonen en dan verhuizen. We zoeken iets in het centrum van Oostende, met kruidenier, bakker, slager, bank en zo op wandelafstand. Een van de problemen aan onze kust vandaag is dat de gebouwen er vaak ontoegankelijk zijn, kleine konijnenhokjes. Vandaar dat we een woning willen kopen die we helemaal kunnen verbouwen, waarin we een lift kunnen voorzien en dergelijke. (lacht) Ik weet ook al welke architect ik ga vragen om die verbouwing te doen. Eric?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content