Verschillende virussen

Mensen raken doorgaans besmet met het H3N2- of het H1N1-virus. Honden en paarden daarentegen worden getroffen door het H3N8-virus, terwijl gevogelte besmet raakt met het H5N1-virus dat ook katten kan treffen. Het griepvirus muteert voortdurend en kan dan daardoor aan de basis liggen van epidemieën met wisselende omvang.

Gelijkaardige symptomen

De griepsymptomen zijn altijd min of meer dezelfde, maar komen niet enkel bij griep voor: vermoeidheid, koorts, loopneus, tranende ogen, hoesten, enz. De overdracht gebeurt door verstuiving in de lucht: wanneer we niezen en hoesten worden virusdeeltjes van het ene individu op het andere overgedragen. De incubatieperiode - de tijd tussen de besmetting en de eerste symptomen - bedraagt ongeveer 48 uur.

Complicaties

Wanneer een mens of een dier met het griepvirus besmet raakt, kunnen secundaire bacteriële infecties de toestand nog verergeren. In dat geval zijn antibiotica nodig, ook al hebben die geen effect op de primaire oorzaak, het griepvirus zelf. Antibiotica zijn dus, bij mens én dier, enkel en alleen zinvol in geval van een superinfectie.

Overdracht op katten

Bij de H1N1-griepepidemie werd onlangs een geval gemeld waarbij het virus van een mens op een kat werd overgedragen, maar dat is niet zo uitzonderlijk. Griep is een complex virus dat zodanig kan muteren dat het tal van verschillende diersoorten kan besmetten. Over het griepvirus is het laatste woord dus nog lang niet gezegd.

Mensen raken doorgaans besmet met het H3N2- of het H1N1-virus. Honden en paarden daarentegen worden getroffen door het H3N8-virus, terwijl gevogelte besmet raakt met het H5N1-virus dat ook katten kan treffen. Het griepvirus muteert voortdurend en kan dan daardoor aan de basis liggen van epidemieën met wisselende omvang.De griepsymptomen zijn altijd min of meer dezelfde, maar komen niet enkel bij griep voor: vermoeidheid, koorts, loopneus, tranende ogen, hoesten, enz. De overdracht gebeurt door verstuiving in de lucht: wanneer we niezen en hoesten worden virusdeeltjes van het ene individu op het andere overgedragen. De incubatieperiode - de tijd tussen de besmetting en de eerste symptomen - bedraagt ongeveer 48 uur.Wanneer een mens of een dier met het griepvirus besmet raakt, kunnen secundaire bacteriële infecties de toestand nog verergeren. In dat geval zijn antibiotica nodig, ook al hebben die geen effect op de primaire oorzaak, het griepvirus zelf. Antibiotica zijn dus, bij mens én dier, enkel en alleen zinvol in geval van een superinfectie.Bij de H1N1-griepepidemie werd onlangs een geval gemeld waarbij het virus van een mens op een kat werd overgedragen, maar dat is niet zo uitzonderlijk. Griep is een complex virus dat zodanig kan muteren dat het tal van verschillende diersoorten kan besmetten. Over het griepvirus is het laatste woord dus nog lang niet gezegd.