© Getty Images/iStockphoto

Minder bekende dikmakers worden vaak over het hoofd gezien

Gezonde voeding en beweging gelden al decennia als de hoekstenen van alle mogelijke diëten. Toch blijft afvallen voor heel wat mensen met overgewicht knap lastig. “Dat komt omdat er heel wat andere dikmakende factoren in het spel zijn, die over het hoofd worden gezien maar waarvoor vaak wel oplossingen bestaan”, stelt de Nederlandse prof. dr. Liesbeth van Rossum van het Centrum Gezond Gewicht (Erasmus MC Rotterdam).

Dik ben je echt niet voor de lol, benadrukt dr. Van Rossum. Zij stelde in de praktijk vast dat heel vaak wordt voorbijgegaan aan minder bekende ‘dikmakers’ zoals stress, hormonen, verstoord hongergevoel of verzadiging, darmflora, slaaptekort, medicijnen, inactief bruin vet, genetische oorzaken en nog veel meer.

Defecte genen

Sommige van die oorzaken zijn eerder zeldzaam maar kunnen wel een gigantische impact hebben, zoals de genetische factoren. “Bij ongeveer 2 à 4 % van de mensen met obesitas is er sprake van een DNA defect aan de receptor van het verzadigingsmechanisme. Dat heeft voor gevolg dat de signalen die vanuit de maag en darmen naar de hersenen worden gestuurd daar niet ontvangen worden. Dan heb je dus een ‘kapot’ hongergevoel waardoor je voortdurend trek blijft hebben. Mensen met zo’n defect, hebben het hierdoor aartsmoeilijk om gewicht te verliezen. Die ontdekking is belangrijk, omdat er intussen ook medicatie in ontwikkeling is om hier specifiek op in te werken “, aldus dr. Van Rossum. Bovendien blijken er nog heel wat andere genetische fouten gelijkaardige problemen met de verzadiging te geven, waarvoor nu ook gezocht wordt naar aangepaste remedies.

Hongerhormonen

Het gevoel van ‘vol’ te zitten komt niet uitsluitend van onze maag. “Dat verzadingsgevoel wordt voor een groot deel bepaald door signalen die onder meer vanuit de darmen naar de hersenen worden gestuurd. Dat zijn de zogeheten hongerhormonen zoals ghreline en insuline. Bij de ene persoon komen die al erg snel, waardoor die stopt met eten, bij anderen vertrekken ze pas veel later. In al die verschillende signalen kunnen ook kleine en grote foutjes optreden. Bovendien schoppen we dat hele mechanisme vaak zelf overhoop door ons eigen gedrag. Crashdiëten zijn daar een perfect voorbeeld van. Daarmee val je snel af, maar na een poos reageert het lichaam hierop door het hongergevoel te verhogen en je verzadigingsgevoel en je verbranding verder te verlagen. Je biologie stuurt je zo naar meer eten.”

Hongerhormonen worden merkwaardig genoeg ook beïnvloed worden door onze eigen gedachten. “Dat hebben verschillende onderzoeken aangetoond. Alleen al de gedachte dat je zo meteen iets zoets gaat knabbelen zoals een stroopwafel, doet je lichaam al het hormoon insuline aanmaken. Dat gebeurt louter door eraan te denken, en niet omdat je ook al echt een hap hebt genomen. Het gevolg van die insuline productie is dat de bloedsuiker hierdoor begint te dalen, waardoor je effectief meer trek in zoet krijgt. Kom je vervolgens aan tafel, dan zal je lichaam je eerder voor een zoete koek, dan een gezonde salade doen kiezen. Door dat mechanisme te erkennen, kan je hierop ingrijpen en je gedachten actief gaan bijsturen onder meer via cognitieve gedragstherapie.”

Darmflora en slaap

Naast onze psyche, beïnvloeden ook onze darmbewoners de manier waarop we eten. De samenstelling daarvan varieert en steeds meer wordt duidelijk dat bepaalde combinaties van darmbacteriën gepaard gaan met een ander verzadigings- en hongergevoel.

Een andere speler die de voorbije decennia aan verandering onderhevig was is de slaap. De voorbije jaren zijn we stilaan minder uren slapend gaan doorbrengen. Ook dat heeft gevolgen voor de aanmaak van het ghreline hormoon. Het lichaam reageert op slaaptekort door meer hongerhormoonvrij te zetten. “Dit activeert tegelijk het stresshormoon cortisol. Stress, zeker in chronische vorm, is een belangrijke verborgen dikmaker.”

Medicatie

Weinig bekend maar heel veel voorkomend is overgewicht dat (mee) in de hand wordt gewerkt door medicatie. “In de polikliniek van Erasmus MC Rotterdam neemt quasi de helft van alle mensen met obesitas minstens één geneesmiddel met als bijwerking dat je ervan aankomt. Van sommige medicatie is dat bekend zoals antidepressiva of anti-epileptica. Maar van heel wat anderen zijn we hier minder bewust van. Zo hebben bepaalde middelen bij hoge bloeddruk, insulines, diabetesmedicatie, antihistaminica, corticosteroïden en maagzuurremmers een gelijkaardige invloed op de weegschaal. Soms gaat het maar om een paar kilo, maar als iemand vier van zo’n geneesmiddelen slikt, tikt dat wel behoorlijk aan. Dit maakt het erg lastig om duurzaam af te vallen. Dat kan vaak opgelost worden door die middelen te vervangen door alternatieven zonder dit gewichtsverhogend neveneffect of door de dosis te verminderen.”

Ook het activeren van bruin vet, de gunstige vetcellen die aan verbranding in plaats van opslag doen, kan zijn duit in het zakje doen. “Mensen met obesitas hebben gemiddeld een pak minder bruin vet. Het goede nieuws is wel dat je dit opnieuw kan aanmaken en activeren. Door regelmatig te bewegen, of door koudere temperaturen op te zoeken. Door een paar weken twee uur per dag bij 17 graden door te brengen, stimuleer je dat al”, zegt dr. Van Rossum.

“Door al die veelheid aan factoren in kaart te brengen, kan je net zoals bij andere ziekten een uitgebreide diagnose stellen bij mensen met obesitas. Daaruit volgt dan een behandeling op maat, wat de slaagkans enorm verhoogt. Vandaag blijven we bij mensen met obesitas veel te veel hangen bij de loutere levensstijl en dat volstaat niet.”

Partner Content