© getty images

Fruit naar hartenlust?

Fruit bulkt van de vitaminen, vezels, mineralen en andere micronutriënten. En dus is het van kapitaal belang voor je gezondheid. Maar kan je er ook te veel van eten?

Natuurlijk ken je de vijf-per-dagslogan: om gezond te blijven, moet je minstens vijf porties groenten en fruit per dag eten, hetzij circa 550 g plantaardige voeding. Die regel heeft het voordeel dat hij erg bevattelijk is, maar zegt lang niet alles. Want eet je nu beter groenten of liever fruit? En hoeveel van die minstens vijf porties moeten dan bestaan uit fruit?

De vraag is legitiem, want fruit mag dan al massa’s nuttige, zelfs onmisbare micronutriënten bevatten, soms zit er flink wat suiker in. Voor alle duidelijkheid: we hebben het hier over écht fruit, niet over vruchtgroenten zoals tomaten, aubergines of courgettes. Met name bananen en druiven leveren veel suiker: een banaan van 100 g kan tot wel 20 g suiker bevatten! En dat terwijl de WGO een maximale dagdosis van 25 g aanbeveelt.

Ook al gaat het bij fruit niet om toegevoegde suiker, qua calorieaanvoer is het dus geen goed idee om te veel fruit te eten. Bovendien bestaat die suiker deels uit fructose, die door de lever moet worden verwerkt. Te veel fructose kan de lever schaden. Daar komt nog bij dat een overmatige consumptie van sommige vruchten – kersen, pruimen,... – een opgeblazen gevoel kan veroorzaken of laxerend kan werken.

Het is dus belangrijk om elke dag fruit te eten, maar blijf redelijk en hou het bij twee porties. Eén portie past grosso modo in het kommetje dat je vormt met je twee handen: een appel, twee tot drie pruimen, een twintigtal frambozen... Geef altijd de voorkeur aan vers fruit, liefst mét schil (indien die eetbaar is) en onbehandeld (of grondig gewassen). Drink niet te veel vruchtensap – en al helemaal geen sap op basis van vruchtenconcentraat – en overdrijf niet met gedroogde vruchten (abrikozen e.d.), want die bevatten bij eenzelfde nettogewicht méér suiker dan vers fruit. Zorg tot slot voor voldoende variatie!

Met dank aan Serge Pieters, prof. dieetleer, Haute Ecole Léonard De Vinci, Brussel.

Partner Content