Desensibiliseren: met pilletjes in plaats van spuiten

Leen Baekelandt
Leen Baekelandt Journaliste Plusmagazine.be

Een lopende neus, niezen, tranende ogen... hooikoortslijders weten er alles van! Desensibilisering kan de meesten onder hen nochtans van hun problemen afhelpen. Nu kan dit zelfs met pilletjes!

Het Franse bedrijf Stallergènes ontwikkelde een pil die hooikoortspatiënten langdurig van hun allergie voor graspollen moet afhelpen. De pil bevat pollen van vijf grassoorten die samen verantwoordelijk zijn voor heel wat gevallen van seizoensgebonden allergische rhinitis (lopende of verstopte neus, niezen, tranende en/of branderige ogen). Deze nieuwe vorm van allergeenspecifieke immunotherapie (ook desensibilisatie of allergievaccinatie genoemd) kan de desensibilisering van hooikoortspatiënten een stuk eenvoudiger én veiliger maken. Dokter Charles Pilette van het Brusselse universitair ziekenhuis Saint-Luc legt ons de principes van allergeenspecifieke immunotherapie uit.

Prikken tegen een bijenprik

Dokter Charles Pilette: “Er zijn t wee grote soorten allergieën die baat kunnen hebben bij een immunotherapie. Enerzijds zijn er de allergieën voor gif van vliesvleugeligen zoals bijen, wespen... Bij deze patiënten gaat men echter alleen desensibiliseren indien er een veralgemeende reactie optreedt die meerdere organen treft, een zogenaamde anafylactische reactie. Uitzonderingen zijn risicopersonen die door hun beroep of hobby de kans lopen regelmatig gestoken te worden zoals bijenkwekers en imkers, waarbij men sneller zal desensibiliseren.

Deze vorm van desensibilisering kan bovendien ook uitsluitend via injecties die steeds onder toezicht van een arts moeten worden toegediend.

Eerst moet worden bepaald op welk allergeen de persoon specifiek reageert: bij, wesp,... Dit kan meestal gewoon door de patiënt te ondervragen. Tests moeten dan uitwijzen of er een IgE-specifieke reactie (een typische allergiereactie) optreedt.

Eens het allergeen gekend is, kan men desensibiliseren volgens verschillende schema’s. Er bestaat een injectieschema waarbij men reeds resultaat heeft binnen de maand. De opstart van een desensibilisatie gebeurt nagenoeg altijd in het ziekenhuis, soms met een korte opname van 24 uur. Daarna volgen injecties met een bepaalde tussentijd, eerst maandelijks en later met grotere tussenpozen, die geleidelijk aan kunnen oplopen tot twaalf weken, waardoor de behandeling minder belastend wordt.

De volledige behandeling duurt gemiddeld 5 jaar, soms zelfs levenslang bij risicopersonen. “

Lopende neus, tranende ogen en astma

“Een tweede groep patiënten die baat kunnen hebben bij een allergeenspecifieke immunotherapie, zijn mensen met een respiratoire allergie, zoals een allergische rhinitis of astma“, gaat dokter Pilette verder. “Hier zijn de indicaties voor immunotherapie iets complexer. Het moet natuurlijk gaan om rhinitis en/of astma met een overwegend allergische component. Immunotherapie is het meest efficiënt bij een allergie aan pollen, waarbij pollen van berken en van grassen de belangrijkste zijn.

Een eerste voorwaarde is dat de persoon geen andere uitgesproken allergieën mag hebben. Er kan wel een polysensibilisering bestaan, wat betekent dat men bij testen een gevoeligheid vaststelt voor andere allergenen, maar deze mag geen belangrijke klachten geven.

Tweede voorwaarde is dat de persoon lijdt aan een seizoensgebonden allergie die niet of onvoldoende reageert op de klassieke, symptomatische behandeling met antihistaminica, corticoïden in spray....”

Huisstofmijten

“Naast pollen, heeft men de meeste ervaring met desensibilisatie bij huisstofmijtenallergie. De ervaring met allergieën voor dieren zoals katten en honden is beperkt en met schimmels is ze quasi onbestaand.

Uit de studies bij huisstofmijtenallergie blijkt dat de resultaten minder uitgesproken zijn dan bij een pollenallergie. Niettemin reageert een aantal patiënten die kampen met een uitgesproken rhinoconjunctivitis (lopende neus, rode ogen) of allergische rhinitis (vooral lopende of verstopte neus) ten gevolge van huisstofmijten, zeer goed op een allergeenspecifieke immunotherapie.

Helaas kunnen we op dit ogenblik nog niet vooraf bepalen welke patiënten goed zullen reageren op immunotherapie en welke niet. De beste resultaten bekomt men over het algemeen bij jongere patiënten, die alleen uitgesproken allergische symptomen hebben ten gevolge van een overgevoeligheid aan huisstofmijten en niet aan andere allergenen.

Men zal ook enkel een immunotherapie toepassen indien de patiënt vooral kampt met rhinitis. Patiënten met uitsluitend astma gaat men niet desensibiliseren omdat men weet dat de behandeling in dat geval het minst doeltreffend zal zijn.”

Nieuwe vormen met veel minder risico

“Een immunotherapie – vooral onder de vorm van injecties – houdt steeds een zeker risico in op een allergische reactie op het vaccin en dat risico is het grootst bij patiënten met astma, vooral wanneer die astma niet volledig onder controle is.

In Engeland hebben desensibilisatiekuren enkele tientallen jaren geleden tot een golf van overlijdens geleid, wat het enthousiasme voor immunotherapie in de Angelsaksische landen behoorlijk heeft bekoeld. Dit heeft ertoe geleid dat in de internationale aanbevelingen voor de behandeling van astma immunotherapie zich in de grijze zone bevindt.

Maar indien men zich houdt aan de regels van de goede praktijkvoering heeft men weinig of zelfs geen problemen. Men moet de therapeutische schema’s respecteren, de injectie onderhuids toedienen, de patiënt moet tot 30 minuten na de inspuiting onder toezicht van een arts blijven en indien er sprake is van astma moet die degelijk onder controle zijn.

Intussen is er echter een belangrijke ontwikkeling gebeurt op het vlak van de immunotherapie met de ontwikkeling van desensibilisatiebehandelingen via orale weg, meer bepaald sublinguaal (onder de tong). Zo’n tien jaar geleden kwamen de eerste sublinguale immunotherapiebehandelingen op de markt onder de vorm van druppels die men enkele minuten onder de tong moet houden en dan moet doorslikken. Maar omdat de sublinguale vorm nog niet erkend is door de FDA (de Amerikaanse Food en Drug Administration) is deze vorm ook nog niet ingeschreven in de internationale aanbevelingen voor de astmabehandeling, wel voor die van allergische rhinitis. Dat maakt dat we momenteel in een soort overgangsperiode zijn, waarbij het verschilt van arts tot arts of hij vaak immunotherapie zal toepassen of niet.

De orale vormen van immunotherapie, onder de vorm van druppels en intussen ook pilletjes, hebben een veel geringer risico op nevenwerkingen, terwijl hun doeltreffendheid quasi even groot is. Mits ook hierbij gevallen van astma die niet onder controle zijn, worden uitgesloten.

Orale immunotherapie heeft naast het geringere risico ook het immense voordeel dat de patiënt de behandeling kan volgen zonder telkens naar een arts te moeten voor een injectie.”

Wanneer starten?

“De immunotherapie voor seizoensgebonden allergieën wordt gestart minstens drie maanden voor het gebruikelijk begin van de symptomen.

Een behandeling met de inspuitbare vorm wordt het hele jaar door voortgezet om te voorkomen dat men de vrij zware instelfase (waarbij de dosis allergeen geleidelijk wordt verhoogd) jaarlijks moet herhalen. Men krijgt aanvankelijk elke maand een injectie, later tijdens de onderhoudsfase om de vijf of zelfs om de zes weken en dit gedurende 3 tot 5 jaar.

Met de sublinguale vormen wordt meer seizoensgebonden gewerkt omdat men weet dat het uitlokken van een tolerantie het doeltreffendst is wanneer de patiënt onder behandeling is, maar tegelijkertijd ook blootgesteld wordt aan pollen. Met de orale vorm is het ook veel gemakkelijker om elk jaar opnieuw het schema te volgen met de instelfase vooraleer over te schakelen op de onderhoudsdosis.

Over de werkzaamheid op lange termijn van zo’n seizoensgebonden behandeling weet men echter nog onvoldoende. We kunnen dus op dit ogenblik nog niet zeggen dat het resultaat op lange termijn even goed zal zijn als bij een behandeling die het hele jaar door loopt.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content