© FOTO'S GETTY IMAGES

Afasie: als de woorden niet meer komen

Een beroerte, een hersenletsel, alzheimer... Allemaal mogelijke oorzaken van een taalstoornis. Dankzij almaar performantere technieken om de hersenen in beeld te brengen, begrijpen we vandaag beter hoe ons taalcentrum functioneert en beschadigd kan raken.

Een woord dat je maar niet te binnen wil schieten? Het is ons allemaal al wel een keer overkomen en zorgt voor frustratie en onbegrip. Maar wat als er sprake is van een aandoening en de taal je volkomen lijkt te ontsnappen? In België krijgen elk jaar 2.000 tot 3.000 mensen te maken met afasie, een taalstoornis waardoor ze plots moeite hebben met het begrijpen, spreken, schrijven en/of lezen van woorden. In twee derde van alle gevallen is afasie het gevolg van een beroerte (CVA), maar die afasie kan ook te wijten zijn aan een hersentumor of een hersentrauma, bijvoorbeeld door een ongeval.

De mate waarin het vermogen om taal te begrijpen of te produceren verloren gaat, varieert sterk. Alles hangt af van waar het letsel zich situeert en hoe groot het is. Lange tijd onderscheidde men twee grote types van afasie. De afasie van Broca, waarbij het letsel zich in de frontale kwab bevindt en vooral voor spraakproblemen zorgt: het spreken gaat traag, vloeiend spreken is onmogelijk, de juiste woorden vinden is een groot probleem en de patiënt heeft moeite met articuleren en met zinsbouw. Daarnaast was er de afasie van Wernicke, waarbij sprake is van een letsel achteraan in de temporale kwab. De patiënt spreekt op een normaal tempo, maar wat hij/zij zegt is moeilijk verstaanbaar: verkeerde woorden, zelf verzonnen woorden. Anders dan bij de afasie van Broca zijn patiënten met afasie van Wernicke zich doorgaans zelf niet bewust dat wat ze zeggen onverstaanbaar is.

Bij de revalidatie wordt rekening gehouden met wat de afasiepatiënt wil bereiken en worden copingstrategieën aangereikt.

Taalnetwerken

“Dankzij neurologische beeldvormingstechnieken weten we vandaag beter welke hersengebieden betrokken zijn bij de verschillende taalkundige processen”, zegt professor Marie-Pierre de Partz (neuropsychologe en logopediste aan de UCL). “Eigenlijk zijn we de tegenstelling tussen Broca en Wernicke voorbij. Momenteel benaderen we afasie als een stoornis in een netwerk, een geheel van hersengebieden die samen optreden en functioneren. Een zin of een losstaand woord, een bestaand woord of een zelf verzonnen woord, een woord dat je leest of een woord dat je herhaalt: daar zijn telkens andere netwerken bij betrokken.”

Bij 90% van alle rechtshandigen en bij 75% van alle linkshandigen bevinden de taalcentra zich in de linkerhersenhelft: het risico op afasie is dus het grootst wanneer die hersenhelft wordt getroffen. “Een deel van de bevolking gebruikt beide hersenhelften bij taaltaken. Zij zijn ambidexter. Op motorisch vlak uit zich dat in het feit dat ze even vaardig zijn met hun rechter- als met hun linkerhand. In geval van een letsel zijn deze mensen in het voordeel, omdat ze ook hun andere hersenhelft kunnen gebruiken voor taaltaken.”

Opnieuw aanknopen met taal

Revalidatie bij afasie is hoe dan ook een werk van lange adem: meestal zijn dagelijkse sessies nodig en dat gedurende vele maanden. Hoe eerder met de revalidatie wordt gestart, hoe groter de kans op succes. “Herstel is mogelijk, maar helemaal zoals vroeger wordt het nooit meer. Dat is een boodschap die bij patiënten met afasie hard aankomt, maar het is wel een eerlijke boodschap, die het mogelijk maakt om aanpassingsstrategieën te overwegen.” Vandaag trachten logopedisten en neuropsychologen via een geïntegreerde aanpak te achterhalen welke netwerken bij de symptomen betrokken zijn. Tegelijk proberen ze rekening te houden met de mate waarin de patiënt zich in het dagelijkse leven moet kunnen beredderen. “De revalidatie van een leerkracht of een advocaat pakken we totaal anders aan dan die van een ouder iemand die niet meer werkt. Wat niet wil zeggen dat ook patiënten op oudere leeftijd niet extreem gemotiveerd zijn en in belangrijke mate zullen herstellen”, verduidelijkt professor Marie-Pierre de Partz. Ook andere communicatietechnieken – denk maar aan gebarentaal of tekeningen – kunnen worden aangeboord. De familie kan de afasiepatiënt op een eenvoudige manier helpen: gesloten vragen stellen die geen lang of ingewikkeld antwoord vergen, zowel gebaren als woorden gebruiken, niet te snel praten, tijdens een gesprek de zaken die kunnen afleiden – televisie, radio – uitzetten, enz.

Afasie: als de woorden niet meer komen
© FOTO’S GETTY IMAGES

Nieuwe wending

“Een van mijn afasiepatiënten, een bedrijfsleider die een CVA heeft gehad, oefent dankzij de revalidatie opnieuw voltijds zijn functie uit en stuurt opnieuw een team van 30 arbeiders aan. Patiënten die een beroerte hebben doorgemaakt, zijn evenwel erg snel moe. Hij weet dus dat hij rond 17 uur niet meer in staat is om op een correcte manier een vergadering te volgen. Maar daar zijn oplossingen voor. Hij vraagt zijn secretaresse dan om samen met hem de vergadering bij te wonen. Of hij neemt de vergadering op. Of laat ze inplannen om 14 uur. We moeten afasiepatiënten aanleren dat ze voor hun problemen hulp en steun moeten zoeken, systemen moeten bedenken waarmee ze het gewenste resultaat zo goed mogelijk kunnen benaderen”, schetst professor Marie-Pierre de Partz.

Sommige patiënten geven hun leven, omwille van hun afasie of andere motorische schade die de beroerte heeft aangericht – een compleet nieuwe wending en putten daar enorm veel voldoening uit. “Het is zaak om te vertrekken van de skills en troeven waar de patiënt voordien over beschikte en samen met diverse hulpverleners – logopedisten, neuropsychologen, maatschappelijk assistenten... – te werken aan zijn/haar re-integratie.” Je kan vandaag bijvoorbeeld een beroep doen op een stagecontract voor socioprofessionele rehabilitatie. Zo’n stage is ideaal om samen met de werkgever te bepalen wat het nieuwe professionele profiel van de betrokkene is en welke aanpassingen mogelijk zijn. Ook andere pistes – vrijwilligerswerk bijvoorbeeld – kunnen worden bewandeld. En dan zijn er de verenigingen voor afasiepatiënten (www.afasie.be). Die bieden patiënten en hun gezin de kans om het isolement te doorbreken en mekaar te helpen, al dan niet met woorden.

Dat woord ontsnapt me even. normaal of niet?

De ziekte van Alzheimer gaat gepaard met stoornissen van het episodische geheugen. De patiënt weet niet meer wat hij daags voordien heeft gedaan, wat hij ’s middags heeft gegeten... Een ander symptoom heeft te maken met taal: de meeste patiënten hebben moeite om op bepaalde woorden te komen. Maar dat betekent nog niet dat je aan alzheimer lijdt als je een keer naar een woord of naam moet zoeken. Het is een volstrekt normaal fenomeen, dat zelfs bij jongeren voorkomt wanneer ze moe of emotioneel zijn. Naarmate je ouder wordt, doet het fenomeen zich vaker voor. En ook dat is absoluut normaal. “Mensen die naar de 80 gaan, kunnen beduidend vaker niet op een woord of naam komen, ook al zijn ze helemaal niet ziek”, legt professor Marie-Pierre de Partz uit. “Ook daar stellen we vast dat een bepaald sociaal-cultureel niveau beschermend werkt. Bij hoogopgeleiden speelt het fenomeen minder, niet enkel omdat ze doorgaans taalvaardiger zijn, maar ook omdat ze over meer aanpassingsstrategieën beschikken: ze draaien hun zin anders, gebruiken een synoniem.” Een woord waar je niet op kan komen, kan je vervangen door een ander. Vandaar het belang van spelletjes als Scrabble en kruiswoordpuzzels. Toch ongerust of er niet meer aan de hand is? Maak dan een afspraak in een geheugenkliniek. Er bestaan speciale tests om de ernst van het fenomeen en de symptomen die er eventueel verband mee houden, te meten.

Partner Content