© GETTY IMAGES

6 weinig gekende dikmakers

Overgewicht aanpakken is een stuk complexer dan meer bewegen en minder eten. Daarachter gaat een verborgen wereld van dikmakers en dikhouders schuil, die afvallen kunnen belemmeren. Toch zijn er al heel wat oplossingen voor.

Dat elk pondje door het mondje gaat, is een van de grootste misvattingen over overgewicht, vindt prof. Liesbeth van Rossum van het Centrum Gezond Gewicht (Erasmus MC Rotterdam). Als internationaal expert in obesitas heeft ze heel wat baanbrekend onderzoek verricht. “Net als bij andere ziekten, is ook hier sprake van verschillende types overgewicht, die lang niet allemaal of uitsluitend terug te brengen zijn tot de levensstijl. De jongste jaren hebben we heel wat andere gewichtsverhogende factoren geïdentificeerd. De eerste stap bestaat erin die oorzaken in kaart te brengen en er vervolgens de behandeling op af te stemmen. Dat verhoogt de slaagkansen enorm. Hopelijk kunnen deze inzichten ook komaf maken met de vooroordelen of fatshaming tegenover mensen met overgewicht. Hoog tijd dat er meer respect komt voor wie worstelt met zijn gewicht”, benadrukken Liesbeth van Rossum en collega-onderzoeker dr. Mariette Boon, die zes weinig gekende dikmakers oplijsten.

Stress, hormonen, medicatie, verstoord hongergevoel, darmflora... het zijn allemal onverwachte verborgen dikmakers.

1. Medicatie

Weinig bekend maar veel voorkomend is overgewicht door medicatiegebruik. “Quasi de helft van alle mensen met obesitas neemt minstens één geneesmiddel dat als bijwerking heeft dat je ervan aankomt. Van sommige medicatie, zoals antidepressiva, anti-epileptica en insuline bij diabetes, is die bijwerking nochtans gekend. Maar van heel wat andere geneesmiddelen zijn gebruikers en zelfs zorgverleners zich minder bewust”, stelt prof. van Rossum vast. Zo kunnen ook andere diabetesmedicatie, antihistaminica, corticosteroïden en maagzuurremmers een invloed hebben op de weegschaal.

Soms gaat het maar om een paar kilo’s, maar als je vier zo’n geneesmiddelen slikt, tikt dat wel behoorlijk aan en wordt afvallen knap lastig. Ongeveer 10% van de bevolking gebruikt wel eens corticosteroïden, die in zeer veel soorten medicatie zitten. De bekendste zijn allicht prednison- en dexamethason- tabletten, die zorgen voor gewichtstoename in de buikstreek en zwengelen simultaan het hongergevoel aan. Maar ook middelen met corticosteroïden voor lokale toepassingen, zoals bepaalde longpuffers bij astma, injecties tegen gewrichtsontstekingen, neussprays en huidcrèmes, kunnen een (langdurig) effect op het gewicht hebben.

“Medicatie als dikmaker kan je vaak al aanpakken door in overleg met je arts deze geneesmiddelen te vervangen door alternatieven die niet dat neveneffect hebben of door de dosering aan te passen.”

2. Hormonen en hormoonverstoorders

Ook sommige hormonale veranderingen en aandoeningen kunnen je gewicht sterk beïnvloeden. Ziekten zoals een traagwerkende schildklier, polycysteus ovariumsyndroom (waarbij je als vrouw te veel mannelijke hormonen produceert), een tekort aan geslachtshormonen, het syndroom van Cushing (te hoge cortisolproductie) hebben een dergelijk effect. En dan zijn er nog de normale hormonale veranderingen, zoals een zwangerschap en de menopauze.

Contact met hormoonverstorende stoffen wordt eveneens in verband gebracht met gewichtstoename. Deze chemische stoffen kunnen de werking van je natuurlijke hormonen nabootsen of blokkeren en zo je hormonenhuishouding ontregelen. Er zijn aanwijzingen gevonden dat hormoonverstoorders de gevoeligheid voor suiker en de vetstofwisseling beïnvloeden, wat leidt tot gewichtstoename. Bekende voorbeelden zijn bisfenol A (BPA) en ftalaten die gebruikt worden om kunststofvoorwerpen flexibeler te maken. Je komt ermee in aanraking via je mond of je huid, omdat ze aanwezig zijn in de meest uiteenlopende voorwerpen: van plastic voedselverpakking tot je kasticket of shampooflacon.

3. Mentale factoren en stress

Van chronische stress word je meestal niet slank, maar in veel gevallen net dik. Lichamelijke of psychische stress doet ontstekingsstofjes vrijkomen in je lichaam. Die signaleren aan je hersenen dat er actie moet worden ondernomen om de ontsteking af te remmen. Vanuit je brein vertrekt vervolgens het signaal naar je bijnieren om je cortisolproductie (stresshormoon) op te schroeven. Ook chronische pijn, een verstoord dag- en nachtritme en slaaptekort kunnen een langdurige stressreactie teweegbrengen. Een te hoog cortisolgehalte zet op zijn beurt aan tot extra snacken, wat op termijn tot gewichtstoename leidt. Tegelijk zorgt cortisol voor een herverdeling van je vetmassa richting je buikzone. Dat is het nefaste vet dat ook voor ontstekingen zorgt. “Vandaar dat het van groot belang is om ook onderliggende mentale problemen aan te pakken bij gewichtsverlies.”

“Dat niet iedereen dik wordt van langdurige blootstelling aan stress komt omdat we verschillend reageren op stressvolle gebeurtenissen”, legt Liesbeth van Rossum uit. Hoe gevoelig je reageert op cortisol is deels genetisch bepaald. Nieuw onderzoek toont aan dat bijna de helft van de mensen drager is van een genetische variant die tekent voor een verhoogde gevoeligheid voor cortisol. Zij hebben vaker een dikkere buik, een hogere ongunstige cholesterol, minder spiermassa en meer risico op depressie.

4. Defecte genen

Bij 2 tot 4% van de mensen met ernstig overgewicht is er sprake van een aangeboren genetische fout, zo blijkt uit Nederlands DNA-onderzoek. Het gaat dan onder meer om afwijkingen in het DNA van een gen zoals de MC4-receptor, die het hongergevoel afremt, of om een verstoring van de leptinereceptor, die mee instaat voor het verzadigingsmechanisme. “Door deze defecten worden de signalen, die vanuit je maag en darmen naar je hersenen worden gestuurd, daar niet ontvangen. Je hebt dan een vertekend hongergevoel, waardoor je voortdurend trek blijft hebben, zelfs met een gevulde maag. Mensen met zo’n defect, hebben het hierdoor aartsmoeilijk om gewicht te verliezen. Een diagnose is belangrijk, omdat voor sommige genetische fouten intussen al medicatie bestaat en nog meer middelen in ontwikkeling zijn”, aldus dr. van Rossum. Ook een afwijking in de hypothalamus – het regelcentrum in de hersenen dat je eetlust en stofwisseling aanstuurt -, bijvoorbeeld door een hersenletsel, kan gewichtsverlies blokkeren.

5. Darmflora

Een potentiële dikmaker die je zelf met je mee draagt, zijn je darmbacteriën. Die oefenen een invloed uit op de manier waarop je lichaam omgaat met de voedingsstoffen die je eet. “Ongeveer 90% van deze darmbacteriën behoort tot twee stammen. En de mate waarin je afvalt, hangt vermoedelijk samen met de goede balans tussen deze twee soorten. Mensen met obesitas blijken minder bacteriën van de eerste stam te hebben en een overvloed van de tweede. Je darmflora blijkt dan ook afgesteld om meer energie uit het voedsel te halen dat je darmen passeert. Daardoor kan je ook van weinig eten aankomen. Bovendien hebben mensen met overgewicht minder verschillende bacteriestammen, wat ongunstig is voor een gezond gewicht.” Je kan die samenstelling deels zelf beïnvloeden door meer vezels te eten (prebiotica), omdat die de gunstige darmbacteriën activeren. Die zorgen ervoor dat je voeding wat sneller doorheen je maagdarmkanaal trekt.

6. Virus

Ook een verkoudheidsvirus (adenovirus 36) kan aan de oorzaak liggen van overgewicht. Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat minstens 30% van de zwaarlijvige mensen dit virus heeft, tegenover slechts 10% van de slankere populatie. Uit dierenstudies is gebleken dat het DNA van dit virus binnendringt in de vetcellen, waardoor meer vet en suiker uit het bloed worden opgeslagen en je aankomt, ook zonder dat je meer eet. “Mensen die besmet zijn met dit virus kunnen via een gecombineerde behandeling wel afvallen, maar ze blijven gevoeliger voor herval als ze hun gezonde levensstijl loslaten.” Momenteel wordt ook gezocht naar een vaccin tegen dit virus.

MEER WETEN? Vet belangrijk – dr. Liesbeth van Rossum en dr. Mariëtte Boon – Ambo/Anthos – 15 euro – isbn 9789026351358

Partner Content