© G.F.

Thuis bij meester Rubens in Antwerpen

1610. Peter Paul Rubens koopt een burgerwoning in hartje Antwerpen. Naast zijn huis laat hij een weelderige vleugel bouwen die niet moet onderdoen voor de mooiste Italiaanse paleizen. Hier brengt hij het atelier onder waar de meeste van zijn meesterwerken het levenslicht zullen zien.

Op een paar stappen van de Meir en zijn trendy winkels ligt een klein plein. Daar, buiten de drukte van de winkelavenue, staat een huis dat onopgemerkt zou blijven in elke oude Vlaamse binnenstad. De kleur van het leistenen dak is even grijs als de hemel en wordt met moeite opgefrist door de muren van rode baksteen. De puntgevel met hoge ramen lijkt het licht aan te zuigen zonder het halfdonker binnen te verdrijven.

Onvermijdelijk dwaalt je blik af van dit gebouw met ruwe charme naar de volgende gevel – een openbaring. De baksteen heeft plaatsgemaakt voor sierstenen in warme, heldere tinten. Het pand oogt massief maar straalt tegelijk elegantie uit. Geen windhaan op de punt van het dak maar een glinsterend zonnetje verguld met bladgoud. Welkom in het huis van meester Rubens, het huis met twee gezichten. De woning van een Vlaamse schilder van protestantse komaf die helemaal in de ban raakte van de weelde en de wonderen van Italië.

Thuis bij meester Rubens in Antwerpen

Het mocht wat kosten

Wanneer Peter Paul Rubens in 1610 het pand verwerft, staat er een typisch Vlaamse woning. Op dat moment is de man al een big shot in zijn vakgebied. Nadat hij lange tijd in Italië de schilderkunst van de renaissance heeft bestudeerd, heeft hij al tal van hoogwaardigheidsbekleders op doek vereeuwigd. Hij heeft deelgenomen aan diplomatieke missies en is zopas benoemd tot hofschilder aan het hof van de aartshertogen Albrecht en Isabella, de landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden. De kunstenaar heeft zelfs zoveel faam dat hij de eerder nooit verleende toestemming krijgt niet vlakbij het aartshertogelijk paleis te moeten vertoeven, maar te wonen en te werken waar hij wil. En dus start Rubens met de werkzaamheden om een atelier aan zijn Antwerpse woning te bouwen. En het mag wat kosten. Geïnspireerd door de Italiaanse architectuur tekent hij zelf de bouwplannen. Hij laat een triomfboog bouwen die de twee gebouwen met elkaar moet verbinden, alsook een overdekte gaanderij – veel minder geschikt voor ons klimaat dan voor het mediterrane weer -, een indrukwekkend pronkatelier en vooral een werkhuis waarvan de hoge gevels zijn bedekt met borstbeelden, trompe-l’oeils en ornamenten.

Om uiting te geven aan zijn liefde voor de oudheid en voor Italië creëert hij ook een kunstkabinet met tal van boekwerken uit de Griekse en Latijnse literatuur. De schilder Roger de Piles (1635-1709) beschrijft het domein van Rubens in bewonderende zinnen: “Tussen zijn voor-en achtertuin heeft hij een zaal met een ronde vorm laten bouwen, zoals de tempel van het Pantheon in Rome. Het daglicht valt hier slechts van boven naar binnen via één enkele opening in het midden van de koepel. Deze zaal staat vol met borstbeelden, antieke standbeelden en kostbare schilderijen die hij uit Italië heeft meegebracht, en ook andere zeer zeldzame en erg vreemde zaken.”

Thuis bij meester Rubens in Antwerpen
© G.F.

Geoliede machine

Na de dood van de schilder in 1640 ondergaan de gebouwen helaas verschillende – en niet zelden weinig geslaagde – veranderingen. Vandaag zijn de triomfboog en een klein paviljoen achterin de tuin de enige delen die in 400 jaar niet zijn veranderd. Gelukkig straalt de plek ook nog vrijwel de sfeer van weleer uit. Als je vandaag door het portaal stapt en dan naar beide zijden van de binnenplaats kijkt, word je als bezoeker onmiddellijk van een Vlaamse burgerwoning naar een echt Florentijns palazzo gekatapulteerd. En borrelt onvermijdelijk de vraag op: was Rubens dan zo rijk? Het antwoord is volmondig ja! Rubens’ productie was dan ook indrukwekkend: tijdens zijn carrière lag de man aan de basis van naar schatting bijna 2.000 vaak – monumentale werken. Het spreekt voor zich dat onze meester niet alles zelf deed. Hij werd in zijn atelier geholpen door leerjongens – hij kreeg zoveel aanvragen dat hij voortdurend kandidaten moest weigeren – en hij werkte samen met gevestigde en gespecialiseerde schilders. In zijn atelier is vandaag nog een niet voltooid schilderij te zien: de achtergrond, een strijdtoneel, is al afgewerkt door een specialist van oorlogstaferelen, terwijl het centrale onderwerp van het doek, de Franse koning Henri IV als overwinnaar, nog maar net door Rubens begonnen is.

De eigen inbreng van de meester verschilt sterk naargelang de schilderijen die zijn naam dragen. De werken die hij helemaal zelf maakt, worden verkocht voor een klein fortuin, maar soms houdt zijn inbreng niet meer in dan toezicht houden op het werk van zijn ploeg. Het atelier van Rubens was in de eerste plaats een goed geoliede kunstmachine, een sterk merk dat in heel Europa erg gegeerd was. Afgunst is dan ook nooit ver weg. Wanneer de Deense plantkundige Otto Sperling Antwerpen bezoekt, tekent hij op dat tal van jonge leerjongens “helemaal alleen aan meerdere schilderijen werken die heer Rubens eerst met potlood heeft getekend en waarop hij hier en daar een streep kleur heeft aangebracht.” Waarna hij er bitter aan toevoegt: “Al deze activiteit wordt dan als het werk van Rubens bestempeld, hetgeen het de man mogelijk maakt een wonderbaarlijk groot fortuin te verzamelen”.

Toch kan deze wetenschapsman zijn bewondering niet onder stoelen of banken steken wanneer hij ziet hoe de schilder tijdens zijn bezoek op al zijn vragen antwoordt en tegelijk toezicht houdt op zijn atelier, een brief dicteert en zich de werken van Tacitus laat voorlezen. Bij deze beschrijving denk je meteen aan een hyperactieve Rubens die druk bezig is in een atelier dat even luidruchtig was als het er vandaag kalm is. En ga je stilletjes hopen dat de schim van de meester ergens tussen deze muren nog steeds druk doende is tussen zijn doeken en penselen.

Praktisch

Rubenshuis, Wapper 9-11, 2000 Antwerpen. Alle dagen open van 10 tot 17 uur, behalve op maandag. www.rubenshuis.be, 03 201 15 55.

Rubens privé, en toch niet

Het 16de-eeuwse huis dat Rubens in 1610 aankocht bestaat eigenlijk niet meer. Vanaf de 18de eeuw onderging het de ene verandering na de andere en rond 1930 werd het gerestaureerd zoals vroeger, maar zonder betrouwbare bouwplannen van toen. De originele aanblik werd bewaard, maar binnen is het onduidelijk hoe de privé-vertrekken van Rubens en zijn gezin er hebben uitgezien. Al zijn de gereconstrueerde kamers niet authentiek, ze ademen niettemin een authentieke sfeer uit, dank zij de meubels en de schilderijen uit die tijd: de meeste werken zijn aangekocht, verzameld of geschilderd door de meester zelf. Zo krijgen we toch een goed idee van hoe een Vlaamse rijkeluiswoning er in Rubens’ tijd uitzag. Let bijvoorbeeld op het vergulde lederwerk op de muren: rechthoekige stukken leder die met goudvernis werden versierd en op de baksteen gepleisterd. Ze moesten de kamers een warme sfeer geven en straalden meteen de financiële welstand van de familie uit. Tussen de schilderijen die hier hangen, kan je ook enkele musts ontdekken zoals de erg bekende zelfportretten van Rubens en van Van Dijck – Rubens’ meest talentvolle leerling en zelf een artistieke beroemdheid – of nog het borstbeeld van Seneca, een Romeinse kopie van een Grieks beeld dat Rubens heeft geïnspireerd in zijn schilderkunst.

Partner Content