De herinneringen van peter (6)

In Harderwijk is het Belgenkamp uitgegroeid tot een houten dorp met een eigen school, winkels, een voetbalploeg en theater. Maar het blijft een gevangenis en vooral oudere geïnterneerden – zoals mijn overgrootvader – blijven hun gezin missen.

De herinneringen van peter (6)
De herinneringen van peter (6)

Een romantisch kaartje met poststempel 13 augustus 1915 (en een extra stempel, met Auslandstelle Aachen erop) voor Théophile “van u vra Lowis Van Doorslaer” laat vermoeden dat zijn gezin in de zomer van 1915 nog aan de andere kant van de Nederlandse grens verblijft.

Maar daar moet niet lang daarna toch verandering in gekomen zijn. Louise Van Doorslaer trekt – vermoedelijk in het najaar, want dan stromen blijkbaar meer en meer vrouwen en kinderen van geïnterneerden toe – met haar twee dochtertjes richting Harderwijk. Dat moet een hele onderneming geweest zijn voor de jonge vrouw en een hele belevenis voor de twee kinderen. Eerst de grimmig bewaakte grens over en dan de kultuurschok met mensen met een eigenaardig accent en andere eetgewoontes. En dan is er de kwestie van het onderdak. Twee gulden per week mogen de Harderwijkse huisbazen voor een kamer vragen. Maar in de Harderwijkse kranten van die tijd staan geregeld verhalen over huisbazen die gestraft worden omdat ze erop betrapt worden dat ze meer vragen. Waarschijnlijk het topje van de ijsberg: niet iedereen zal een te veel vragende huisbaas aangeven, want uit de kranten blijkt ook het gebrek aan huisvesting. En zelfs als Nederlandse huisbazen kamers te huur hebben, blijkt dat ze het vaak niet begrepen hebben op de vluchtelingen. Even grasduinen tussen de advertenties levert al snel enkele vermeldingen “geen Belgen” op.

De manufacturenwinkel

De herinneringen van peter (6)

Louise vindt desondanks onderdak voor zichzelf en de meisjes. Hoe kon ze de huur betalen? Rijk zijn mijn overgrootouders nooit geweest en de soldij van mijn overgrootvader als gewone soldaat is allerminst riant. Tussen de advertenties in de lokale kranten vinden we er eentje van een “Belgische juffrouw, Hollandsch en Fransch sprekend, goed kunnende naaien”, die als enige vergoeding kost en inwoon vraagt. Vermoedelijk was dat ook de manier waarop mijn overgrootmoeder daar de kost (en inwoon?) verdient. Kleinzoon Fil (ja, genoemd naar Théophile) herinnert zich dat zijn grootouders hem vertelden dat ze “voor joden” werkten. Die joden, dat was heel waarschijnlijk het echtpaar bij wie Louise en de kinderen een kamer konden bemachtigen, in kamers op de Groote Markt van Harderwijk, vlak naast het gemeentehuis (dank u, lieve mensen van het streekarchivariaat van Harderwijk, voor het doormailen van de postkaart met het huis op!).

Abraham Beem vroeg en kreeg in de zomer van 1915 toestemming van de Harderwijkse gemeenteraad om kamers in zijn huis onder te verhuren. Hij en zijn vrouw Eva De Vries woonden niet alleen in het huis naast het Raadhuis, maar dreven er ook een manufacturenwinkel. Zo’n winkel verkocht zowat van alles, leer ik van internet. Waarschijnlijk breide mijn overgrootmoeder sokken of naaide ze schorten of iets dergelijks en kon ze zo haar kost en inwoon verdienen. Heeft mijn overgrootvader een baantje en onderkomen voor zijn vrouw geregeld of is Louise er toevallig terechtgekomen? Geen idee.
Het verhaal van de mensen bij wie ze inwoonde, kan ik wel achterhalen via het internet. Abraham en zijn vrouw Eva hebben in 1915 wel plaats vrij in hun huis. Hun oudste zoon Hartog vervult zijn militaire dienstplicht in het Nederlandse leger en trouwt na de oorlog met Rosette, die hij in Den Helder heeft leren kennen. Hun op een na oudste zoon Emmanuel is ook al 21 en is slager van beroep, hij woont waarschijnlijk ook al niet meer thuis. De jongste zoon Jozeph is met zijn 16 jaar nog een schooljongen en zal nog wel thuis gewoond hebben. Mijn grootmoeder moet hem dus nog gekend hebben. Haar kan ik het niet meer vragen en hem ook niet. Jozeph, zijn latere vrouw en hun twee zoontjes Abraham en Joseph van 14 en 8, Emmanuel, zijn vrouw en hun dochter Eva van 17, Hartogs dochtertje Eva van 11 en zijn zoontje Bram van 9 zijn allemaal vermoord door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog. Van de hele familie overleeft enkel Hartog de laffe moordpartij, als laatste nabestaande van het echtpaar dat Louise en haar kinderen een dak boven hun hoofd gaf, overlijdt hij in 1987 in Hilversum.
Lees volgende aflevering: De herinneringen van peter (7)

Partner Content