De herinneringen van peter (4)

In het interneringskamp bij Harderwijk is het koud, maar het is er beter dan in Zeist, waar de Belgische soldaten zelfs in opstand komen. Bij de rellen schieten de Nederlandse bewakers met scherp: achttien gewonden moeten verzorgd worden, acht Belgen komen om. Onder hen een vriend van Théophile.

De herinneringen van peter (4)
De herinneringen van peter (4)

In het Harderwijkse interneringskamp worden de tenten langzaamaan vervangen door vijftig houten barakken die de soldaten mee helpen optrekken. In zo’n barak van 51 op 13 meter worden 250 mensen ondergebracht. Of liever: opgestapeld, want dat komt neer op 2,5 vierkante meter per soldaat. Voor persoonlijke spullen, kleren of wat dan ook was er dus geen plaats, enige privacy was onbestaande. En verwarming was nog altijd niet voorzien.

Het boek Gehalveerde mensen. Het Belgenkamp in Harderwijk 1914-1918 (Anton Reijngoudt – uitg. BDU – isbn 9070150654) citeert een brief van een van de soldaten aan de Nederlandse mionister van Buitenlandse Zaken: “Men heeft twee of drie dekens, waarover dan nog kranten en de overjas gespreid worden, terwijl des nachts door de vrijgekomen warmte bij uitademing het ijs begint te ontdooien en op de slapers neervalt. Deze nachten zijn de schrik van allen.” De wooneenheden van de Nederlandse bewakers waren wél verwarmd...

Overdag konden de kampbewoners naar verwarmde grote kantines. Veel hadden ze niet om handen. Théophile snijdt uit been een pen voor elk van zijn twee dochters. “Celine souvenir” staat op die van mijn grootmoeder. En hij schrijft zijn vrouw en dochters wanneer hij maar kan. Een brief vanuit het neutrale Nederland naar het bezette België krijgen, is geen sinecure in dat eerste oorlogsjaar. De post gaat grotendeels mee met smokkelaars die handig gebruik maken van de grensdorpjes en de Belgische enclave Baarle-Hertog. Soms werden die smokkelaars gepakt.

Tussen de papieren van mijn overgrootvader vind ik een aan hem geadresseerd vrolijk ansichtkaartje van Baarle-Hertog met een minder zorgeloze tekst van ene Jos De Groef (?) aan de achterkant: “Mijnheer gij moet uw niet ongerust maken. ik ben weder op vrije voeten en uwe briefen zij al in belgië. Gij moogt voort schrijfen al mogen wij niet meer tuis komen. Tog kunnen wij nog wel overgaan en ze daar over geven aan mensen waar wij mogen op betrouwen dus zal u ??? gaan..”



In het bezette België is een en ander weer in de plooi gevallen. Mijn overgrootmoeder kan gelukkig rekenen op de steun van haar oudere zus, die ook haar schoonzus is, want getrouwd met de oudere broer van Théophile. En van nog een jongere zus die blijkbaar helpt met de kinderen. Grote epistels zijn aan mijn overgrootmoeder niet besteed, maar ze stuurt kaartjes en foto’s. Maar aan beide kanten van de grens groeit het besef dat de oorlog langer gaat duren dan een paar maanden. Hoe lang gaat het nog duren voor het gezin weer verenigd kan worden?
Lees volgende aflevering: De herinneringen van peter (5)

Partner Content