De herinneringen van peter (3)

Overgrootvader Théophile zit in een van de interneringskampen in het neutrale Nederland. Met 33.416 lotgenoten, die net als hij klemgeraakt zijn tussen het oprukkende Duitse leger en de Nederlandse grens.

Wat moet ik me voorstellen bij het tentenkamp dat in Harderwijk in allerijl was opgetrokken voor de geïnterneerde Belgische soldaten? In het boek Gehalveerde mensen. Het Belgenkamp in Harderwijk 1914-1918 (Anton Reijngoudt – uitg. BDU – isbn 9070150654) staat een foto van ronde, witte punttenten (type wigwam) op een uitgestrekt, vlak veld. Schattig voor een zomers evenement, maar een pak minder idyllisch als slaapplaats voor 8.000 soldaten in oktober en november.

Dode kameraden in Zeist

De herinneringen van peter (3)

De levensomstandigheden waren in Harderwijk dan wel niet ideaal, maar wel beter dan in dat andere kamp voor Belgische geïnterneerden in Zeist. Daar hadden ze geen riolering, wat wel erg onhygiënische toestanden veroorzaakte, het eten was er ronduit slecht, in de kantine werden woekerprijzen gevraagd. Er was de kou in de niet verwarmde tenten, terwijl de Nederlandse bewakers wel over verwarmde slaapplaatsen konden beschikken.

De geïnterneerden werden in Zeist ook – overigens tegen de internationale regels in – gedwongen om te werken en het ongenoegen bij de Belgen groeide er uit tot opstandigheid. De bom barstte toen drie Belgische militairen gesnapt werden toen ze in burgerkleding het kamp hadden willen ontvluchten en door de Nederlandse bewakers opgesloten werden.

Hun kampgenoten eisten woedend hun vrijlating en plunderden de kantine toen ze hun zin niet kregen. De opstand escaleerde de volgende dagen en bereikte een hoogtepunt op 3 december 1914, toen het niet bij schelden bleef (“Kaaskoppen!”, “Schiet maar, Kwattasoldaatjes!”). Er werden stenen gegooid naar de Nederlandse bewakers, die inmiddels met geweren klaar stonden en dreigden te schieten.

De bevelvoerende luitenant gaf opdracht om met scherp te schieten op de opstandelingen. Achttien gewonden en acht doden vielen er bij de Belgen. Hun makkers vluchten in paniek weg en een ijzige stilte daalde neer over het kamp. De gewonden werden overgebracht naar het ziekenhuis in Amersfoort, de acht doden begraven op het katholieke kerkhof van het vlakbij Zeist gelegen Soesterberg. Achteraf werden zes van hen herbegraven op het Belgisch Militair Ereveld op het kerkhof van Harderwijk, waar ze nog altijd rusten.

Het gezamenlijk rouwprentje van de acht zit tussen de papieren van mijn overgrootvader. Vermoedelijk kende hij tenminste een van de slachtoffers. Geniesoldaat Jozef De Maeyer woonde immers net als hij in Willebroek. Uit de schaarse gegevens van diens legerdossier (zelfs een geboortedatum is niet terug te vinden) blijkt dat zijn weduwe aan de andere kant van het cokesfabriek woonde, waar Théophile meestergast was én dat Jozef deel uitmaakte van de lichting vóór Théophile, dus vermoedelijk een jaar ouder was.

Willebroekenaar Flor Cools levert nog meer info over hem: Jozef was 36 toen hij doodgeschoten werd, getrouwd en vader van een zoon van zeven jaar oud en een dochter van negen. Ongeveer dezelfde gezinssituatie dus als Théophile.

Een andere Willebroekenaar werd in Zeist gewond, weet Flor Cools. Benoit Van Mol stond bij de tent van de commandant toen hij plots neerviel, omdat hij een klap tegen zijn rechterschouder kreeg. Er viel nog iemand over hem heen en hij moet even het bewustzijn verloren hebben, want hij kwam bij in een barak. In het ziekenhuis van Amersfoort vinden ze een kogelwonde van twee vingers breed in zijn schouder. Maar hij overleeft de schietpartij en wordt al op 29 december ‘in goede algemene conditie’ uit het ziekenhuis ontslagen.

Al waren ook in Harderwijk vluchtpogingen schering en inslag (men telde er tussen oktober 1914 en juli 1915 liefst 557!), het blijft er desondanks vrij rustig. De geïnterneerden helpen mee om houten barakken op te trekken, die toch iets meer bescherming bieden tegen het barre winterweer.
Lees de volgende aflevering: De herinneringen van peter (4)

Partner Content