De herinneringen van peter (11)

Er was onderwijs en sport, zelfs verenigingsleven in de kampen: beter dat dan de loopgraven in de Westhoek. Toch hadden de soldaten het moeilijk met de omstandigheden waaronder ze moesten leven.

De herinneringen van peter (11)

“Diep begaan met het lot van alle volken, die in den krijg zijn medegesleept, draagt Nederland de buitengewone lasten die het worden opgelegd gewillig en ontvangt met open armen alle ongelukkigen die binnen zijne grenzen eene toevlucht zoeken”, sprak de Nederlandse koningin Wilhelmina in haar troonrede op 15 september 1914. Dat was niet in dovemansoren gevallen in ons land en toen de ingesloten Belgische soldaten na de overgave van Antwerpen de keuze hadden tussen krijgsgevangenschap in Duitsland of de grens oversteken, hoefden ze niet lang te twijfelen. Een en ander viel dik tegen. Nederlandse burgers en verenigingen hielpen dan wel waar ze konden, maar de Nederlandse overheid was een pak minder gastvrij. De Belgische soldaten werden door het Nederlandse leger meteen ontwapend, opgesloten achter prikkeldraad en als gevangenen behandeld. Ze slapen op strozakken, waarvan het stro af en toe moet worden verbrand omdat het vol ongedierte zit. Dat en de kou, het feit dat ze met veel te veel opeengepakt leefden, de gebrekkige hygiëne en het karige rantsoen eisen hun tol: het kamp wordt geplaagd door besmettelijke ziekten. In het begraafregister van Harderwijk staan verrassend veel namen van Belgische soldaten tussen 19 en pakweg 40 jaar oud: toch mannen in de bloei van hun leven. De Nederlandse kranten uit die tijd maken melding van tyfus, nekkramp (meningitis of hersenvliesontsteking) bij de Belgische geïnterneerden en hun gezinnen.

Was het tyfus of nekkramp dat Honoria Margareta Hendrickx fataal werd? Het rouwprentje van de 37-jarige vrouw uit Avekapelle zit tussen de papieren van mijn overgrootouders. Uit de tekst blijkt dat ze getrouwd was met Willem Dias en moeder van een zoontje. De kampregisters verklappen dat Albert een jaar ouder was dan mijn grootmoeder. Acht was hij dus toen zijn mama op 26 oktober 1916 overleed in Harderwijk. Ze werd er begraven op 30 oktober (haar graf bestaat nog altijd, rond de graven van de in Harderwijk overleden Belgen werd later het Belgisch ereperk gevormd).
Van een andere soldaat, Frans Beulens uit Boom, lezen we dat hij bezweek aan tuberculose in het in Harderwijk gelegen sanatorium Sonnevanck. En na de epidemieën van cholera, tyfus, meningitis en de voortdurende strijd tegen tuberculose kwam in 1918 de genadeslag met de Spaanse griep. Dat ze ondanks quarantainemaatregelen zoveel slachtoffers maakte, had waarschijnlijk ook te maken met het feit dat de kampbewoners honger leden. De rantsoenen waren als gevolg van de voedselschaarste in de laatste oorlogsjaren kleiner geworden en hoewel de soldaten zelf groente probeerden te kweken, moet dat een druppel op een hete plaat geweest zijn. Vooral toen op 1 maart 1918 de broodrantsoenen gewoon gehalveerd werden, werd de honger nijpend. Al een paar dagen nadien kwam een deel van de soldaten in opstand, maar ze werden door de Nederlandse bewaking manu militari uit elkaar gedreven. Ook de toch al lage soldij werd in die periode verminderd en die hadden de soldaten al altijd nodig gehad om hun rantsoen aan te vullen. De mannen beginnen honger te lijden, zoeken eten waar ze kunnen en proberen om voedsel het kamp binnen te smokkelen. Een van hen betaalt dat met zijn leven. Op 9 oktober 1918 schieten de Nederlandse bewakers de 24-jarige Mechelse carabinier Henri De Bakker dood als hij wat aardappelen het kamp wil binnensmokkelen. Hoewel de kampbevelhebber meteen zijn soldaten verbiedt om nog met scherp te schieten, blijft het een pijnlijke zaak. Want het voorval geeft de Belgen weer eens het nare gevoel dat ze gevangenen zijn, in plaats van gasten.
Lees volgende aflevering: Herinneringen aan peter (12)

Partner Content