Athos, de republiek zonder vrouwen

In het klooster dat me gastvrijheid biedt, moet ik niet rekenen op elektriciteit of een douche. Maar het landschap er omheen werd al tien eeuwen door geen mens vervuild.

De weg en de 21ste eeuw eindigen in het havenstadje Ouranopoli. Van hieruit lopen alleen nog muilezelpaden naar en over de grens van de monnikenrepubliek Athos. De Grieken spreken vol eerbied over de Hagion Oros of de ‘Heilige Berg’. De meest oostelijke vinger van het schiereiland Chalkidiki in Noord-Griekenland vormt sinds 1913 een zelfstandige regio met bijna 2000 inwoners. Athos valt weliswaar onder de Griekse soevereiniteit, maar een eigen Raad bepaalt autonoom het binnenlandse beleid. In deze raad zetelen afgevaardigden van de twintig grote kloosters die verspreid liggen tussen de bergen.

Men only

Het is behoorlijk druk op de pendelboot die eens per dag heen en weer vaart van Ouranopoli naar dafini, het enige haventje van het gebied. De boot vormt de voornaamste navelstreng met de buitenwereld. Onderweg houdt hij halt aan elk klooster aan de kust of aan de toegangspaden naar de kloosters in het binnenland.

De passagiers zijn allemaal mannen, want vrouwen blijven in Athos strikt verboden. Alleen voor de Griekse koningin werd ooit een uitzondering gemaakt. Het verbod is zo streng dat zelfs vrouwelijke honden en katten de toegang wordt ontzegd. Rondvaartboten, schepen en jachten moeten ten minste drie mijl uit de kust blijven, zodat vrouwenblikken geen inkijk kunnen krijgen.

“Op zoek naar onze wortels”

Omdat ik maar twee dagen op Athos kan blijven, valt mijn keuze op het klosster van Konstamonitou in het noorden. In het zuiden hebben sommige ‘moni’s’ (kloosters) al elektriciteit, internet, comfortabele gastenkamers en mobiele telefoons. Je vindt er zelfs enkele verharde wegen. Maar in het noorden is er weinig veranderd sinds de Byzantijnse tijd.

Samen met mij springen nog drie mannen van de neergelaten laadbrug op de aanlegsteiger. Voor mijn ogen duikt een breed 4×4-pad steil de in nevels gehulde bergen in. Terwijl ik naar boven zwoeg, dringt het langzaam tot me door waarom Athos in zijn geheel als werelderfgoed is geklasseerd. De wind, de vogels en de klokken van de kloosters zorgen voor de enige geluiden. Lawaaihinder en vervuiling bestaan hier hoegenaamd niet. Na een uurtje klimmen verschijnt het kloostercomplex tussen het groen. Verwaarloosde gebouwen in uiteenlopende stijlen scharen zich beschermend rond een Byzantijnse kerk met typische koepels. Via een wankele trap bereik ik het gastenverblijf. Een man die de vloer veegt, doet teken dat ik moet wachten.
Na een kwartier arriveren de drie mannen die met mij van de boot zijn gesprongen “Elk jaar laten we onze vrouwen en kinderen thuis en maken we een pelgrimsticht door Athos’, verneem ik van Kostas, de oudste die een beetje Engels spreekt. “Vier dagen trekken we van klooster naar klooster. We hebben dit nodig om te ontstressen. Bovendien heeft Athos voor ons, Grieken, een bijzondere betekenis. Dit is de bakermat van onze godsdienst. Weet u dat de oudste kloosters dateren uit de 7de en 8ste eeuw? Zelfs de Turken hebben Athos altijd gerespecteerd en het nooit onder de voet gelopen. Soms spreken de monniken ons aan met woorden die dateren uit de Middeleeuwen en die wij niet meer verstaan.”

Een dode stad

De gastenpater verschijnt en biedt ons een glaasje ouzo en een schaaltje Turks fruit aan – al eeuwenlang de manier waarop de kloosters van Athos hun gasten verwelkomen. Elk klooster is verplicht pelgrims en andere gasten gratis onderdak en één maaltijd per dag te verstrekken. De monnik toont ons de slaapruimte en – een kamer met vijf sobere bedden en een houtkacheltje – en legt uit dat het klooster niet over elektriciteit, douches of warm water beschikt. Omdat ik niet orthodox ben, zegt hij, mag ik de kerk niet betreden tijdens de diensten en evenmin samen met de monniken eten. Maar als ik stipt om zeven uur op het balkon sta, zal hij me komen halen voor het avondmaal en mag ik de kerk bezoeken.

Tijd genoeg, schat ik, voor een wandeltocht naar Zografou, een klosster verder in het binnenland. De zon heeft nu de nevels verdreven en ver beneden zie ik de Middellandse Zee glinsteren. Wanneer het pad de bergen in trekt, wordt de natuur alsmaar paradijselijker. Ik zie massa’s bloemen, vlinder en watervalletjes. Wie hier duizend jaar geleden liep, zal precies hetzelfde hebben gezien.

Na een laatste klim duikt Zografou op. De zwarte loden daken van de twaalfhoekige kerk weerkaatsen de felle zon. Met zijn vele, soms half ingestorte gebouwen lijtk dit klooster meer op een kleine stad. Een dode stad, want nergens valt een levende ziel te bespeuren. Ik open deuren, loop trappen op en af, bewonder iconen in een kapel en ga in de herfstzon rusten op een binnenpleintje.

Uiteindelijk verschijnt een vriendelijke monnik die me op fluistertoon vraagt stil te zijn, want iedereen is bezig aan de siësta. Zografou, legt hij uit, is het enige Bulgaarse klooster van Athos. Er is nog een Russisch en een Servisch klooster, maar alle andere zijn Grieks.

Buiten vind ik een primitieve wegwijzer die blijkbaar een ander pad terug naar het Konstamanitouklooster aanduidt. Al snel ben ik opnieuw alleen in een overweldigend ongerepte natuur op één van de muilezelpaden die als een spinnenweb de Athoskloosters met elkaar verbinden. Alleen is dit pad veel ruwer, steiler en smaller dan de heenweg. Nergens valt ene levende ziel te bespeuren en het wandelen wordt soms klauteren en me vastklampen aan takken en rotsen. Ik ben dan ook opgelucht wanneer ik in een klein dal beland en op een hoogte mijn gastklooster weer zie opduiken.

“Dit is mijn eigen keuze”

Het is bijna donker wanneer de gastenpater me naar de refter brengt. Ik zit alleen in een grote zaal met houdetn tafels en koorbanken. Onwillekeurig moet ik denken aan de scènes uit ‘In naam van de roos’. Zonder een woord te zeggen, zet een oude monnik mijn eten op tafel: een koude maar lekkere risotto met verse inktvis en zeevruchten, groenten, zwart brood, een schaaltje tamara, een karaf fris water en een fles olijfolie. Nauwelijks heb ik mijn laatste hap binnen of ergens uit een zijdeur verschijnen drie monniken. Eén van hen spreekt Engels en blijkt pater Vanavas te heten. Een in Australië opgegroeide Griek die op een dag de wereld achter zich liet om monnik te worden op de Heilige Berg. Hij nodigt me uit voor een bezoek aan de kerk. Mijn ogen moeten wennen aan de duisternis, maar het licht van de olielampjes is net voldoende om de iconen te onderscheiden. Die moeten van onschatbare waarde zijn, maak ik op uit de uitleg van mijn gastheren. Eén icoon is duizend jaar oud en komt uit Jeruzalem, een ander uit de gloriedagen van Constantinopel en een derde zorgde in 1020 voor een mirakel.

Van pater Vanavas verneem ik dat zijn klooster 27 monniken en 10 novicen telt. De oudste monnik is 87, de jongste 24. Hun aantal is de jongste jaren weer aan het stijgen. Onze gemeenschap wil zelfbedruipend zijn en dicht bij de natuur blijven, vertelt de pater nog. Daarom krijgt elke monnik door de abt een taal toegewezen. Wanneer ik hem vraag waarom hij voor dit leven heeft gekozen, word ik snel van antwoord gediend: “Dat moet u me niet vragen. Ik heb aan mijn vrienden ook niet gevraagd waarom ze getrouwd zijn of voor een bepaalde job hebben gekozen. Ik houd van Christus en ik zoek mijn redding. Zo maak ik ook de wereld beter. Dit leven is mijn eigen keuze. Als ik al die moderne zaken had gewild, dan was ik niet naar hier gekomen. Ons klooster heeft al meer dan tien eeuwen overleefd en is springlevend, dat zegt toch genoeg?”

Een bariton in de nacht

Midden in de nacht schiet ik wakker wanneer er – eerst zacht en dan steeds luider – op de deur wordt geklopt, gevolgd door neen brommende baritonstem die een koorlied aanheft. Het signaal dat de eerste gebedsdienst in de kerk gaat beginnen. Ook hier zijn alleen orthodoxe pelgrims welkom, maar mijn Griekse kamergenoten geven geen krimp. ’s Ochtends liggen ze nog te slapen wanneer ik als eerste opsta. Ik mag de boot niet missen en heb nog een hele wandeling naar beneden voor de boeg. Wanneer ik bij het licht van één enkel olielampje mijn ochtendtoilet maak met ijskoud water, krijg ik een betrouwbaar idee van wat een ascetisch monnikenleven betekent.

Op mijn afdaling naar zee krijg ik gezelschap van de man die mijn aankomst de vloer stond te vegen. Hij is één van de leken die in de Athoskloosters als klusjesmannen mogen leven. Voor het eerst in maanden zal de boot hem naar de buitenwereld brengen. Naar de elektrische verlichting, de cafés en de vrouwen.

Praktisch

Zelfs als u een man bent en ouder dan 18 jaar is het nog niet zo eenvoudig om toegang te krijgen tot de Heilige Berg. Per dag worden slechts 100 tot 120 orthodoxen en tien niet-orthodoxen tot het schiereiland toegelaten. Maar als u het tijdig aanpakt, lukt het wel.

Ten laatste twee maanden vooraf vraagt u per brief(in het Engels) een ‘permit’ aan, op volgend adres: The Mount Athos Office, 109 Str. Av. Egnatias – 54622 Thessalonica. Tel.:0030-2310-252578 en fax: 0030-2310-222424. Voeg bij uw brief een fotokopie van uw paspoort en vermeld ook uw godsdienst en uw beroep.

Twee weken vooraf belt u met deze dienst om te weten of u een permit krijgt.
Twee tot drie dagen voor uw vertrek naar Athos moet u persoonlijk (jawel!) uw permit afhalen in het kantoor. Het kantoor is open van maandag tot zaterdag van 9:00 tot 13 uur.

Zorg dat u tijdig in Ouranopoli bent. De enige boot vertrekt om 9.45 uur. In een kantoortje in de haven, The Mount Athos office for Pilgrims, ruilt u uw permit in voor een Diamonitirion. Dit kantoortje is alle dagen open vanaf 7.30 uur. De diamonitorion geeft u recht op een verblijf van vier dagen op Athos en op gratis logies en voeding in de kloosters. U betaalt voor dit document ? 35 (kostprijs voor niet-orthodoxe pelgrims).

Organiseer uw ‘expeditie’ liever niet in de paastijd en in de zomer (dan zijn er al te veel aanvragen). Interessante periodes zijn oktober-november-december en het voorjaar.

Voor volgende kloosters maakt u ook best op voorhand een reservatie in het klooster:

  • Vatopedi
  • Iviron
  • Karakallou
  • Koutloumousiou
  • Pantokratoros
  • Xenophontos
  • Xeropotamou
  • Simonopetra
  • Grigoriou
  • Stavronikita
  • Panteleimonos
  • St. Anne’s
  • Nea Skiti

Partner Content