Pensioenen en werk: regering klaar met haar huiswerk

De regering is rond met haar plan inzake pensioenen en arbeidsmarkt. Volgens premier Elio Di Rupo reageerden vakbonden en werkgevers relatief tevreden op de voorstellen voor de privésector. Over de publieke sector wordt in het zogenaamde Comité A nog overleg gepleegd met de sociale partners.

“Ik heb goede hoop dat we nu kunnen landen”, verklaarde Open Vld-vicepremier en minister van Pensioenen Vincent Van Quickenborne dinsdagnamiddag bij de voorstelling van het plan.

De grote lijnen van het plan zijn al een tijdje bekend. De regering voerde hier en daar echter nog een aantal aanpassingen – volgens sommigen “preciseringen” – door om de hervorming socialer en menselijker te maken. Die aanpassingen kwamen er na uitgebreid overleg met de sociale partners, benadrukte de eerste minister op een persconferentie.

Di Rupo beklemtoonde dat de hervorming absoluut nodig is en zeker geen revolutie veroorzaakt. Hij gaf aan dat onze levensverwachting elk jaar twee maanden wordt verlengd en dat de werkzaamheidsgraad voor 55- tot 59-jarigen in ons land maar 53% bedraagt, terwijl het Europees gemiddelde 61% is. Er zijn dus structurele hervormingen nodig, anders wordt ons sociaal systeem op langere termijn onbetaalbaar, was de slotsom. “Indien er iemand is die een wondermiddel kent, mag hij het altijd zeggen. Indien iemand de lamp van Aladdin heeft, mag hij ons die geven”, verklaarde de premier.

De belangrijkste aanpassing in de pensioenen zorgt ervoor dat mensen die nu dicht bij een vervroegd pensioen staan maximaal 2 jaar langer moeten werken. Door de hervormingen riskeerden zij nog 3 of zelfs 4 jaar extra te moeten werken. Bedoeling is dat de hervorming voor iedereen dezelfde is: iedereen moet 2 jaar langer werken. Ter herinnering: het optrekken van het vervroegd pensioen van 60 naar 62 – met 40 jaar carrière – geldt vanaf 2016. Voor wie dan een carrière van 41 of 42 jaar kan voorleggen, kan dat al vanaf 61 of 60 jaar.

Iedereen die voor 28 november vorig jaar – de datum van het akkoord – nog in het vorige systeem zat of al een aanvraag voor tijdskrediet of brugpensioen indiende, mag in het oude systeem blijven zitten. “We respecteren de vroeger gemaakte keuzes”, dixit Van Quickenborne.

Ook inzake gelijkgestelde periodes – periodes dat er niet werd gewerkt, maar die wel meetellen voor de berekening van het pensioen – is er een overgangsmaatregel. Die komt er onder meer voor mensen die op brugpensioen worden gestuurd in het kader van een herstructurering, voor zware beroepen, invaliden en mensen die nachtarbeid verrichten.

Inzake de aanvullende pensioenen zijn er een paar aanpassingen die de werkgevers tegemoet komen. Zo blijven werkgeversbijdragen ook fiscaal aftrekbaar indien het gaat om pensioenen die nog hoger liggen dan het hoogste overheidspensioen. De sociale zekerheidsbijdrage wordt wel verhoogd, wat de schatkist dit jaar 5 miljoen euro moet opleveren. Daarnaast worden kmo’s niet verplicht om pensioenvoorzieningen die ze in het verleden intern hebben aangelegd te externaliseren. Ze hoeven erop enkel een eenmalige bijdrage van 1,75% te betalen. In de toekomst wordt externalisering wel verplicht.

Wat werk betreft kondigde bevoegd minister Monica De Coninck initiatieven aan die jongeren makkelijker aan een job moeten helpen en ouderen langer op de arbeidsmarkt moeten houden.

Zo wordt de wachtuitkering voor jongeren omgeturnd tot een inschakelingsuitkering van maximaal drie jaar. Voor probleemgevallen kan dat 5 jaar worden. De hervorming van het systeem moet de betrokkenen sneller en makkelijker op de arbeidsmarkt krijgen.

De minimumleeftijd voor brugpensioenen – wat nu werkloosheid met bedrijfstoeslag wordt genoemd – gaat omhoog naar 60 jaar. Wie al een anciënniteit van 40 jaar heeft, mag vanaf 56 al met brugpensioen. Voor zware beroepen is dat vanaf 58 jaar, mits 35 loopbaanjaren. Om het systeem te ontmoedigen, verhoogt de regering de patronale bijdragen met 10%.

Ook de leeftijd voor de uitkeringen voor een landingsbanen wordt opgetrokken, van 50 naar 55 jaar. Vanaf 50 is wel al een 1/5-landingsbaan mogelijk voor zware beroepen, voor wie 10 jaar anciënniteit heeft in de bouwsector en een attest heeft van verminderde arbeidsgeschiktheid of voor wie op 50 al 28 jaar carrière heeft en er daarover in zijn sector een CAO bestaat. Voor ondernemingen in herstructurering kunnen halftijdse en 1/5-landingsbanen ook al vanaf 50 jaar.

Minister Van Quickenborne zei er goede hoop in te hebben dat de regering met dit plan nu kan landen. CD&V-vicepremier Steven Vanackere hoopt dan weer dat na deze etappe nu echt weer kan worden aangeknoopt met de sociale dialoog.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content