© belga

Aanvullend pensioen: collectief en individueel

De Academische Raad voor het Pensioenbeleid vindt dat het systeem om op vrijwillige basis een aanvullend pensioen op te bouwen het risico volledig bij de werknemers legt. Minister van Pensioenen, Daniel Bacquelaine repliceert.

Waar gaat het over?

Ons Belgisch pensioensysteem berust op drie pijlers: het wettelijke pensioen (eerste pijler – waarvan we allemaal weten dat het naar Europese norm niet bij de hoogste behoort), het aanvullend pensioen via de werkgever of vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (tweede pijler) en het fiscaal gestimuleerd pensioensparen (derde pijler).

De tweede pijler wordt opgebouwd door bijdragen van de werkgever en meestal ook bijdragen van de werknemer zelf. Op die manier spaar je als het ware een som bij mekaar die je opneemt samen met je wettelijk pensioen (vroeger kon het vervroegd vanaf 60 jaar, nu niet meer tenzij uitzonderingen). Oorspronkelijk was zo’n aanvullend pensioen enkel weggelegd voor bepaalde (hogere) functies en bedrijfsleiders, maar vandaag heeft ongeveer 70% van de werknemers in de privésector er een.

Dit is een collectief systeem, dat onderhandeld wordt op het niveau van sectoren of bedrijven (vandaar ook de naam ‘groepsverzekering’). Het risico ligt vandaag bij de werkgever: bouwen de pensioenfondsen niet voldoende rendement op, dan moet de werkgever bijpassen.

Een tweede pijler bis

Vorig jaar al was sprake van een ’tweede pijler bis’. Sinds het ontstaan van de wet op het aanvullend pensioen is er een enorme beweging in de breedte gekomen. Maar niet alle contracten gaan even ver. Daarom wordt het belangrijk geacht om het systeem ook te verdiepen. Als de groepsverzekering in een bedrijf niet erg uitgebreid is, zouden werknemers ook de kans moeten krijgen om zelf te beslissen dit verder uit te bouwen, op het moment dat ze dat zelf willen. Stel: je huis is afbetaald, je hebt plots wat meer financiële ruimte. Dan zou je als individuele werknemer moeten kunnen beslissen om zelf extra te storten. Dat was het idee achter de tweede pijler bis.

Individueel, maar ook collectief

Het is wel heel belangrijk dat ook het collectieve blijft bestaan. De kritiek die de Raad voor het Pensioenbeleid uitte op de plannen van minister Bacquelaine ging precies daarover: als er enkel nog een individueel aanvullend pensioen is, dan wordt het ‘ieder voor zich’ en wordt het aanvullend pensioen als het ware een beleggersclub. Want dan komt het opbouwen van een aanvullend pensioen neer op het aanmoedigen van individuele beleggingen, iets wat niet thuishoort in een pensioenstrategie, aldus Frank Vandenbroucke (lid van de Academische Raad) in De Standaard van vrijdag 4 november 2017. Het risico komt dan ook volledig bij de werknemer te liggen.

Verschillende organisaties hebben zich de voorbije dagen hierover uitgesproken. Het mag zeker ook niet de bedoeling zijn om het wettelijk pensioen uit te hollen, klonk het onder meer bij verschillende politieke partijen.

Intussen heeft minister van Pensioenen Bacquelaine in een persbericht gereageerd. Hij stelt dat “dit recht van de werknemer (tweede pijler bis) om een vrij aanvullend pensioen op te bouwen, niet als doel heeft de tweede pensioenpijler opgebouwd op een collectieve basis (dwz op het niveau van de ondernemingen en sectoren) te vervangen. Het beoogt echter het geven van een bijkomend middel om aan heel wat werknemers voor wie de werkgever of de sector geen aanvullend pensioen voorziet, toe te laten een aanvullend pensioen op te bouwen.”

Partner Content