© G.F.

Verborgen schatten, ook bij jou thuis?

Vroeger verstopten eigenaars hun waardevolle bezittingen niet zelden ergens thuis. Sommige van die schatten hebben hun geheime bergplaats nooit verlaten en smeken om ontdekt te worden. Met een schattenjager je huis doorzoeken? Waarom niet!

Vanuit hun fluwelen etui weerkaatsen de gouden munten het licht van de lamp. Op de beeldzijde herkennen we het trotse profiel van de Franse keizer Napoleon III. Tot voor kort zaten deze goudfranken samen met andere munten in een oude beurs van verhard leer, veilig verscholen in de muur van een huis, zonder dat iemand dat wist. Een heuse schat, verstopt op een geheime plek, zoals de schatten waar we als kind thuis jacht op maakten. Met dat verschil dat deze schat hier wel degelijk werd gevonden. Het is meteen ook een van de mooiste vondsten van Pierre Carré. Want voor deze man is schatten jagen meer dan een passie: de speurneus helpt iedereen die wat hulp kan gebruiken mee zoeken. Wie denkt: wat een knotsgekke bezigheid, heeft het bij het verkeerde eind. Hier geen eeuwenoude of esoterische schatten – voor tempeliersverhalen of de kroon van Karel de Grote moet je bij hem niet aankloppen. Hij helpt je wel kostbaarheden terugvinden uit de vorige eeuw of de eeuw daarvoor. ‘In heel wat families doen verhalen de ronde over verborgen schatten’, legt Pierre Carré uit. ‘En sommige van die verhalen zijn gegrond, of toch voor een deel.’ Tot voor kort was het immers niet zo ongewoon om je bezittingen thuis te bewaren, vooral dan edelmetaal. In de meeste gevallen werd die geheime bergplaats nog tijdens het leven of kort na het overlijden van de eigenaar leeggemaakt. Maar soms blijft een schat onaangeroerd en weet niemand nog waar hij precies verborgen zit.

Oorlogsvoorraad of spaarpotje?

Pierre Carré
Pierre Carré© F. RAEVENS

Om wat voor schatten gaat het dan en waar zitten ze verstopt? ‘Het is moeilijk om daar een algemene lijn in te trekken, maar meestal gaat het om goud’, stelt Pierre Carré vast. ‘Voor het overige is elke schat anders, afhankelijk van de maatschappelijke en de historische context. De samenstelling van sommige schatten kan met de tijd evolueren, omdat ze dienst deden als spaarpotje, als appeltje voor de dorst. Andere bleven intact, bijvoorbeeld omdat mensen in oorlogstijd inderhaast hun kostbaarste bezittingen moesten verstoppen en die nadien niet meer konden ophalen. En de ene geheime bergplaats is de andere niet: sommige zitten vernuftig in elkaar, andere zijn rudimentair en snel bedacht. Het kan dus evengoed om een simpel gat in de grond als om een zorgvuldig uitgeholde spijl van een trapleuning gaan.’

Het aantal mogelijke bergplaatsen is zo goed als oneindig. Blindelings op schattenjacht gaan is dus geen goed idee. De zoektocht vergt wat speurzin en eventueel ook graaf- en breekwerk. ‘Zodra ik de garantie heb dat de aanvrager ook de eigenaar van de te onderzoeken woning is of dat hij er een zakelijk recht op kan laten gelden, begin ik aanwijzingen te verzamelen. De eerste vraag luidt dan: zijn er concrete indicaties dat de schat bestaat? Bevat het familiearchief bijvoorbeeld een aankoopbewijs van goudstaven of goudfranken, dan weten we tenminste zeker dat er op een bepaald moment goud aanwezig was. Ook al is dat geen garantie dat het er vandaag nog altijd is! Informatie inwinnen over de persoonlijkheid van de toenmalige eigenaar kan eveneens nuttig zijn: ging het om een doe-het-zelver, dan zijn we alert voor voorwerpen die een andere bestemming kunnen krijgen. Denk bijvoorbeeld aan een gordijnenstang of de binnenkant van een stopcontact dat niet meer dient. En had die persoon een hond, dan checken we altijd de bodem van het hondenhok!’

Dit zegt de wet

Volgens artikel 716 van ons Burgerlijk Wetboek is een schat iedere verborgen of bedolven zaak waarop niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen en die door louter toeval ontdekt wordt. Als je zelf een schat vindt, dan behoort de eigendom aan wie hem in zijn eigen erf vindt; wordt de schat in iemands anders erf gevonden, dan behoort hij voor de ene helft toe aan de vinder en voor de andere helft aan de eigenaar van het erf. Doe je beroep op een schattenjager om goederen op te sporen, dan kan je wettelijk gezien niet over een schat spreken wanneer deze goederen worden gevonden, want de vondst gebeurde niet louter toevallig. In dat geval kan vooraf een overeenkomst worden opgesteld die onder meer de beloning in geval van een vondst vastlegt, om betwistingen nadien te voorkomen.

Vrijetijdsschattenjagers – denk aan mensen die op zoek gaan met een metaaldetector – zijn een bron van ergernis voor archeologen. Hier is de regelgeving soms voor interpretatie vatbaar. Ze varieert ook naargelang je in Vlaanderen, Wallonië of het Brusselse Gewest op schatten jaagt. Toch hebben de gewesten één ding gemeen: zoeken met een metaaldetector is verboden (of vereist minstens een toelating) in een geklasseerd gebouw of op een erkende historische/archeologische site. Hou je rekening met dit voorbehoud en gaat de eigenaar akkoord, dan is er geen probleem om een zoektocht zonder historisch/archeologisch opzet te starten in een niet-geklasseerd gebouw of op privégrond. Toch opletten, waarschuwt Pierre Carré: “Ontdek je bij toeval een object dat historisch of archeologisch interessant kan zijn, dan heb je als aanvrager [van de zoektocht] de plicht die ontdekking binnen een redelijke termijn te melden bij de bevoegde instantie [de gemeentelijke overheid, n.v.d.r.]”.

Oogje in het zeil

Maar niet alle schatten zitten verstopt op een slimme plek. ‘De ervaring heeft me geleerd dat muren en vloeren de populairste bergplaatsen zijn’, verduidelijkt Pierre Carré. ‘In veel boerderijen heeft de kelder nog altijd een lemen vloer. Ideaal om een schat te verstoppen: je graaft een put, verstopt je kostbaarheden, je dicht de put en je schuift er een meubelstuk over. Ook oude, ruwe muren zijn efficiënte bergplaatsen: de oneffenheid waarachter de schat verscholen zit, kan lang onopgemerkt blijven als de muur erg ruw is.’ Een schat verstoppen in een plafond is zeldzamer: je kan er moeilijker bij en het valt meer op. In rijhuizen in de stad, waar het moeilijker is om iets in het metselwerk te verstoppen, moet je extra alert zijn voor meubels. Die kunnen uitgerust zijn met een geheime lade of een verborgen mechanisme.

De te onderzoeken zone moet in twee of drie dagen te scannen vallen. De zone is dus vrij klein: de woning en de onmiddellijke omgeving. ‘Niemand begraaft zijn bezittingen drie kilometer verderop in een bos of veld. Wie een schat verbergt, wil een oogje in het zeil kunnen houden. Meestal bevindt de geheime bergplaats zich dus in het huis of er rond. In oorlogstijd zijn mensen wél geneigd om hun bezittingen buitenshuis te verstoppen: ze willen ze kunnen ophalen als hun woning wordt ingepalmd.’

Schatten maken gelukkig, op elke leeftijd

De kans is groot dat na het lezen van dit artikel je verbeelding aan het werk is gezet en je aan het dagdromen slaat. Als kind lieten we ons allemaal meeslepen door sprookjes waarin fabelachtige goudmijnen worden ontdekt. Maar hoe komt het dat een schattenjacht ons ook als volwassene blijft fascineren? ‘Je zou kunnen stellen dat het idee van een schat onze trieste alledaagsheid doorbreekt’, antwoordt Nicolas Pinon, doctor in de psychologie aan de UCL. ‘Zo’n schat is als hemels manna, dat ons laat dromen van een ommezwaai in ons leven. Allemaal hebben we er wel eens van gedroomd een schat te vinden op zolder, die onze geldzorgen zou oplossen. Onze verbeelding slaat op hol en die verbeelding schept een ideaal beeld: het leven dat we ons verbeelden neemt het over van het echte leven.’

Tegelijk worden we ook teruggevoerd naar onze kindertijd. Alle kinderen vinden het geweldig om thuis in hoeken en kanten te zoeken naar een verborgen schat. Ze trotseren wat verboden is en kunnen met hun zoektocht de wereld ordenen, beheersen, bezitten, legt de psycholoog nog uit. Door weer toe te geven aan deze kinderlijke, speelse activiteit, kunnen we – al was het maar voor even – sterke en positieve gevoelens beleven, wars van sociale conventies (Freud noemde dat ’tijdelijke narcose’). ‘De gevoelens die we hebben bij het kraken van een geheim tijdens een zoektocht zijn belangrijk, want we bevinden ons tussen wat toegelaten en wat verboden is, tussen feiten en fictie, tussen waar en onwaar. We voelen ons het middelpunt van de wereld en voor even maakt onze verbeelding ons beter dan we zijn en daarom ook gelukkig.’

Speurtocht primeert op resultaat

En dan is het zaak om mogelijke schuilplaatsen grondig te onderzoeken. ‘Ik werk met verschillende metaaldetectoren en volg een strikt protocol’, aldus Pierre Carré. ‘Ik heb ook een endoscopische camera waarmee ik kan zien wat er achter een muur schuilgaat, zonder hem te beschadigen. Ik heb geen zin om een muur te hermetselen die ik onnodig heb afgebroken.’ (lacht)

En het resultaat? ‘Eerlijk gezegd ligt het aantal vondsten verhoudingsgewijs niet erg hoog’, erkent de schattenjager. ‘Ik ben al heel blij als we in 20% van de gevallen op iets interessants stuiten. Soms ontdekken we geheel toevallig ook iets anders dan dat waar we naar op zoek waren. En vinden we niets, dan is dat ook geen ramp. Een schattenjacht doet je dromen, spreekt je verbeelding aan: de zoektocht is een avontuur op zich. Als kind zijn we allemaal opgegroeid met sprookjes over koffers vol goudstukken en juwelen, en die zetten ons als we volwassen zijn nog altijd aan het dromen. En krijg ik toch een adrenalinestoot omdat ik iets gevonden heb – of dat nuéén muntstuk is, dan wel een heuse schat -, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen!’

Partner Content