© BELGAIMAGE

Ik was in Schuman die bewuste ochtend

Anne Vanderdonckt
Anne Vanderdonckt Redactiedirecteur van Plus Magazine

“Ik neem nooit de metro. Behalve die bewuste 22ste maart... Die ochtend was ik in Schuman, een beklemmende belevenis.” Anne Vanderdonckt, redactiedirecteur, getuigt meteen na de feiten.

Het zou een doodgewone dag worden. Zo’n dag die je vergeet zodra hij voorbij is. Maar dat werd het niet... Ik wil meteen benadrukken dat ik heel goed besef dat mijn ‘avontuur’, mijn angst en ontreddering, niets, helemaal niets voorstellen in vergelijking tot wat vele anderen, veel te veel, vandaag is overkomen. Mijn gedachten zijn bij hen, bij hun familie... Wat kan ik meer zeggen. Woorden schieten absoluut tekort op dit moment...

Om de files te vermijden

Ik woon sedert een twintigtal jaar in de Europese wijk in Brussel. Vanochtend had ik een afspraak bij mijn oogarts die zijn praktijk heeft in de Montgomerywijk. Beide liggen nauwelijks 3932 stappen van elkaar verwijderd, maar ’s ochtends en ’s avonds spint zich tussen beide door één gigantisch web van files. Het sluiten van de Montgomerytunnel heeft de zaken er niet beter op gemaakt. Dus besluit ik de metro te nemen.

Hoe vaak heb ik al niet moeten horen: ‘Oh leuk dat je zo dicht bij een metrohalte woont’. Dat is waar... alleen... de metro is niet echt mijn ding. En als ik dus heel eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik al meer dan tien jaar geen voet meer in het metrostation Schuman heb gezet.

Op het ogenblik dat ik mijn ticket wordt afgestempeld is het 9.09 uur. Ik voel me een beetje zoals Stanley of Livingstone. Wat een avontuur! Vlak voor mijn neus zoeft een metrostel de tunnel in. Niet erg... Ik heb tijd. Ik wacht geduldig op het perron tot er een volgende metro komt. Rondom mij doen enkele andere passagiers hetzelfde: keurig geschoren mannen, dames netjes in een tweedelig mantelpak + regenjas en aktetas voor beide geslachten.

Een explosie, maar waar?

9.11 uur: ik hoor een geluid dat veel weg heeft van een explosie . Iedereen kijkt elkaar aan, verbazing staat op alle gezichten te lezen. Maar angst? Neen, niet op dat moment. Eerlijk, als je zoals ik in een wijk woont waar voortdurend grote werven zijn, dan denk je eerder aan een heimachine dan meteen aan een aanslag. Een kwart seconde later denkt ik aan een aanslag boven, op straat. En dan zegt iemand plots: “We moeten hier weg! We mogen hier niet vast blijven zitten!” Plots hangt er een heel bizarre sfeer. Een soort gedempte paniek. Angst die je toch naar de keel grijpt. Er is nergens iets te zien, maar toch... vanochtend in Zaventem... Neen, dat kan niet dat ook in de metro... We nemen allemaal de trap. Snel. Later vernam ik dat de explosie, de horror, precies één metrostation verder plaats vond, in Maalbeek.

Mijn frank valt, ik huil

Daar sta ik dan, op het rond punt Schuman. Ga ik terug naar huis? Neen, dan kan niet, ik moet absoluut naar de oogarts. Dus besluit ik te voet te gaan. Simpel. Plots wellen de tranen op, de reactie, de realiteit die stilaan doordringt met al die ziekenwagens en politiewagens die plots uit het niets lijken op te duiken, met gillende sirenes, overal om me heen.

Ik stap door het Jubelpark terwijl ik mijn familie bel. Ik heb er nood aan de stem te horen van mensen die me lief zijn. Mensen stappen nog steeds richting centrum, met de glimlach op het gezicht, zich van geen kwaad bewust... En waarom niet, het is mooi weer, de lente doet schuchter zijn intrede. De Tervurenlaan, richting Wetstraat , is een zee van wagens, bumper aan bumper, waartussen ziekenwagens zenuwachtig hun weg zoeken. Het rond punt Montgomery ziet er precies uit zoals alle dagen sinds de tunnel gesloten is, geen doorkomen aan!

Onophoudelijke sirenes alom

Bij de oogarts ben ik niet alleen, maar toch bijna. De meisjes aan het onthaal noteren de ene afzegging na de andere. Ze bellen hun familie om iedereen gerust te stellen. Familie die soms nog helemaal nergens van weet. Niet iedereen zit de hele dag aan de radio gekluisterd. Ik beef nog. Ik heb het warm. Ik heb het koud. Een van de meisjes geeft me een glas water. We praten even. Ik ben blij dat ze luidop commentaar geven bij wat ze lezen op het internet, zo kan ik de batterij van mijn smartphone sparen, want die loopt zienderogen leeg... en je weet nooit... De sirenes dringen doorheen de muren, de scheidingswanden, mijn verwarde geest. Het houdt niet op.

“Wees voorzichtig”, zegt één van de jonge meisjes me, die zelf vrijaf heeft genomen. Om 12 uur sta ik weer op straat, één pupil nog volledig gedilateerd. Totale rust. De mooie en aristocratische Tervurenlaan is stil; politiewagens laten niemand meer door. Ik stap langsheen het Jubelpark. Geen kat te bespeuren. De zon schijnt. Het lijkt wel een zondag. Arbeiders roken een sigaret op de trappen van een bouwterrein; over enkele minuten gaan ze weer aan het werk. Er loopt een vrouw voorbij met een grote tas vol boodschappen. Het herkent een voorbijganger. Boos roept ze uit: “Wie had nu kunnen denken dat zoiets ook bij ons zou gebeuren!” Hij knikt en beiden zetten hun weg verder. Ik heb honger. Ik besluit een slaatje te kopen een de snackbar in de buurt. “Zorg goed voor jezelf”, zegt de jonge man aan de kassa me.

Temidden van een straat die voor alle verkeer gesloten is, staan twee zwarte politiewagens. Daarin zitten een aantal agenten, van top tot teen in het zwart, met bivakmuts, zoals je ze op tv ziet... allemaal met een grote sandwich in de hand. Ze trekken alle aandacht, deze potige kerels. Je zou het haast vergeten: die agenten zijn ook gewone mensen die moeten eten.

Partner Content