Schouderprotheses worden steeds efficiënter

U kunt uw arm niet meer bewegen zonder pijn? Een boek van de bovenste plank nemen lukt niet meer? Gelukkig hebben de schouderprotheses een enorme evolutie doorgemaakt. Een overzicht van de meest recente technieken...

Alles evolueert snel”, zegt dr. Philippe Bouté van het Brusselse Brugmannziekenhuis. “We halen onze achterstand op de heup- en knieprotheses snel in.”

Naast de klassieke anatomische prothese hebben twee nieuwe prothesetypes de laatste jaren opgang gemaakt. Hierdoor worden nagenoeg alle mobiliteitsproblemen van het schoudergewricht opgelost. Sinds ongeveer drie jaar betaalt het ziekenfonds ze ook terug.

Niet te lang wachten

“Vaak komen patiënten pas met een schouderaandoening naar ons toe wanneer die in een vergevorderd stadium zit,” beklemtoont dr. Bouté. “De schouder is nu eenmaal een heel ander gewricht dan een heup of een knie: het bovenste lidmaat heeft geen ondersteunende functie. Iemand met artrose ter hoogte van de schouder kan nog altijd stappen en is nog altijd mobiel. Hij ondervindt enkel hinder bij extreme bewegingen, althans in het beginstadium van de aandoening. En dus is hij geneigd (te) lang te wachten. De onderste ledematen hebben immers, als gevolg van de zwaartekracht, meer te lijden van degeneratieve ziekten zoals artrose, met mechanische letsels.”

Twee factoren zetten de patiënt er uiteindelijk toch toe aan naar de dokter te gaan: de pijn begint een handicap te vormen en de schouder func-tioneert almaar minder goed en wordt dus minder beweeglijk. “De patiënt klaagt dat hij zich niet meer kan aankleden, niet meer bij zijn eigen rug kan, niets meer kan opheffen of uit een kast halen... De arm optillen wordt moeilijk en pijnlijk, wat onder meer verband hout met artrose. En die heeft dan weer tot gevolg dat het kraakbeen geleidelijk en volledig verdwijnt. Het gewricht functioneert dan niet meer zoals het hoort.”

Vooral bij artrose en breuken

Bij de degeneratieve letsels is primaire artrose de belangrijkste reden om een schouderprothese te overwegen. Ook reumatoïde artritis kan dermate invaliderend zijn dat een prothese noodzakelijk wordt. “Maar ook gescheurde schouderpezen kunnen een reden zijn,” verduidelijkt dr. Bouté. “Het spreekt voor zich dat er door die afwezigheid van pezen na 10 of 15 jaar artrose optreedt. Dit fenomeen – dat onder de degeneratieve letsels valt – noemen we secundaire artrose na een rotatorcuffruptuur.”

Dankzij de vier pezen van de rotatorcuff – die aan de spieren vastzitten- kunnen we onze arm optillen of draaien. Als die pezen scheuren, is dat vaker te wijten aan ouderdom dan aan een trauma.

“De tweede grote groep prothesepatiënten heeft te maken met traumatische letsels, dat wil zeggen complexe schouderbreuken.”

Drie prothesetypes

Momenteel zijn er drie grote types van protheses beschikbaar. Welk type de chirurg kiest, hangt af van de leeftijd van de patiënt, het stadium van de artrose, het botkapitaal van de patiënt en het feit of er al dan niet pezen gescheurd zijn, hetzij gedeeltelijk hetzij volledig.

Anatomische schouderprothese

Dit is het oudste type: de eerste anatomische protheses werden al in de jaren 50 geplaatst. Doorgaans gebeurt dit bij patiënten ouder dan 70. “Bij deze ingreep zagen we de humeruskop af en brengen we in het bot een lange pin in met daarop een halve bol die dienst zal doen als nieuwe humeruskop. Dit prothesetype kiezen we bij ernstige artrose. Het is bijzonder aangewezen bij oudere patiënten die nog over goede pezen beschikken.”

Resurfacing prothese

Sinds vijf jaar wordt dit prothesetype almaar vaker geplaatst. Het kan worden gebruikt bij veel jongere patiënten omdat men maar een heel klein deel van het bot vervangt. Het voordeel is dat men nadien nog altijd een anatomische prothese kan plaatsen. “Een resurfacing prothese geeft ons inderdaad de mogelijkheid om – indien nodig – later een anatomische prothese te plaatsen. Het grootste deel van het botkapitaal van de patiënt is immers intact gebleven.”

Deze prothese heeft qua vorm wat weg van een halve uitgeperste sinaasappel die bovenop de humeruskop (het bot in de arm) wordt aangebracht. Ze is aangewezen bij beginnende of matige artrose. “Het grote voordeel is dat een dergelijke prothese ook in een veel vroeger stadium van de aandoening kan gebruikt worden”, aldus nog dr. Bouté. “We hoeven niet te wachten tot de artrose vergevorderd is zoals in het verleden omdat we nu weten dat we later zonder problemen opnieuw kunnen opereren. Daardoor kan de patiënt vele jaren eerder van zijn pijn verlost zijn. ”

Omgekeerde schouderprothese

Sinds 10 jaar wint dit prothesetype enorm terrein. Men gebruikt het bij artrose met cuffruptuur en bij breuken. Het is een oplossing voor oudere patiënten die helemaal geen pezen meer hebben. Waar de naam omgekeerde schouderprothese vandaan komt? Dr. Bouté: “Bij een anatomische prothese plaatsen we de halve bol aan het uiteinde van het opperarm-been maar in dit geval zetten we die halve bol met schroeven vast in het schouderblad. Het kapje wordt vastgezet op de pin in het opperarmbeen. We draaien het gewricht dus eigenlijk om. De mechaniek van de schouder verandert volledig en er zijn geen pezen meer nodig om de arm op te tillen. Er worden andere spieren aan het werk gezet. De patiënt kan dus opnieuw zijn arm opheffen, zelfs zonder pezen.”

Dankzij deze oplossing worden patiënten die tevoren hun arm nog amper konden bewegen, opnieuw mobiel. Wanneer de chirurg toen een anatomische prothese plaatste in een kapotte schouder zonder pezen, was de patiënt wel van zijn pijn verlost maar qua mobiliteit ging zijn toestand er nauwelijks op vooruit. De schouderfunctie bleef beperkt.

Weinig pijn, geleidelijke revalidatie

Vóór de ingreep maakt men röntgenfoto’s om na te gaan of – en, zo ja, in welke mate – er sprake is van artrose. Daarna moet een scan uitwijzen of de pezen nog op hun plaats zitten en of ze nog functioneren. “Deze informatie helpt de chirurg bij het kiezen van de meest geschikte prothese. Uiteraard verricht hij ook een klinisch onderzoek om de mobiliteit van de patiënt te beoordelen. We gaan heus geen schouderprothese plaatsen bij iemand die alleen pijn heeft maar zijn schouder uitstekend kan gebruiken, ook al heeft hij een beetje artrose.”

De patiënt verblijft 4 of 5 dagen in het ziekenhuis. “De ingreep duurt ongeveer een uur en vindt altijd plaats onder volledige verdoving. En momenteel is het de trend om ook een zenuwblok aan te leggen, waardoor de arm in kwestie wordt verdoofd. Men plaatst een kleine katheter onder in de hals om de arm te verdoven. Hiermee beoogt men ook pijnstilling na de operatie om de patiënt comfortabel door de eerste 48 uur te helpen. Op die manier heeft hij maar heel weinig pijn.”

Deze techniek kan bij alledrie de prothesetypes worden toegepast en de revalidatie verloopt geleidelijk. Bij een resurfacing schouderprothese begint ze al daags na de ingreep, bij een omgekeerde schouderprothese na een tweetal weken en bij een anatomische na drie weken. Kreeg de patiënt een anatomische prothese, dan wordt de arm eerst passief bewogen (door de fysiotherapeut) en pas later actief. “Voor de volledige revalidatie moet je op drie maanden rekenen.”

Resurfacing prothese en sport

Een recente Amerikaanse studie onderzocht in hoeverre patiënten na een resurfacing prothese opnieuw konden sporten en, als dat het geval was, ook op welk niveau en met hoeveel voldoening dit gebeurde. Uit de studie bleek dat de meerderheid van de patiënten zich na hun operatie opnieuw aan een van de klassieke sporten waagde (golf, tennis, maar geen gevechtssporten). Verder werd duidelijk dat dit perfect lukte (weliswaar op een niet-professioneel niveau) en dat de betrokkenen in de meeste gevallen tevreden waren over het resultaat.

Levensduur: 15 jaar

Een prothese is zeker niet de eerste optie. Vooraleer men die overweegt, zal men een niet-invasieve conservatieve behandeling proberen, waarbij het bot intact blijft: pijnstillers, ontstekingsremmers, eventueel injecties, fysiotherapie... “Pas als dit alles geen soelaas meer brengt, is het tijd voor een prothese.” Waarom men de plaatsing van een prothese uitstelt? “Soms kunnen we met een conservatieve behandeling 3 tot 5 jaar winnen. Een prothese gaat ongeveer 15 jaar mee, ze verslijt namelijk mettertijd. We hebben er dus belang bij zo lang mogelijk te wachten om te vermijden dat we later opnieuw moeten opereren. Bij een patiënt van 75 is de kans klein dat we nog opnieuw moeten opereren maar bij jongere mensen is dat gevaar er wel. En hoe vaker we moeten opereren, hoe moeilijker de ingreep in technisch opzicht wordt en hoe minder goed de resultaten zijn.”

Verder met een prothese

Wat is er nog mogelijk met een schouderprothese? Welke sporten kan de patiënt nog beoefenen? “Dat hangt onder meer af van het type prothese en van de leeftijd van de patiënt. Een jonge patiënt die een resurfacing prothese krijgt, zal na de ingreep ongeveer alles kunnen doen wat hij wil. Alleen gewichtheffen lijkt me niet zo’n goed idee...”

Patiënten met een omgekeerde prothese of een anatomische prothese krijgen de raad sporten als volleybal, badminton en tennis te mijden. Golfen en vissen mag nog altijd. “Kortom, de levenskwaliteit verbetert absoluut. En vergeleken met de protheses van tien jaar geleden herwint de patiënt vandaag veel méér levenskwaliteit.”

Partner Content