Nierfalen kan steeds beter worden behandeld

Wanneer de nieren nog maar gedeeltelijk hun rol als bloedfilter vervullen, spreken we van chronische nierinsufficiëntie of nierfalen. Maar mits behandeling met de modernste technieken kan dialyse of een transplantatie lang uitgesteld worden.

De belangrijkste rol van onze nieren is de constante filtratie van het bloed om de ophoping van giftige stoffen in ons lichaam te vermijden. De werking van de nieren kan om verschillende redenen verminderen. Dit wordt chronische nierinsufficiëntie of nierfalen genoemd. “In België leeft 5 tot 10% van de bevolking met een chronische nierziekte. En bijna één persoon op de 900 bereikt het stadium van de terminale nierinsufficiëntie. Die heeft dus nierdialyse of een transplantatie nodig”, zegt prof. Michel Jadoul van de afdeling Nefrologie in het Brusselse Saint-Lucziekenhuis.

Deze cijfers stijgen voortdurend (ongeveer met 5% per jaar), voornamelijk wegens de vergrijzing die gekenmerkt wordt door een toename van hart- en vaatziekten en diabetes, de twee belangrijkste veroorzakers van nierinsufficiëntie.

Regelmatige screening

Wat zijn de symptomen? Hier schuilt nu net het probleem: er zijn er vaak geen, althans in het vroege stadium van de ziekte. “En dat is heel erg jammer want als de ziekte snel ontdekt wordt, kunnen we ze meestal met medicijnen afremmen en op die manier een dialyse of een transplantatie uitstellen”, zegt prof. Jadoul. “Deze opties hoeven dus echt niet onvermijdelijk te zijn.”

Naast een bloedproef voor het meten van het creatininegehalte in het bloed – een hoog gehalte wijst op een probleem -, bestaat er nog een ander eenvoudig middel om een nierziekte te herkennen, namelijk via analyse van urine. “Met name kunnen we de aanwezigheid van albumine opsporen voordat er nierinsufficiëntie optreedt, en de patiënt een aangepaste behandeling met geneesmiddelen voorschrijven om de ziekte tijdig af te remmen.”

Als voorzorgsmaatregel wordt een screening aanbevolen vanaf de leeftijd van 50 jaar. Dit onderzoek bestaat dan uit een analyse van de urine en een bloedproef. “Zelfs als de behandelende arts een regelmatige bloedproef niet nodig vindt, kan hij om de twee tot drie jaar de urine laten onderzoeken”, zegt prof. Jadoul.

Nierdialyse, een vervangingsfilter

Wanneer de nieren nog maar voor 9 tot 10% werken (de dokters spreken dan van terminale nierinsufficiëntie), wordt overgegaan tot dialyse waarbij een machine het bloed zuivert in plaats van de falende nieren. Er bestaan twee soorten dialyses: de hemodialyse en de peritoneaaldialyse.

Bij hemodialyse worden twee naalden in de arm van de patiënt geprikt. De ene naald zuigt het bloed op, de andere spuit het opnieuw in. Tussen beide fasen wordt het bloed gezuiverd door een machine. “De patiënt moet dit om de twee dagen, ofwel drie halve dagen per week, doen”, zegt prof. Jadoul. Hemodialyse kan thuis (met behulp van een machine die de patiënt leent van het ziekenhuis), in het ziekenhuis of in een dialysecentrum in de buurt gebeuren.

Ook de peritoneaaldialyse is een zuiveringsmethode die buiten de nieren plaatsvindt. Het verschil met de hemodialyse is dat in dit geval een natuurlijk membraan, het buikvlies, gebruikt wordt. Er wordt operatief een (definitieve) katheter ingebracht, via dewelke de dialysevloeistof (het dialysaat) naar de buikholte vervoerd wordt. Na enkele uren hebben de afvalstoffen zich via het buikvlies naar het dialysaat verplaatst, dat dan vervangen wordt door een nieuwe vloeistof. De patiënt moet dit thuis doen, en het elke dag herhalen.

“Elk type van dialyse heeft zijn voor- en nadelen”, zegt prof. Jadoul. “Een voordeel van beide types is alvast dat ze ’s nachts kunnen gebeuren zodat de patiënt overdag vrij is.”

Niertransplantatie: minder afstoting

Een andere, radicalere optie is een transplantatie en dat is vaak de beste oplossing voor de patiënt omdat hij daarna opnieuw een normaal leven kan leiden. Deze operatie wordt inmiddels beschouwd als een routineprocedure. “Wat wel nog evolueert, zijn de immunosuppresiva, die het risico op afstoting moeten beperken. Om de drie tot vijf jaar zien nieuwe geneesmiddelen het daglicht. Dertig jaar geleden moesten we bijvoorbeeld vijf keer meer cortison geven dan nu, gewoon omdat de geneesmiddelen nu efficiënter zijn.”

Het aantal afstotingen neemt dan ook razendsnel af. “In de jaren zeventig kreeg bijna 60% van de patiënten binnen het jaar na de transplantatie te maken met afstoting. In de jaren tachtig daalde dit percentage tot 40% terwijl het tegenwoordig amper nog 10% bedraagt!”

Levende donor voor kortere wachttijden

Zoals bij elke orgaantransplantatie verloopt er vaak veel tijd tussen de inschrijving op de wachtlijst en de donatie van een orgaan door een overleden donor. “Momenteel bedraagt de gemiddelde wachttijd voor een nier 2,5 jaar. In de toekomst zouden steeds meer transplantaties echter gebaseerd zijn op een levende donor. Er werd heel wat vooruitgang geboekt op dit gebied. In de Scandinavische landen en in de Verenigde Staten vertegenwoordigt deze techniek al 40 tot 50% van de transplantaties. In België bedraagt dit percentage nog maar 10% tot 15% maar dat neemt in snel tempo toe.”

Waarom dit grote verschil met andere landen? Het is een kwestie van mentaliteit. De Scandinavische landen staan gewoon meer open voor dergelijke zaken. “En ook omdat in de Verenigde Staten bijvoorbeeld een nog langere wachttijd voor overleden donoren geldt dan hier. Ze zijn dus noodgedwongen meer geneigd tot transplantaties van een levende donor.” Op de lange termijn zijn de gevolgen van beide soorten transplantaties gelijk voor de patiënt.

Gery Meeüs (47): “Ik kreeg een nier van mijn zus”

Twee jaar geleden kreeg ik van de arts te horen dat ik terminale nier-insufficiëntie had en rekening moest houden met 3,5 jaar nierdialyse voordat ik een transplantatie van een overleden donor zou krijgen”, zegt Gery Meeüs. “Maar dat was buiten mijn zus gerekend. Zonder dat ik het wist legde ze alle tests af en toen stelde ze me voor een nier af te staan. Ze stelde zich daar nauwelijks vragen bij. Het was nodig voor mij, dus zou het gebeuren! In eerste instantie weigerde ik. Het klinkt misschien belachelijk maar ik kon het niet aanvaarden. Gelukkig wisten de psychologen me te overtuigen.

De dag na de operatie voelde ik me prima en dat is vandaag nog altijd zo. Drie maanden later heb ik de 20 km van Brussel gelopen. Mijn zus had het de twee weken na de transplantatie minder gemakkelijk. Het was moeilijk voor haar om aan haar bed gekluisterd te zijn en geneesmiddelen te moeten nemen. Bovendien trad er een complicatie op. Maar uiteindelijk is alles goed gekomen en zodra ze het ziekenhuis mocht verlaten, was alle ellende ook voor haar voorbij. Het gaat nu heel goed met haar.

Een nier afstaan is niet min! Ik heb me heel wat vragen gesteld. Voor de operatie vroeg ik me af of ik hetzelfde zou doen voor haar. Nu denk ik van wel. Het heeft onze relatie wel degelijk veranderd. Vroeger hadden we al eens ruzie maar tegenwoordig ben ik... braver! Dankzij haar ben ik een ander mens geworden. Het is alsof ik de tien jaar voor de transplantatie geslapen heb. Ik sport opnieuw veel en ben zeer actief. Ik voel me plots jaren jonger. Dat is overigens niet altijd gemakkelijk voor de partner of de vrienden. Zij moeten zich aanpassen aan een ‘nieuwe’ persoon!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content